103
Voor het eerst in twee jaar kwam Roy in C -10. C -10 was in het hooggerechtshof van Washington de zaal waar alle eerste zittingen van zaken werden gehouden, en daar werd nu de aanklacht wegens moord tegen de kapitein ingediend. De zaal zat stampvol, want in C -10 vonden alle eerste zittingen plaats, van relatief kleine vergrijpen tot de zwaarste misdrijven. De verdachten die niet in hechtenis waren genomen, zaten met hun advocaat in de zaal te wachten tot hun zaak aan de beurt was. De verdachten die al in hechtenis zaten, wachtten in een andere kamer tot het hun beurt was om voor de rechter te verschijnen.
Roy ging in een van de volle banken zitten. Toen hij om zich heen keek, zag hij allerlei verdachten druk met elkaar praten terwijl ze wachtten. Hij wist dat c-10 voor de criminele klasse een geschikte plaats was om nieuwtjes uit te wisselen. Toen hij nog pro-Deoadvocaat was, had hij meer dan eens zijn verdachte bij een andere straatcrimineel vandaan moeten trekken, omdat ze plannen maakten voor een misdrijf onder de ogen van de rechter.
Roy vermoedde dat zijn zaak als eerste zou worden afgeroepen, en wel om één reden. En die reden kwam om één minuut voor tien binnenlopen, zestig seconden voordat de bel ging en het werk van die dag in C -10 begon. Mona Danforth had zich er helemaal op gekleed: marineblauw Chanelpakje met wit lefdoekje, hakken van zeven centimeter, en haar lippen in een perfect horizontale lijn. Haar gouden lokken verspreidden de geur van haarspray zoals een vinger met een snee erin bloed verspreidt.
Twee minuten later kwam de rechter binnen. Iedereen stond op en de gerechtsdienaar riep de zaak af. De kapitein kwam door een deuropening met een politieagent aan weerskanten van hem. Hij ging naast Roy aan de tafel van de verdediging zitten, terwijl Mona zich achter de tafel van het Openbaar Ministerie posteerde. De rechter keek Mona glimlachend aan, liet zijn bril op het puntje van zijn neus balanceren en las de papieren door. In dit vroege stadium van de procedure werd er nog geen bewijsmateriaal ingediend. Dit was een zuiver formele aangelegenheid. Daardoor was Mona sterk in het voordeel.
‘Mevrouw Danforth,’ zei de rechter. ‘Ik heb u een hele tijd niet in C -10 gezien.’
‘Het doet me goed terug te zijn, edelachtbare.’
De rechter bladerde aantekeningen door en keek toen Roy aan. ‘Uw verklaring?’
‘Niet schuldig, edelachtbare,’ zei Roy, terwijl de kapitein naast hem stond en versuft de zaal rondkeek.
‘Dat is ter kennis genomen. Mevrouw Danforth?’
‘Het Openbaar Ministerie vraagt om voorlopige hechtenis. De verdachte heeft geen baan, geen huis en geen familie die in de nabijheid woont. We denken dat er een groot vluchtrisico is. In combinatie met de ernst van de aanklacht rechtvaardigt dat voortzetting van de hechtenis.’
‘Heeft de verdediging daar bezwaar tegen?’ De rechter keek Roy scherp aan.
‘Nee, edelachtbare.’
‘Ik hoorde dat er bezwaar is gemaakt tegen de keuze van verdediger?’
‘Dat is opgelost, edelachtbare,’ zei Mona vlug.
De rechter keek van haar naar Roy. ‘Is dat correct?’
Roy keek Mona even aan en zei: ‘Dat is correct.’
‘Meneer Kingman, volgens de gegevens is uw cliënt dakloos en verkeert hij vermoedelijk niet in de positie een advocaat in de arm te nemen. En u bent geen pro-Deoadvocaat.’
‘Ik doe de zaak pro bono.’
‘Wat edelmoedig van u.’
‘Ik was vroeger pro-Deoadvocaat.’
‘Vroeger?’
‘Ik werk momenteel in een praktijk voor bedrijfsadvocatuur.’
‘Hoe lang hebt u strafrecht gepraktiseerd voor deze rechtbank?’
‘Twee jaar.’
De rechter legde zijn bril op de bank. ‘Het gaat hier om verkrachting en moord. Ernstiger kan een zaak niet worden.’
‘Daar ben ik me van bewust, edelachtbare. Ik heb wel vaker moordzaken gedaan.’
‘Hoeveel?’
‘Minstens tien.’
‘In hoeveel van die gevallen is het tot een juryproces gekomen?’
Roy bevochtigde zijn lippen. ‘Drie.’
‘En welk resultaat hebt u in die processen behaald?’
‘Helaas heb ik ze alle drie verloren.’
‘O.’ Hij keek de kapitein aan. ‘Meneer Dockery, wilt u meneer Kingman echt als uw verdediger? Zo niet, dan zijn er veel ervaren pro-Deoadvocaten die u kosteloos kunnen vertegenwoordigen.’
Roy hield zijn adem in. Hij hoopte vurig dat de kapitein niet om Twinkies ging vragen.
De kapitein zei alleen: ‘Ja, edelachtbare. Roy is mijn advocaat.’
‘Mevrouw Danforth?’
Ze glimlachte en zei koel: ‘Het Openbaar Ministerie is van mening dat de heer Kingman in staat is om in deze zaak de belangen van de heer Dockery adequaat te behartigen. We hebben er geen bezwaar tegen dat hij de verdachte blijft vertegenwoordigen.’
De rechter keek sceptisch, maar zei: ‘Goed. Het hof is van mening dat het Openbaar Ministerie aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de verdediger tot nader orde in functie blijft.’ De rechter sloeg met zijn hamer en de volgende zaak werd afgeroepen.
Roy keek de kapitein aan. ‘Hoe gaat het?’
‘Denk je dat ik daar kan blijven? Drie maaltijden en een bed.’
‘Ik kan wel min of meer garanderen dat je daar voorlopig blijft. Maar luister eens, kapitein, we gaan je hier uithalen, hè? Je wilt hiervoor niet naar de gevangenis.’
‘Als jij het zegt, Roy. Ik wil alleen op tijd terug zijn voor het middageten.’
Hij werd door de politieagenten weggeleid en Roy liep de rechtszaal uit.
‘Ik ben onder de indruk, Kingman. Ik zou verwachten dat je al in je broek had gepist.’
Hij draaide zich om en zag Mona achter zich staan.
‘Ik hoop dat je juridische werk even slecht is als je grappen zijn.’
‘Daar kom je gauw genoeg achter.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
Mona duwde de deur van de rechtszaal open en nodigde Roy met een gebaar uit door te lopen. Ze volgde hem. Op de gang kromp Roy ineen toen er een troep mediamensen op hen af kwam. Ze duwden microfoons, recorders en notitieboekjes in Roys gezicht en vuurden vragen op hem af. ‘Wat...’ Hij keek even naar Mona, die zich blijkbaar helemaal niet verbaasde over al die aandacht.
Ze zei: ‘Als je in de eredivisie wilt spelen, hoort dit erbij.’
Roy baande zich een weg door de menigte, terwijl Mona uitspraken deed die ze van tevoren had bedacht. De journalisten drongen zo agressief op dat Roy gevaar liep teruggeduwd te worden naar het middelpunt. Dat wil zeggen, totdat een lange arm uit het niets verscheen, hem vastpakte en door een zijdeur trok, die meteen voor de neus van de verslaggevers werd dichtgegooid.
Beth liet zijn arm los en ging een stap terug.
‘Dank je, commandant.’
‘Die onzin haalt Mona altijd uit. Hoe ging het daarbinnen?’
‘Geen verrassingen.’
‘Je kunt door die gang weg,’ zei ze, en ze wees naar links.
‘Ik weet dat dit een moeilijke situatie voor je is, commandant.’
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, officieel sta je aan Mona’s kant. Als wij de zaak winnen, verliest zij. Dan slaat ze zelfs een belachelijk figuur.’
Beth stompte hem zachtjes tegen zijn arm. ‘Als je zo blijft praten, Kingman, kom ik misschien nog eens zover dat ik je kan verdragen.’
Roy meende een zweem van een glimlach op te vangen toen ze wegliep door de gang. Buiten was hij net op weg naar zijn auto, toen een slanke jongeman in een tweedblazer naar hem toe kwam.
‘Roy Kingman?’
‘Ja?’
De man stopte Roy een stel opgerolde papieren in handen. ‘Dit is een dagvaarding.’ Terwijl de man wegliep, bekeek Roy de papieren.
Shilling & Murdoch wilde een proces tegen hem aanspannen.