32

‘Kijk eens aan, daar hebben we onze held!’ Inspecteur Steel zat in Logans stoel, met haar voeten op zijn bureau en een opengeslagen exemplaar van de Aberdeen Examiner van die ochtend op haar schoot. ‘Waar was jij nou? Ik ben er al úren.’

‘Je meent het,’ zei Logan terwijl hij het bruine plastic dienblad uit de kantine voor haar neerzette. ‘Dikke Gary vertelde me anders dat je om elf uur bent binnengekomen. Het is nu kwart over elf.’

Steel grinnikte. ‘Al goed, geef me die spekboterham maar, dan praten we nergens meer over. Meneer de held.’

Hij overhandigde haar de in aluminiumfolie verpakte spekboterham en leunde achterover tegen de enige radiator die de kamer rijk was. ‘Ik heb dat artikel echt niet zelf geschreven.’

Steel pakte haar spekboterham uit en nam er een flinke hap van. ‘Hoofdcommissaris Brian wil ons graag persoonlijk complimenteren voor het in de kraag vatten van Leith. Natuurlijk is het allemaal te danken aan mijn coachende stijl van leidinggeven en…’

‘Je hebt tomatenketchup op je bloes.’

De inspecteur bestudeerde haar voorgevel. ‘Hè, nee, niet wéér!’

‘Hoe dan ook,’ zei Logan, terwijl hij zijn koffiebeker pakte en naar het prikbord liep om de foto's van de Leith-plaats delict eraf te halen, ‘veel schieten we er niet mee op. De Vleesmeester hebben we nog steeds niet. Daarmee zijn we nog geen steek verder gekomen.’

‘Ben je niet goed wijs?’

‘Dat is toch gewoon zo? Hij loopt nog steeds vrij rond…’

‘God, daar gaan we weer… Nou, wees maar weer sikkeneurig dan. Bij jou mag het glas dan halfleeg zijn, bij mij is het hartstikke halfvol. Ik heb al in geen tijden een schouderklopje gehad van kale Brian.’ Ze nam opnieuw een buitensporig royale hap en begon enthousiast te kau wen. ‘Mmmmmph, mmm, mph-mmmm?’

‘Ja, dat denk ik wel. Maar niet voordat Insch terugkomt.’ Hij stopte de foto's van de plaats delict in de map met gegevens over het echtpaar Leith en legde die vervolgens in zijn uitbakje. ‘Nou, als er niets dringends meer is dan ga ik maar eens naar huis om…’

‘O nee, geen sprake van! Ben je vergeten wat de commissaris gisteravond heeft gezegd? Als Wiseman uit beeld verdwijnt dan moeten we als de bliksem op zoek naar een andere verdachte die we dit allemaal in de schoenen kunnen schuiven. Wij gaan samen nog eens met een stofkam door de dossiers van 1987.’

‘Dat kun je niet menen… We hebben gisteren een dienst van twintig uur gedraaid!’

‘Nou, ga maar klagen bij de vakbond, mede namens mij.’ Ze stak het laatste stuk van de spekboterham in haar mond, verfrommelde het aluminiumfolie en gooide het in de richting van de prullenbak. Ze miste ruimschoots.

‘We hebben al die oude gegevens al doorgenomen en…’

‘En dat gaan we nu gewoon nog een keer overdoen, oké?’ Ze pulkte iets tussen haar tanden vandaan en begon erop te kauwen. ‘Wees eens een keertje niet zo verschrikkelijk werkschuw. We krijgen ons schouderklopje pas na de lunch, dus er is nog genoeg tijd. Hou me maar op de hoogte. Ik ga even… eh… Ik heb een vergadering. Als iemand naar me vraagt dan zeg je maar dat ik in bespreking ben.’

Logan onderdrukte een geeuw, nam opnieuw een slok koffie en dook weer in het McLaughlin-dossier. Hij had Steel niet helemaal de waarheid verteld. Hij had het dossier nog niet eerder gelezen. In ieder geval niet helemaal. Hij had het alleen maar even snel doorgebladerd, en zich meer geconcentreerd op de sectierapporten en de beschrijvingen van de plaatsen delict. Nu hij het van A tot Z doornam was dat nogal een openbaring.

Zodra inspecteur Brooks – het was 1987, voordat hij was bevorderd tot commissaris – Ken in het vizier had gekregen, had hij zich volledig op deze verdachte gericht. Wat Brooks betrof was Wiseman de dader en daarmee uit.

Het bloed in de kofferruimte van de auto had de doorslag gegeven. In de schriftelijke verslagen kwam Brooks er keer op keer op terug.

INSPECTEUR BROOKS:Hou er nou maar mee op, Ken, we weten dat je het gedaan hebt.

WISEMAN:Ik heb het je toch verteld! Het was een hert. Ik heb het langs de weg gevonden.

INSPECTEUR BROOKS:Denk je nou echt dat ik dat geloof?

WISEMAN: Hij bewoog nog. Ik heb hem mee naar huis genomen en geslacht.

INSPECTEUR BROOKS: Maar ze hebben daar ook menselijk bloed gevonden, idioot.

WISEMAN: Dat was van mij. Het beest gaf een trap toen ik hem in de kofferbak tilde. Recht in mijn gezicht. Ik bloedde als een rund.

Logan bladerde de forensische rapporten door. Volgens het lab waren de monsters te vervuild om een positieve identificatie mogelijk te maken. De DNA-test gaf geen uitsluitsel.

In vijfennegentig, toen de beroepszaak van Wiseman diende, probeerden ze het opnieuw. Het testen van DNA ging toen al een stuk geavanceerder dan in 1990, maar het menselijke bloed dat ze uit het bewijsmateriaal konden halen was zodanig vervuild met het bloed van Wiseman zelf dat zelfs de domste advocaat nog gehakt had kunnen maken van de aanklacht. Dus had inspecteur Brooks geprobeerd het bewijsmateriaal achter te houden.

Maar de verdediging kreeg het toch in handen, met als gevolg dat de zaak stukliep en Wiseman werd vrijgesproken.

Wisemans ‘bekentenis’ had een ereplaats gekregen achter in het dossier, in een speciale plastic map. Hij was zo te zien uitgetypt door iemand met meer vingers dan grijze cellen:

Ik heb het gedaan. Ik heb het gedaan en er spijt van. Ik wilde haar geen pijn doen maar ik heb het wel gedaan. Het heeft veel gebloed. Erna wist ik niet wat ik moest doen, dus ben ik ertoe overgegaan het lichaam in stukken te hakken en mezelf van de onderdelen te ontdoen. Ik heb er geen herinnering meer van waar ik ze heb begraven. Ik had gedronken.

Zo ging het nog anderhalve pagina door – een hopeloze opeenstapeling van onduidelijke formuleringen, typefouten en regelrechte leugens. Met aan het eind een rafelige handtekening. Alsof degene die hem zette net met zijn hand klem had gezeten tussen een bureau en een bureaula. Er was een tweede versie van de bekentenis, netjes getypt door iemand die wél kon spellen. De handtekening van Wiseman zag er niet veel beter uit.

Logan schoof het dossier van zich af. Hij kon er moeilijk bij hoe het mogelijk was dat iemand als Brooks het had geschopt tot commissaris; de klootzak was niet beter dan een ordinaire crimineel. En Insch had hem geholpen. Insch, die er altijd zo op stond dat alles volgens het boekje moest gebeuren, had een gedetineerde mishandeld en een bekentenis uit hem geslagen. Geen wonder dat Wiseman het op hem gemunt had…

De lunch bestond uit een bordje gebakken aardappelen in de kantine. Hij at ze met een vork en sloeg met zijn andere hand de pagina's om van het verslag dat de technische recherche had gemaakt van de vervallen slagerij waar de overblijfselen van Ian en Sharon McLaughlin waren gevonden. Toen hij het uit had deed hij het rapport terug in de map en haalde het beduimelde exemplaar van Doordrenkt met bloed eruit dat hij van Faulds had gekregen. Hij bladerde erin totdat hij de pagina had gevonden waarop diezelfde plek werd beschreven.

Toen God de mens schiep, gebruikte hij simpele materialen. Onze lichamen, onze hersens en het bloed dat door onze aderen stroomt verschillen niet veel van die van de dieren die we slachten om op te eten. Een varken, een koe, een mens: nadat de slager er zijn kunsten op heeft losgelaten is het allemaal niet meer dan vlees. We zijn niet meer dan vlees.

Een anonieme tip leidde de politie naar de voormalige slagerij aan Palmerston Road, vlak bij het treinstation. De grond schudde onder hun voeten toen de rechercheurs de rommel in het vervallen interieur doorzochten. Tussen het kapotte pleisterwerk en de gammele meubels bewogen zich de ratten. De vloer en de muren van de slagerij, die al achttien jaar geleden was gesloten en fungeerde als opslagruimte, zaten onder de duivenuitwerpselen.

Tegenwoordig hangt er een uithangbord van een makelaarskantoor, maar in januari 1988 was het de laatste rustplaats van mijn ouders. Tenminste, dat zou het zijn geweest als de politie dat nachtelijke anonieme telefoontje niet had binnengekregen.

Logan bladerde opnieuw door het dossier, op zoek naar een verwijzing naar het telefoongesprek dat was gevoerd vanuit een telefooncel in Torry. Er stond dat het een vrouwenstem was geweest, dronken en bang. Ze dachten dat het waarschijnlijk een hoertje was dat in die buurt op zoek was naar een klant. Of misschien iemand uit het gestaag groeiende leger daklozen, op zoek naar een geschikte plek om zichzelf in slaap te drinken. Brooks had de gebruikelijke oproepen geplaatst, maar niemand had zich gemeld.

De vrieskasten achter in de winkel waren leeggehaald en de inhoud lag opgestapeld op de toonbanken. De muren waren smerig en tot in de bovenste hoeken beschimmeld: een permanente schaduw die zelfs de schijnwerpers van de technische recherche niet konden verdrijven. Mijn ouders hingen aan vleeshaken die in het plafond waren bevestigd.

Dat klinkt dramatischer dan het daadwerkelijk was. Hoewel de stank gruwelijk was (de elektriciteit was al lang geleden afgesloten en overal heerste dus kamertemperatuur), was nauwelijks te zien dat de stukken vlees die daar hingen ooit iemands vader en moeder waren geweest. Het was gewoon vlees.

En op die smerige muren waren de woorden geschreven die voor altijd in mijn ziel geëtst zouden blijven. Een boodschap van de man die bekend zou worden als ‘de Vleesmeester’.

‘Vanuit de geschiedenis, waar onze oorsprong ligt,

Toen priesters Gods wetten naleefden

En offergaven en feesten

menig altaar doordrenkt met het bloed van geslachte beesten…’

Een boodschap geschreven met bloed. Het bloed van mijn ouders.

Nadat hij enige tijd had nagedacht en langzaam zijn pudding had opgegeten, haalde Logan een kop thee en ging terug naar de kamer waarin al het historische materiaal over de zaak lag opgeslagen. Ergens in het dossier was te lezen dat Brooks had ontdekt dat de oorsprong van de woorden op de muur van de slagerij te vinden waren in Trinity Hall – het thuis van de zeven gilden – een betonnen blokkendoos die was gebouwd in de jaren zestig. Het gebouw lag aan Holburn Street, vlak bij McFarlane's…

‘Doordrenkt met bloed’ – een regel uit een schilderij dat eigendom was van het slagersgilde: De Vleesmeesters. Zo was de moordenaar aan zijn naam gekomen.

Logans thee was steenkoud toen hij klaar was met het lezen van de verslagen van alle verhoren: Brooks had alle slagers van de stad naar het bureau gesleept, of ze nu lid van het gilde waren of niet. Zo was zijn fixatie op Wiseman begonnen.

‘Hé, wakker worden.’ Inspecteur Steel kwam de kamer binnengewandeld, gehuld in een wolk sigarettenrook. ‘Het is halfdrie. Ben je klaar om te horen te krijgen wat een ontzettend slimme jongen je bent?’

Logan keek op van Wisemans eerste confrontatie met de politie. ‘Wacht even… Hé!’

Steel had het verslag uit zijn hand gerukt. ‘Laat me eens zien wat er zo belangrijk is…’ Haar lippen bewogen terwijl ze las. ‘Jezus,’ zei ze, toen ze de balpenaantekeningen op de achterkant las. ‘Brooks de Beuker slaat weer toe. Heb je dit gezien? “Hij heeft duidelijk iets te verbergen.” “Onbetrouwbaar.” “Geeft nooit een direct antwoord.” “Je voelt gewoon dat ie schuldig is…” Nou, als dat waarheidsvinding moet voorstellen…’ Ze legde het verslag op Logans bureau. ‘Maar kom op, we moeten gaan. Anders komen we te laat voor de complimentjesregen.’

Dertig minuten later

‘Die vuile, smerige etter!’ Steel plofte verontwaardigd in Logans stoel. ‘Dat geloof je toch niet? Wat een doorgebakken knoflookteen!’ Ze stond weer op, vloekte opnieuw, gaf een trap tegen de archiefkast en bedacht nog een aanvullende titel voor hoofdcomissaris Brian Anderson: ‘Wat een uitgewrongen poepluier!’ Ze liet zich weer in de stoel vallen.

‘Nou,’ zei Logan, die zijn best deed zijn woorden zorgvuldig te kiezen, ‘het had nog erger kunnen zijn.’

‘We hadden Finnie kunnen treffen.’

‘Die… lul?’ Ze wreef met haar handen over haar gezicht. ‘Hoe kunnen ze nou zeggen dat ik niet proactief genoeg ben? Hoe proactief moet ik dan zijn? En dat terwijl we net Leith hebben opgepakt!’

Logan leunde achterover in zijn stoel aan de andere kant van het bureau en bereidde zich voor op de aanstaande tirade. Tien minuten later ging ze nog steeds tekeer.

‘Je begrijpt natuurlijk wel waar het hier écht over gaat, nietwaar? We kunnen het niet hebben dat een belangrijke zaak als deze wordt geleid door een vrouw. Néé. Daarvoor hebben we toch liever een kaal mannetje!’ Ze deed een imitatie van de hoofdcommissaris: ‘Het lijkt me beter als commissaris Bain in deze zaak een wat actievere rol gaat spelen… Toen Insch nog de leiding had kwam het niet in ze op om iemand anders naar voren te schuiven. Waar of niet?’ Steel ging weer zitten. Ze bleef nog een tijdje mokken, haalde toen haar pakje sigaretten tevoorschijn en draaide het een paar keer om in haar handen. ‘Doe mij een plezier en ga Insch eens opzoeken.’

‘Wat? Nu?’

‘Nee, niet nu. Vanavond. Ik weet dat hij de laatste tijd niet te genieten was en dat hij je een muilpeer heeft verkocht… Maar… nou, ja… Breng hem een zak gombeertjes of zoiets.’

‘Ik kan niet. Ik heb iets vanavond.’ Dat was een leugen. Logan kon de confrontatie met het verdriet van Insch niet aan. Nog niet. Hij had nog te veel last van het schuldgevoel.

‘Insch is een collega, Laz, we mogen hem niet in de steek laten. Niet nu zijn kleine meisje op zo'n verschrikkelijke manier om het leven is gekomen.’

‘Maar als ik Wiseman niet had opgejaagd…’

‘Jij bent altijd de favoriet van Insch geweest. Hij heeft iemand nodig om mee te praten. Jou. Trouwens, wat is het ergste wat er kan gebeuren? Dat hij een beetje tegen je tekeergaat? Dat zou hem waarschijnlijk alleen maar goeddoen. Vind je niet dat we hem dat verschuldigd zijn?’

Logan vloekte. Maar de inspecteur had gelijk: hij was het Insch verschuldigd. ‘Oké, oké, ik ga wel bij hem langs.’

‘Zo mag ik het horen.’ Steel hees zich uit de stoel en liep naar de deur. Voordat ze de gang op liep keek ze om en riep: ‘Maar vertel hem in godsnaam niet dat ik je heb gestuurd! Dat zou niet goed zijn voor mijn reputatie als harteloos kreng.’

Het was al halfvijf en Steel was nog steeds niet terug. Logan had een verse kop thee gehaald en bestudeerde het dossier van de afdeling Voorlichting over Ian en Sharon McLaughlin; alle persberichten, de krantenknipsels en de speeches die waren geschreven voor degene die op het bewuste moment hoofdcommissaris was. Op een van de krantenknipsels was een foto te zien van de voormalige inspecteur Brooks en de magere en rijkelijk van hoofdhaar voorziene rechercheur Insch, genomen voor het gerechtsgebouw. Het foto-onderschrift luidde: ‘Verdachte achter de tralies.’

Hij spreidde het artikel uit over het bureaublad, leunde achterover en keek naar het whiteboard met de foto's van de slachtoffers. Hoeveel van hen zouden de dood hebben gevonden vanwege Brooks' monomane fixatie op Wiseman?

Logan belde Colin Miller en vroeg hem om een gunst.

‘Wat, alweer? Je bent me nog een lunch verschuldigd voor de laatste keer.’

‘Als je dit voor me doet maken we er avondeten van. Afhaalmaaltijd van de Thai?’

‘Ik luister…’

‘Ik wil dat je in de archieven duikt. Vermissingen, inbraken, gevallen van voedselvergiftiging, creutzfeldt-jakob… dat soort dingen. Van 1987 tot 1990.’

Het werd stil aan de andere kant van de lijn.

‘Ga je me nog vertellen waar dat allemaal voor is?’

‘Nee.’

‘Jij vraagt me om drie jaargangen oude troep te gaan doorzoeken en je vertelt me helemaal niets?’

‘Luister, we…’

‘Ik wil het exclusieve verhaal. Ik krijg de primeur, wat het ook is. Of ik verroer geen vinger.’

‘Ik probeer alleen maar het oorspronkelijke onderzoek in de juiste context te plaatsen.’

‘Geen exclusiviteit, geen deal.’

Logan zei dat hij zou zien wat hij kon doen. ‘Het hangt van de inspecteur af.’

‘Wie van de twee, Vetklep of Kreukelkop?’

‘Steel. Insch is met ziekteverlof. Zijn dochter…’

‘Shit, man, dat was ik even vergeten. Luister, ik zal doen wat ik kan, maar ik moet vanmiddag een wetenschapper interviewen in het Rowett. “Hepatitis C in de voedselketen: is uw avondeten nog veilig?” Zoiets dus.’

Daar zaten ze net op te wachten. Nog meer paniekzaaierij door de kranten.

‘Weet je wat, we zien elkaar vanavond om acht uur in de Howff. Dan drinken we wat en dan bespreken we dat exclusieve verhaal.’

‘Oké, dan kan ik je…’ Logan sloot zijn ogen en vloekte zachtjes. ‘Ik kan niet vanavond. Ik heb iets anders. Morgen?’

‘Goed, maar jij trakteert.’

‘Afgesproken.’ Logan hing op en concentreerde zich weer op het dossier McLaughlin, daarmee het onvermijdelijke uitstellend totdat honger en het schuldgevoel de overhand kregen. Of hij het nou leuk vond of niet, hij moest een bezoek brengen aan de ouders wier dochter door zijn schuld was omgekomen.

Logan bracht de recherchewagen langs de stoeprand tot stilstand en zette de motor af. Hij bleef even zitten, keek naar het nachtelijke landschap en probeerde zich mentaal op te peppen. Tweemaal diep ademhalen. Tot tien tellen.

Opnieuw tot tien tellen.

‘Kom op…’ Logan pakte de plastic tas van de bijrijdersstoel.

Aan de voorkant van het huis brandde geen licht, maar op de oprijlaan, waar de Range Rover van de inspecteur normaal gesproken stond, stond nu een gedeukte Renault Clio met op de zijkant de tekst: IK BEN MOBIEL DANKZIJ AUTOVERHUURBEDRIJF TAM'S TURRIF! Logan probeerde de bel.

Brrrrrrrrrrrrrrringggggggg…

Het was koud. In het vage gele licht van de straatlantaarns, dat werd gefilterd door de bomen, zagen de herfstbladen eruit als slangenhuid. Twee blaadjes dwarrelden omlaag naar de andere dode herfstbladeren, die in de voortuin een glibberige massa hadden gevormd.

Hij drukte opnieuw op de bel.

Nog één keer. Daarna zou hij het opgeven en naar huis gaan.

Brrrrrrrrrrrrrrrrrrrrringggggggg…

Boven de deur ging licht aan.

‘Inspecteur?’

Het geluid van het slot en de grendel. De deur ging op een kier. Het geluid van iemand die weer terug het huis in schuifelde.

‘Inspecteur? Hallo?’ Logan plaatste een hand op het hout en duwde. De gang was donker, maar verderop zag hij de ronde gestalte van Insch, die een voet op de eerste tree van de trap plaatste en naar boven begon te klimmen.

Logan liep het huis binnen en sloot de deur achter zich. ‘Hoe gaat het met je?’

Insch reageerde niet en liep door naar boven; de treden kraakten terwijl hij uit het zicht verdween.

‘O, god…’ Logan wierp een blik in de woonkamer: die zag eruit alsof er een tornado had huisgehouden. De bank en de fauteuils waren omgegooid, de vulling lag eruit en de houten frames waren beschadigd. De salontafel was veranderd in een hoop verwrongen metaal en gebroken glas. In de eetkamer was het even erg: kapotte stoelen en een omvergegooide tafel met een perfect ronde schroeiplek in het midden, net zichtbaar in het schaarse licht.

Insch moest vlak voor de keuken buiten adem zijn geraakt. Logan liep de gang weer in en nam de trap naar boven.

De inspecteur zat op de grond in een kleine slaapkamer die vol stond met speelgoedbeesten en knuffels. Tientallen zwarte oogjes glinsterden in de oranje gloed van een nachtlampje dat ergens in een stopcontact stak. Op de deur een met de hand beschreven bord: ‘SOPHIES GEHEIME PALEISPAS OP VOOR DE DRAAK!’

Logan bleef op de drempel staan. ‘Hoe gaat het met Miriam?’

Insch snikte, wreef met een hand langs zijn neus en raapte toen een donzig eekhoorntje op van de vloer. Zijn stem klonk zwak en gebroken: ‘Ze wilde dokter worden. Of balletdanseres. Of astronaut. Dat veranderde per dag…’ Hij had zich al dagen niet geschoren; de stoppels gaven zijn wangen een donkerblauwe tint, hij had zwarte wallen onder zijn ogen. Zijn kleren waren gekreukt en zaten onder de vlekken. Hij rook naar alcohol.

Logan baande zich voorzichtig een weg door het mijnenveld van beertjes, dinosaurussen, varkentjes en draken en ging toen op de grond zitten, met zijn rug tegen het onopgemaakte bed. ‘Iedereen op het bureau vraagt naar je. Ze zijn geld aan het inzamelen. Ze willen een bank in het park neerzetten ter nagedachtenis aan Sophie.’ Toen Steel het hem vertelde leek het een goed idee, maar nu klonk het als een leeg en zinloos gebaar. ‘Het spijt me…’

‘Miriam is bij me weggegaan. Toen ze uit het ziekenhuis kwam heeft ze de meiden meegenomen en is naar haar moeder gegaan.’ Hij snikte opnieuw. ‘Ze zei dat ze mijn aanblik niet meer kon verdragen. Dat het mijn schuld was.’

‘Inspecteur, ik…’

‘Wiseman zat achter mij aan, maar zij hebben de rekening betaald.’ Hij sloeg zijn enorme armen om het kleine eekhoorntje en begroef zijn gezicht in het zachte pluis.

Logan sloot zijn ogen en waagde de sprong. ‘Het is niet jouw schuld, het is mijn schuld. Als ik Wiseman niet had opgejaagd…’

‘Hij ging haar verkopen aan een pedofiel. Dan zou ze op dit moment…’ De reusachtige man huiverde. Toen hij Logan aankeek stonden zijn ogen vol tranen. ‘Hoe kun je nou aan een moeder uitleggen dat het beter is dat haar dochtertje niet meer leeft?’

‘Ik vind het zó vreselijk…’ Logan opende de plastic zak en haalde de vier blikjes Guinness eruit. ‘Ik heb ze gehaald in die kleine supermarkt in Newmachar. Ze zijn nog koud.’ Hij gaf Insch er een aan.

Insch pakte het blikje, trok de sluiting open en nam een flinke slok.

‘Hier.’ Logan stak zijn hand opnieuw in de zak en haalde er een gezinsverpakking gombeertjes en een doos Terry's All Gold-chocola uit. ‘De chocolaatjes waren voor Miriam.’

De inspecteur staarde naar de zak met kleine roze, rode, groene, paarse en gele figuurtjes. ‘Die mag ik niet eten. Ik ben al een halve suikerpatiënt…’ Toen rukte hij de zak uit Logans handen, scheurde hem open en propte het ene na het andere beertje in zijn mond. Hij kauwde op de automatische piloot. En spoelde ze weg met Guinness.

Logan opende zijn eigen blikje en hield het omhoog. ‘Alles komt weer goed.’

‘Nee.’ Insch klemde het kleine, donzige eekhoorntje tegen zijn borst en schudde zijn hoofd. ‘Nee. Het komt nooit meer goed.’

Na de zachte gloed van Sophies kamer leek het licht in de keuken fel en kunstmatig. Ze zaten aan de keukentafel. Insch gebogen over een glas whisky en een mok zoete koffie met veel melk waarvan de stoom rond zijn kale hoofd cirkelde. Logan schoof de geopende doos met chocolaatjes over het tafelblad.

Insch keek niet op. ‘Heeft hij bekend?’

‘Hij ontkent alles. Hij zegt dat ik hem in elkaar geslagen heb. Wat vind je daarvan? Als dat zo was kon ik wel inpakken. Trouwens, Alec heeft alles opgenomen.’

Insch stak het volgende snoepje in zijn mond en nam een slok whisky. ‘Heeft hij… Staat Sophie er ook op?’

Logan gaf er liever geen antwoord op maar realiseerde zich dat hij geen keus had. ‘Ja.’

De inspecteur knikte. En nam nog een chocolaatje. ‘Je moet iets voor me doen.’ Zijn stem klonk onheilspellend, kouder dan de novemberwind die tegen de ramen joeg. ‘Ik wil dat je naar Craiginches gaat en tegen Wiseman zegt dat ik er spijt van heb.’

Logan verslikte zich bijna. ‘Wát zeg je?’

‘Ik had mijn handen thuis moeten houden. Ik was een politieman en hij was een gedetineerde. Ik had het recht niet.’ Insch dronk de helft van zijn whisky in één teug op. ‘Ik keek op naar Brooks. Hij was mijn grote voorbeeld. Hij wist zijn zaken altijd op te lossen. Hij zorgde ervoor dat de boeven achter de tralies terechtkwamen. Hij nam wel eens een loopje met de regels, maar dat… Het heeft lang geduurd voordat ik inzag dat het niet deugde. Het doel heiligt de middelen niet: je mag verdachten niet in elkaar slaan. Op die manier zijn we geen haar beter dan zij.’ De rest van de whisky verdween. ‘Wil je dat tegen hem zeggen?’

‘Weet je het zeker?’

De inspecteur hield het geslepen kristallen glas in zijn enorme hand en draaide het langzaam rond, zodat op het tafelblad kleine diamantjes van licht werden geprojecteerd. ‘En daarna zeg je dat stuk verdriet dat ik het hem betaald zal zetten.’

‘Dat kun je niet doen. Hij is…’

‘Het kan me niet schelen hoe lang het duurt: ik ruk zijn ballen eraf met mijn blote handen en die duw ik hem in zijn strot.’

‘Maar…’

‘Niemand zal zijn lichaam ooit vinden.’

‘Het is voorbij. Zelfs als we hem niet voor de Vleesmeester-moorden veroordeeld krijgen bergen ze hem voor de rest van zijn leven op, na wat hij jou en Miriam en Sophie heeft aangedaan. Hij zal sterven in de Peterhead-gevangenis.’

Insch keek op. Zijn blik was duister en angstaanjagend. ‘Dat weet ik. Ik zal er zijn als het gebeurt, met mijn handen om zijn nek.’