92
De schoten klonken vlakbij, maar Jessica kon niet bepalen waar ze vandaan kwamen. Uit dit gebouw? Het huis ernaast? Boven? Hadden de politiemensen buiten het gehoord?
Ze draaide zich haastig om in het donker, met haar Glock in de aanslag. Het was nu zo donker dat ze de deur waardoor ze was binnengekomen niet meer kon zien. Haar richtingsgevoel liet haar in de steek. Ze was door een reeks kleine kamertjes gelopen, maar ze wist niet meer hoe ze terug moest komen.
Jessica schoof naar een smal gangetje toe. Voor de opening hing een muf gordijn. Ze keek erachter. Verderop zag ze weer een donkere kamer. Ze stapte door de opening, met haar wapen in de aanslag en haar zaklantaarn erbovenop. Rechts was een kleine kitchenette, die naar oud braadvet rook. Ze scheen met haar zaklantaarn over de grond, de muren en het aanrecht. De keuken was al in geen jaren meer gebruikt.
Niet om te koken tenminste.
Er kleefde bloed aan de zijkant van de koelkast, een grote, verse rode plek die in dunne straaltjes naar de vloer liep. Bloed spatten van een pistoolschot.
Achter de keuken lag nog een kamer. Vanwaar Jessica stond leek het een oude provisiekamer, met scheefgezakte kasten tegen de muren. Ze liep verder en struikelde bijna over het lichaam. Ze knielde. Het was een man. Bijna de hele rechterkant van zijn hoofd was weggeschoten.
Ze richtte haar zaklantaarn op het lichaam. Van het gezicht was niets meer over, behalve een natte brij van weefsel en versplinterd bot. Hersenresten dropen op de stoffige vloer. De man droeg jeans en gympen. Ze bewoog de lichtbundel omhoog.
En zag het politie logo op het donkerblauwe T-shirt.
Jessica voelde haar maag protesteren, zuur braaksel in haar keel. Haar hart hamerde tegen haar ribben. Haar bloed pompte zo hevig dat het
haar armen en handen deed trillen. Ze probeerde zich te beheersen in deze nachtmerrie. Ze moest hier vandaan. Ze moest ademen. Maar eerst moest ze Kevin vinden.
Ze bracht haar wapen omhoog en draaide naar links, nog steeds met bonzend hart. De atmosfeer was zo benauwd dat de lucht als vloeistof in haar longen leek te dringen. Zweet gutste van haar gezicht en prikte zout in haar ogen. Ze veegde erlangs met de rug van haar hand. Eindelijk schraapte ze haar moed bijeen en keek voorzichtig om de hoek, de brede gang door. Te veel schaduwen, te veel plekken waar iemand zich kon verbergen. De kolf van haar wapen was glibberig in haar hand. Ze pakte het over en veegde haar handpalm droog aan haar jeans.
Snel keek ze over haar schouder. De deur aan het eind kwam uit in de hal, met de trap, de straat, de vrijheid. Voor haar uit lag het onbekende. Ze deed een stap naar voren en glipte een nis in. Haar ogen verkenden de horizon van het huis. Nog meer planken, nog meer kasten en vitrines. Geen enkele beweging, geen geluid. Enkel de stilte van de wegtikkende seconden.
Gebukt sloop ze de gang door. Aan het einde was een deur, die mogelijk uitkwam in een voormalige voorraadkamer of personeels keuken. Ze schoof verder. De deurpost was beschadigd, versplinterd. Langzaam duwde ze de kruk omlaag. De deur zat niet op slot. Ze gooide hem open en keek snel de kamer door. Het tafereel voor haar ogen was onwezenlijk, gruwelijk:
Een grote kamer, zes bij zes meter... onmogelijk onder schot te houden vanaf de deur... rechts het bed... één lamp aan het plafond... Colleen Byrne vastgebonden aan de vier bedden stijlen... Kevin Byrne rechtop in het midden van de kamer... de monnik in de rode pij voor hem geknield... Byrne die een pistool tegen het hoofd van de man hield gedrukt...
Jessica keek naar de hoek. De camera was aan stukken geslagen. Niemand in het Roundhouse, of waar dan ook, kon dit nog zien.
Ze zocht diep in zichzelf, op een plek die ze zelf niet eens kende, en stapte verder de kamer binnen, in de wetenschap dat dit moment, deze gewelddadige aria, de filmmuziek zou zijn voor de rest van haar leven. ‘Hé, partner,' zei Jessica zacht. Links waren twee deuren, rechts was een
groot, zwart geschilderd raam. Ze was zo gedesoriënteerd dat ze geen idee had in welke straat dat raam uitkwam. Ze moest de twee deuren haar rug toe keren, hoe gevaarlijk dat ook was. Maar ze had geen keus. ‘Hé,' antwoordde Byrne. Hij klonk kalm. Zijn ogen waren koude, smaragdgroene stenen in zijn gezicht. De monnik in de rode pij zat nog steeds bewegingloos voor hem geknield. Byrne hield met vaste hand de loop van zijn wapen tegen de schedel basis van de man gedrukt. Jessica zag dat het een SIG-Sauer half automaat was, niet Byrnes dienstpistool. Niet doen, Kevin.
Niet doen.
‘Gaat het?’ vroeg Jessica.
‘Ja.'
Zijn antwoord kwam te snel, te makkelijk. Hij werd gedreven door een soort ongetemde energie, niet door redelijkheid. Jessica was ongeveer drie meter bij hem vandaan. Ze moest die afstand overbruggen. Hij moest haar gezicht kunnen zien, haar ógen.
‘En wat doen we nu?’ Jessica probeerde zo luchtig mogelijk te klinken. Onbevooroordeeld. Eén moment vroeg ze zich af of hij haar wel had gehoord. Maar dat had hij.
‘Ik ga hier een eind aan maken,'zei Byrne. ‘Dit moet ophouden, allemaal.’
Jessica knikte. Ze hield haar wapen naar de vloer gericht, maar stak het niet in haar holster. Dat gebaar was niet aan Byrne verspild.
‘Precies. Het is voorbij, Kevin. We hebben hem.’ Ze kwam nog een stap dichterbij. Tweeënhalve meter.
‘Knap werk.’
‘Ik bedoel het letterlijk. Het moet stóppen, dit allemaal.’
‘Oké. Ik zal je helpen.’
Byrne schudde zijn hoofd. Hij wist dat ze probeerde hem te manipuleren. ‘Ga weg, Jess. Draai je om, loop terug door die deur en zeg tegen ze dat je me niet kon vinden.’
‘Dat doe ik niet.’
‘Ga weg.’
‘Nee. Jij bent mijn partner. Zoiets zou jij me toch niet flikken?’
Dat raakte hem, maar niet diep genoeg. Byrne staarde nog steeds naar het hoofd van de monnik en keek niet op. ‘Je begrijpt het niet.’
‘O, jawel. Ik begrijp het heel goed, dat zweer ik bij God.’ Twee meter. ‘Je mag niet...’ begon ze. Verkeerde woord. Helemaal verkeerd. ‘Je... wilt toch niet dat het zo zal eindigen?’
Eindelijk keek Byrne haar aan. Nog nooit had ze zoveel vastberadenheid bij iemand gezien. Hij klemde zijn kaken op elkaar en fronste zijn voorhoofd. ‘Het maakt niet uit.’
‘Jawel. Natuurlijk maakt het uit.’
‘Ik heb meer gezien dan jij, Jess. Veel meer.’
Ze kwam nog een stap dichterbij. ‘Ik heb ook mijn deel gehad.
‘Dat weet ik. Maar jij hebt nog een kans. Jij kunt er nog uit stappen voordat je eraan onderdoor gaat. Ga nou maar weg.’
Nog een stap. Anderhalve meter nu. ‘Luister naar me. Laat me uitpraten, en als je me dan nog steeds wilt wegsturen, zal ik gaan. Oké?’
Byrnes ogen gingen snel haar kant op en weer terug. ‘Oké.’
‘Als je dat pistool opbergt, hoeft niemand het ooit te weten,' zei ze. ‘Ik?
Ik heb helemaal niets gezien. Toen ik hier binnenkwam was je bezig hem de handboeien om te leggen.’ Ze tastte naar achteren en liet een paar handboeien aan haar wijsvinger bungelen. Byrne reageerde niet. Ze gooide de handboeien voor zijn voeten op de grond. ‘Laten we hem naar het bureau brengen.’
‘Nee.’ De gedaante in de monnikspij begon te beven.
Daar komt het. Je bent hem kwijt.
Ze deed nog een poging. ‘Je dochter houdt van je, Kevin.’
Een flikkering. Ze drong tot hem door. Ze deed nog een stap naar hem toe. Een meter nu. ‘Ik heb haar gezien, elke dag toen je in het ziekenhuis lag,' zei ze. ‘Elke dag. Ze houdt van je. Gooi dat niet weg.’
Byrne aarzelde en veegde het zweet uit zijn ogen. ‘Ik...’
‘Je dochter kijkt!’ Buiten hoorde Jessica sirenes, het dreunen van zware motoren en het piepen van banden. Het arrestatieteam was gearriveerd.
Ze hadden de schoten dus toch gehoord. ‘Het arrestatieteam is er, partner. Je weet wat dat betekent. Ponderosa-tijd.’
Nog een stap naar voren. Ze was hem nu tot op armlengte genaderd. Voetstappen naderden het gebouw. Ze raakte hem weer kwijt. Het was te laat.
‘Kevin. Je hebt nog iets te doen.’
Byrnes gezicht droop van het zweet. Het leken wel tranen. ‘Wat dan?
Wat heb ik nog te doen?’
‘Je moet een foto laten maken. Voor het Eden Roc.’
Byrne lachte een beetje, maar met een wereld van verdriet.
Jessica keek naar zijn wapen. Er klopte iets niet. Er zat geen magazijn in. Het was niet geladen!
Toen zag ze een beweging uit haar ooghoek. Ze keek naar Colleen. Haar ogen. Doodsbang. Angelika’s ogen. Ogen die probeerden haar iets te zeggen.
Maar wat?
Ze keek naar de handen van het meisje.
En wist, terwijl...
... de tijd vooruitsnelde, vertraagde en leek stil te staan, toen...
Jessica draaide zich om haar as, met haar pistool voor zich uit, in twee handen. Een andere monnik in een bloedrode pij stormde op haar af, met zijn stalen wapen geheven, op haar gezicht gericht. Ze hoorde de klik van de hamer en zag de cilinder draaien.
Geen tijd meer om te praten. Geen tijd om te onderhandelen. Enkel dat glimmende zwarte masker in die tornado van rode zijde.
Ik heb al in weken geen bekend gezicht gezien...
Rechercheur Jessica Balzano vuurde.
En bleef vuren.