24
Faith Chandler woonde in een eenvoudig maar goed onderhouden rijtjeshuis in Fulton Street, met een bakstenen gevel. Jessica en Byrne spraken met de vrouw in haar kleine huiskamer die uitkeek op de straat. Buiten waren twee kleuters van vijf aan het hinkelen, onder de waakzame blikken van hun grootmoeders. Jessica vroeg zich af hoe die lachende kinderen klonken in de oren van Faith Chandler, op deze donkerste dag van haar leven.
‘Ik leef mee met uw verlies, mevrouw Chandler,' zei Jessica. Hoewel ze die woorden al vaker had gebruikt sinds ze in april bij Moordzaken was gekomen, leek het niet eenvoudiger te worden om ze uit te spreken. Faith Chandler was begin veertig, een vrouw die de verfrommelde aanblik bood van late nachten en vroege ochtenden, een werkende vrouw die opeens in een demografische statistiek terecht was gekomen, de tabel van ‘slachtoffers van geweldsmisdrijven'. Oude ogen in een gezicht van middelbare leeftijd. Ze werkte als nacht serveerster in de Melrose Diner. In haar handen hield ze een plastic glas met een duim whisky. Naast haar, op een tv dienblad, stond een halfvolle fles Sea-gram’s. Jessica vroeg zich af hoe ver de vrouw al was afgegleden in dat proces.
Faith reageerde niet op Jessica’s woorden van medeleven. Als ze geen antwoord gaf, dacht ze misschien, zou het niet waar zijn.
‘Wanneer hebt u Stephanie voor het laatst gezien?’ vroeg Jessica. ‘Maandagochtend,' zei Faith. ‘Voordat ze naar haar werk ging.’
‘Was er toen iets vreemds aan haar? Iets in haar stemming of haar manier van doen?’
‘Nee, niets.’
‘Zei ze of ze plannen had voor na haar werk?’
‘Nee.’
‘En wat dacht u toen ze maandagavond niet thuiskwam van haar werk?’
Faith haalde haar schouders op, veegde over haar ogen en dronk haar whisky.
‘Hebt u de politie gebeld?’
‘Niet meteen.’
‘Waarom niet?’ vroeg Jessica.
Faith zette haar glas neer en vouwde haar handen in haar schoot. ‘Soms logeerde ze bij vriendinnen. Ze was een volwassen vrouw, ze had haar eigen leven. Ik werk 's avonds, weet u. Soms zagen we elkaar hele dagen niet.’
‘Had ze broers of zussen?’
‘Nee.’
‘En haar vader?’
Faith maakte een handgebaar en keerde weer in het heden terug via haar verleden. Ze hadden een gevoelige snaar geraakt. ‘Die ziet ze al jaren niet meer.’
‘Woont hij in Philadelphia?’
‘Nee.’
‘We hoorden van haar collega’s dat Stephanie tot voor kort een vriendje had. Wat weet u van hem?’
Faith staarde weer een paar seconden naar haar handen voordat ze antwoord gaf. ‘U moet begrijpen dat Stephanie en ik nooit erg intiem waren op die manier. Ik weet dat ze met iemand omging, maar ze nam hem niet mee naar huis. Ze was een heel gesloten meisje in veel opzichten. Al toen ze klein was.’
‘Kunt u nog iets anders bedenken wat ons van nut kan zijn?’
Faith Chandler keek Jessica aan. Haar ogen hadden die doffe gloed die Jessica zo dikwijls had gezien: schok, woede, pijn en verdriet. ‘Als tiener was ze nogal een wilde meid,' zei Faith. ‘Haar hele schooltijd.’
‘Wild? Hoe dan?’
Faith haalde weer haar schouders op. ‘Eigenzinnig. Ze ging om met zo’n hip stel. Maar de laatste tijd was ze wat rustiger geworden en had ze een goede baan.’ Trots streed met verdriet in haar stem. Ze nam nog een slok whisky.
Byrne trok onopvallend Jessica’s aandacht. Toen keek hij nadrukkelijk naar het radio-/televisiemeubel. Ze volgde zijn blik. Het stond in de hoek van de woonkamer, zo’n apparaat met een kast eromheen van duur hout, rozen hout misschien. De deurtjes stonden op een kier en vanaf de andere kant van de kamer was te zien dat de kast een flatscreentelevisie bevatte, met daarboven een prijzig ogende audio-videocombinatie. Jessica wierp een blik om zich heen, terwijl Byrne verder ging met zijn vragen. Jessica’s eerste indruk van de kamer was netjes en smaakvol geweest. Nu ze beter keek, bleek het netjes en duur te zijn: een Thomasville-eetkamerset en -bankstel, Stiffel-lampen.
‘Mag ik even van uw toilet gebruikmaken?’ vroeg Jessica. Ze was opgegroeid in een bijna identiek rijtjeshuis en wist dat de badkamer op de eerste verdieping lag. Vandaar haar vraag.
Faith keek haar aan met een vage uitdrukking op haar gezicht, alsof ze het niet begreep. Maar toen knikte ze en wees naar de trap.
Jessica liep de smalle houten trap op naar de bovenverdieping. Rechts was een kleine slaapkamer, recht voor haar uit de badkamer. Jessica keek langs de trap omlaag. Faith Chandler zat nog steeds op de bank, verlamd door verdriet. Jessica glipte de slaapkamer binnen. Aan de ingelijste posters aan de muur te zien moest het Stephanies kamer zijn. Jessica opende de kast. Er hingen vijf of zes dure pakjes in, met evenveel paren prijzige schoenen. Ze keek naar de labels. Ralph Lauren, Dana Buchman, Fendi. Complete labels. Stephanie ging niet naar outletwinkels waar de labels vaak doormidden werden geknipt. Op de bovenste plank lagen een paar Tumi-koffers. Blijkbaar had Stephanie Chandler een goede smaak gehad, en genoeg geld om daaraan tegemoet te komen. Maar waar kwam dat geld vandaan?
Jessica keek snel de kamer rond. Aan de ene muur hing een affiche van Dimensions, de bovennatuurlijke thriller met Will Parrish. Dat, en het boek over Ian Whitestone in haar kantoor, leken een bewijs dat ze een fan was van Ian Whitestone, of Will Parrish, of allebei.
Op de toilettafel stonden twee fotolijstjes. De ene foto was van Stephanie als tiener, met haar arm rond een knappe brunette van ongeveer dezelfde leeftijd. Vriendinnen voor het leven, zo’n pose. Op de andere foto was een jongere Faith Chandler te zien, die op een bankje in Fair-mount Park zat met een klein kind in haar armen.
Haastig doorzocht ze Stephanies laden. In een ervan vond ze een klapper met betaalde rekeningen. Jessica pakte haar digitale camera, legde de vier meest recente Visa-afschriften op de toilettafel en fotografeerde ze. Snel wierp ze een blik op de betalingen, zoekend naar dure winkels. Niets. Ook geen afrekeningen van saksfifthavenue.com, nordstrom.com of zelfs maar de onlinediscounters die dure merken verkochten: blue-fly.com, overstock.com of smartbargains.com. De kans leek groot dat ze die dure kleren dus niet zelf kocht. Jessica stak haar camera weg en borg de Visa-afschriften weer in de map. Als ze een belangrijke aanwijzing op die afrekeningen zouden ontdekken, zou ze moeilijk kunnen verklaren hoe ze eraan kwam, maar dat was van later zorg.
In een andere afdeling van de map vond ze de papieren die Stephanie had getekend voor haar mobiele telefoonabonnement. Er waren geen maandelijkse rekeningen met het aantal belminuten en de gekozen nummers, maar Jessica noteerde het nummer van Stephanies mobieltje. Toen pakte ze haar eigen toestel en belde Stephanies nummer. De telefoon ging drie keer over en schakelde naar de voicemail: ‘Hallo, dit is Steph... spreek een boodschap in na de piep, dan bel ik je terug.’
Jessica verbrak de verbinding. Het telefoontje bewees twee dingen: Stephanie Chandlers mobiele telefoon was nog actief, en hij lag niet ergens in haar slaapkamer. Jessica probeerde het nog eens, met hetzelfde resultaat: '... dan bel ik je terug.’
Toen Stephanie die vrolijke boodschap had opgenomen had ze nog geen idee gehad van wat haar boven het hoofd hing.
Jessica borg alles weer op waar ze het gevonden had, liep de gang door naar de badkamer, trok de wc door en liet de kraan van de wastafel even lopen. Even later daalde ze de trap af.
‘... al haar vrienden,' zei Faith.
‘Kunt u iemand bedenken die Stephanie kwaad had willen doen?’ vroeg Byrne. ‘Iemand die een wrok tegen haar koesterde?’
Faith schudde haar hoofd. ‘Ze had geen vijanden. Ze was een lieve meid.’
Jessica keek Byrne even aan. Faith verborg iets, maar dit was niet het moment om aan te dringen. Jessica knikte, nauwelijks waarneembaar. Ze zouden later wel terugkomen.
‘Ik wil u nogmaals zeggen hoe we met u meeleven in dit verlies,' zei Byrne.
Faith Chandler staarde hem uitdrukkingsloos aan. ‘Waarom... waarom zou iemand zoiets doen?’
Er waren geen antwoorden. Niets wat maar in de buurt van een verklaring kwam of deze vrouw enig soelaas zou kunnen bieden. ‘Ik ben bang dat we daarop geen antwoord hebben,' zei Jessica. ‘Maar ik kan u wel beloven dat we alles in het werk zullen stellen om erachter te komen wie uw dochter dit heeft aangedaan.’
Net als haar woorden van medeleven klonk ook deze belofte Jessica loos en hol in de oren. Ze hoopte maar dat het oprecht zou overkomen bij de door verdriet verscheurde vrouw in die stoel bij het raam.
Op de hoek bleven ze staan. Ze keken twee kanten op, maar dachten allebei hetzelfde. ‘Ik moet terug om de baas bij te praten,' zei Jessica ten slotte.
Byrne knikte. ‘Ik ben de komende achtenveertig uur officieel met ziekteverlof, dat weet je.’
Jessica hoorde de droefheid in zijn stem. ‘Ik weet het.’
‘Ike zal tegen je zeggen dat je me nergens mee lastig mag vallen.’
‘Dat weet ik.’
‘Bel me zodra je iets hoort.’
Dat kon ze niet doen, wist Jessica. ‘Oké.’