59
De leider van het arrestatieteam wees naar het huis. ‘Daar is al in geen jaren meer iemand geweest. We hebben de boel van onder tot boven doorzocht en geen enkele aanwijzing gevonden dat er onlangs nog iemand is geweest. De technische recherche mag van mij alles in die woning overhoophalen, maar ik geef je op een briefje dat ze niets zullen vinden.’
Commissaris Bain knikte kortaf en keek Logan vernietigend aan. ‘Nou?’
Hoofdcommissaris Faulds kwam tussenbeide. ‘Jimmy Souter mag hier dan niet zijn, maar tóch was dit een knap staalje recherchewerk. We hebben nu een verdachte die we in verband kunnen brengen met het abattoir en een van de slachtoffers. Dat is veel meer dan we vanmorgen hadden.’
‘Maar agent Munro hebben we nog steeds niet gevonden.’
Faulds vroeg Bain of hij hem even onder vier ogen kon spreken en leidde hem buiten gehoorsafstand, terwijl de leden van het arrestatieteam net voordat het weer begon te regenen in de busjes verdwenen en wegreden.
‘Nou snap ik waarom je erover denkt om weg te gaan.’ Het was Jackie, van top tot teen gekleed in haar ninja-politieuitrusting: zwarte schoenen, zwarte broek, zwart T-shirt en een zwart steekwapenbestendig vest met een zwarte fleece trui eroverheen. ‘Eindelijk een sympathieke hoofdcommissaris.’
Logan knikte. ‘En jij gaat weer terug naar Strathclyde?’
‘Als ze me nog willen hebben na alles wat er is gebeurd…’
Ze keken naar de technisch rechercheurs die gewapend met breekijzers, houwelen en schoppen het oude huis van Souter binnenliepen, klaar om de boel af te breken.
‘Jackie… Het spijt me.’
‘Wat?’
‘Alles.’
Tegen tien over halfzes was bijna iedereen weer vertrokken naar het bureau, om uit te klokken en naar de kroeg te gaan. Alleen Logan, Faulds, de kleine, dikke Alec en de technisch rechercheurs waren er nog. En in de stromende regen stond iemand op wacht bij de deur van de woning. Die sukkel moest wel iets heel stoms hebben uitgehaald om zo'n taak toebedeeld te krijgen.
De veiligheidslampen van het abattor verlichtten de regen die als een strak gordijn vanuit de donkergrijze wolken neerdaalde op het terrein dat voor de buitenwereld aan het zicht was onttrokken door een haag van coniferen. Het rijtje zielloze, vervallen huizen rotte langzaam verder in het donker. Alleen in het huis van Souter was leven: door de smalle spleten tussen de triplex platen voor de ramen scheen licht naar buiten en je hoorde het geplof en gekraak van schoorsteenmantels die werden vernield en vloerpanelen die omhoog werden getrokken. In alle hoeken en gaten werd gezocht naar levenstekenen van agent Munro, Elizabeth Nichol en haar broer Jimmy.
‘En?’ vroeg Faulds, die zich naar hem omdraaide in de passagiersstoel van hun recherchewagen. ‘Heb je al een beslissing genomen?’
‘Inspecteur McRae, van de politie West-Midlands,’ zei Logan, terwijl hij zijn hand uitstak. ‘Aangenaam kennis te maken.’
Faulds glimlachte. ‘Prima. Zodra we terug zijn op het bureau zorg ik dat de papieren in orde worden gemaakt.’
Het achterportier ging open en er plofte iemand op de achterbank die duidelijk blij was dat ze weg was uit de regen. ‘Kloteweer!’ Het was Jackie, die eruitzag als een verzopen rat. Ze zette haar pet af en schudde die uit boven de vloer. ‘Het lijkt wel een zwembad buiten.’
Logan staarde haar aan in de achteruitkijkspiegel. ‘Ik dacht dat jij allang terug was naar het bureau?’
Ze trok een grimas. ‘Zet de verwarming even aan, ik heb het steenkoud!’
Hij startte de motor en zette de blowers op vol vermogen. Verwarmde vettige lucht vulde de wagen. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat jij de stakker was die daar…?’ Hij wees door de beslagen ruit naar de voor deur van het huis van Souter.
De grimas veranderde in een chagrijnige blik. ‘Brigadier McKay was niet blij met mijn herziene verslag van de manier waarop Insch het onderzoek heeft aangepakt. Ze had liever gezien dat ik hem aan de schand paal had genageld.’
‘Ik dacht dat je dat ook had gedaan?’
‘Nou…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Je had gelijk, nou goed?’ Ze leunde naar voren, stak haar handen tussen de voorstoelen en hield ze voor de ventilatieopeningen, klagend dat ze het nog steeds koud had.
‘Zo krijg je nog winterhanden.’
‘Wat kan jou dat schelen?’
In ieder geval praatte ze weer tegen hem. Toen ging Logans telefoon: inspecteur Steel belde vanuit het geruïneerde huis van Elizabeth Nichol met bijzonderheden over de huiszoeking.
‘Geen ansichtkaarten of brieven, maar die gozer is hier beslist geweest. We hebben in de extra slaapkamer een plakboek gevonden vol met krantenknipsels. Heather en Duncan Inglis, Tom en Hazel Stephen, Marcus Young, Maureen en Sandra Taylor… Ze komen er allemaal in voor. Al die kleine krantenartikelen die zijn geplaatst voordat ze verdwe nen, en ook een heleboel knipsels van na de verdwijningen: DE VLEESMEESTER SLAAT WEER TOE – ECHTPAAR VERMIST. Dat soort dingen. En ze zijn beslist niet de enige. Er staan stukjes in van Inverness tot Eastbourne, en ook heel wat uit Verweggistan, streken met namen die ik niet kan uitspreken. Waarschijnlijk Oost-Europese landen, maar ik kan er geen woord van lezen.’
Logan gaf de informatie door.
Faulds vroeg of Logan hem de telefoon wilde geven: ‘Inspecteur? Wanneer begint dit plakboek? Wat is de datum van het eerste knipsel?’ Stilte. ‘Aha… Ja… Echt waar? Grote god… Hoeveel denk je? … Oké, bedankt.’ Hij hing op en gaf Logan zijn telefoon terug. ‘Het ziet ernaar uit dat dit plakboek alleen maar teruggaat tot 2004. We zullen degenen die in de knipsels worden vermeld moeten matchen met de bestanden van vermiste personen. Van álle politiekorpsen.’ Hij wreef met zijn hand over de beslagen voorruit, zodat de woning van Souter in al zijn glorie zichtbaar werd. Het zag ernaar uit dat de technische recherche het had opgegeven. Ze waren bezig hun uitrusting door de regen terug te slepen naar hun smerige bus. ‘2004… Wie weet hoeveel mensen Jimmy Souter vóór die datum nog heeft vermoord…’
Jackie knikte. ‘Er moeten meer van die plakboeken zijn.’ Ze moest de uitdrukking op het gezicht van Logan hebben gezien in de achteruitkijkspiegel, want ze stootte hem aan en zei: ‘Niet dan? Souter is een verzamelaar, dat staat vast. Die heeft alles wat hij ooit heeft uitgeknipt bewaard.’
Ze had een punt.
‘Kun je je voorstellen hoe het is om hier op te groeien?’ zei Logan, die toekeek hoe de technische recherche alles inpakte, tot de voorruit weer helemaal besloeg. ‘Altijd die stank van het abattoir, alles wat je bezit bedekt met een dun laagje smerig vet. Als je naar school gaat zit het in je kleren en je haar. Alle kinderen pesten je omdat je stinkt. En als je thuiskomt word je in elkaar geslagen door je vader die te veel heeft gedronken.’
Faulds veegde weer met zijn hand over de voorruit. ‘Je wilt toch niet suggereren dat Jimmy Souter er niets aan kan doen?’
‘Ik wil alleen maar zeggen… Nou ja, niet dat het begríjpelijk is, maar, nou ja… Het mag verbazing wekken dat Elizabeth Nichol er zo goed uit is gekomen. Ik vraag me af of haar zus…’ Hij maakte zijn zin niet af en zweeg.
Faulds zei iets over huiszoekingsbevelen en samenwerking met andere korpsen, maar Logan luisterde niet. Hij staarde naar de vervallen huizen.
Plotseling haalde hij zijn telefoon tevoorschijn. Hij belde het hoofdbureau en vroeg naar rechercheur Rennie. Het duurde lang voordat iemand de rechercheur onder de douche bij de kleedruimte vandaan had gehaald.
De bus van de technische recherche maakte een onhandige draai en reed hen langzaam voorbij; de chauffeur zwaaide vrolijk naar hen bij wijze van afscheid. De rode achterlichten gloeiden als aureolen van bloed die langzaam kleiner werden, totdat de bus uit het zicht was verdwenen en ze alleen waren achtergebleven in het donker.
Alec kwam in een looppasje naar de wagen gerend en klom achterin, naast Jackie. Zijn overall had een vieze, grijze kleur gekregen en toen hij zich eruit wurmde droop het modderwater op de bekleding. ‘Het lijkt wel alsof iemand met een vrachtwagen door die woning is gereden.’ Hij kuchte, snoot zijn neus en controleerde zijn camera. ‘Maar ze hebben niks gevonden. Ik denk dat ik het maar snel achter elkaar ga monteren. Je weet wel: het uit de vloer rukken van de planken, het loshalen van het behang, het slopen van de schoorsteenmantels…’
Eindelijk kwam Rennie aan de telefoon. ‘Ja, zeg het eens?’
‘Hoe zit het met die kindertehuizen?’
‘Ik heb nog geen tijd gehad om dat af te…’
‘Het is wél belangrijk! Ik heb het je niet voor niets gevraagd.’
‘Oké, oké, je hoeft niet zo snibbig te doen. Mag ik me eerst even aankleden of wil je dat ik naakt de trap op ren?’
Dat was een beeld waar Logan helemáál geen behoefte aan had. Hij verbrak de verbinding.
‘En?’ vroeg Faulds. ‘Krijgt de rest van de klas het óók nog te horen?’
‘Ik ben een wortel. Rennie is een zweep. Stel dat…’
‘Nee, wacht even… momentje…’ Alec startte zijn camera op. En…. actie!’
‘Wanneer hou je daar nou eens een keer mee op?’ Stilte. ‘Dit hele straatje is verlaten. Stel dat Jimmy gewoon een van de andere huizen heeft genomen? Hij is iedereen tenslotte al meer dan twintig jaar te slim af.’ Logan zette de motor af, boog zich opzij en opende het handschoenenvak, op zoek naar de zaklamp. Die was begraven in een kerkhof van lege chipsverpakkingen en wonder boven wonder bleken de batterijen het daadwerkelijk te doen. Logan zette hem aan en richtte de lichtbundel door het doorzichtige gedeelte van de voorruit op de rij vervallen huizen.
‘Je maakt toch zeker een geintje, nietwaar?’ vroeg Jackie vanaf de achterbank. ‘Je denkt er toch niet serieus aan die…’
Logan opende het portier en stapte in de motregen. ‘Jullie kunnen hier blijven als jullie willen. Ik ga alleen maar even een kijkje nemen.’
‘Maar we hebben helemaal geen huiszoekingsbevel. Dan kun je toch niet…’
Hij sloot het portier voordat ze hem kon gaan uitschelden.
Vijf seconden later stond Alec ook buiten in de regen, met de HDV-televisiecamera onder zijn jas, om hem droog te houden. ‘Je weet maar nooit…’