109
Het was de volgende avond. Mace was in het westen van Maryland en reed zo hard met de Ducati als maar mogelijk was. De dichte rijen bomen aan weerskanten van de weg flitsten voorbij als de zwart-witbeelden van een oude filmprojector. Ze kwam op het kruispunt en sloeg links af, reed nog een kilometer en ging naar rechts. Vijfhonderd meter verder zag ze de oude boerderij voor zich liggen. Ze ging langzamer rijden en kwam met haar laarzen op de grond tot stilstand. Haar ogen traanden een beetje. Niet van emotie. Ze droeg een heel bijzonder soort contactlenzen.
Het vervallen huis stond rechts van haar en helde over als een schip in hoge deinende golven. Links verhief zich een oude silo. Verderop aan een zandweggetje zag ze het gebouw waar ze heen was gestuurd: de stal. Ze zag daar geen licht branden, en dat verbaasde haar niet. Ze gaf gas en reed erheen. Op anderhalve meter afstand van de stal zette ze de motor af, nam de helm van haar hoofd en liep verder. Meteen sprongen er links van haar autolampen aan. Ze hield haar hand omhoog om haar ogen af te schermen. Er kwamen drie mannen naar voren. Toen ze bij haar waren aangekomen, struikelde ze en greep ze een van de mannen vast om zichzelf in evenwicht te houden. Het minuscule volgapparaatje in haar hand verdween in de mouw van de man.
‘Staan blijven,’ blafte een van hen.
Mace bleef stokstijf staan. Een andere man fouilleerde haar deskundig en bewoog toen een scanner over haar lichaam op en neer. Hij nam de tijd en bewoog hem ook meermalen over haar hoofd.
‘Geen haarimplantaten met volgapparaatjes,’ merkte ze behulpzaam op.
‘Hou je kop,’ zei de eerste man.
Ze leidden haar naar de wachtende Range Rover en duwden haar naar binnen. Onderweg praatten ze in een taal die ze nooit eerder had gehoord. Ze maakten een harde indruk. Hun magere gezichten en slanke, atletische lichamen wezen op een leven dat ver verwijderd was van het comfort dat de meeste mensen in het westen genoten. De Range Rover ging langzamer rijden toen ze volgens Mace’ schatting zo’n vijftien kilometer hadden gereden, uitsluitend over achterafweggetjes. Plotseling doemde het silhouet van een groot gebouw op in de duisternis. Toen ze kwamen aanrijden, werd de duisternis fel onderbroken doordat twee grote deuren opengingen. De Rover reed door de opening en stopte. De brede deuren gingen dicht en de mannen stapten uit de Rover en trokken Mace mee.
Ze bleef staan en keek om zich heen. Zo te zien bevonden ze zich in een oude fabriek. Er was een grote open ruimte met verroeste tafels naast een ingezakte lopende band. Bergen afgedankt gereedschap lagen verspreid over de vloer. Een loopbrug leidde ter hoogte van de bovenverdieping om de ruimte heen, en aan het midden van het A-vormige plafond hing een liftketting omlaag tot ongeveer tweeënhalve meter boven de vloer. Het gebouw werd in het midden in tweeën gedeeld door een rij metalen pilaren. Het enige licht kwam van een rij tl-buizen aan het plafond die van stroom werden voorzien via een kastje dat naast de dubbele deur aan de muur zat.
‘Roy!’
Roy zat op de vloer, vastgebonden aan een van de pilaren. Woedend riep hij: ‘Waarom ben je gekomen?’
‘Ik heb je toch gezegd dat ik dat ook zou hebben gedaan,’ zei een stem.
Mace draaide zich om en zag Mary Bard vanaf de andere kant van het gebouw naar haar toe lopen. Ze droeg een strakke zwarte broek, een kort spijkerjasje en schoenen met dikke zolen.
‘Ik ben er,’ zei Mace. ‘Laten we dit afhandelen.’
‘Je bent te ongeduldig,’ zei Bard.
Mace keek even naar Roy. ‘Wat moet ik doen om hem vrij te krijgen?’
‘Ik ga nergens heen,’ riep Roy, terwijl hij pogingen deed te gaan staan.
‘Wat moet ik doen?’ herhaalde Mace.
‘Ik ben bang dat je niets kunt doen.’
‘Dus vermoorden jullie ons gewoon? Anderen weten hiervan. Ze zullen de zaak niet laten rusten.’
‘Maar dan hoeven we ons tenminste geen zorgen meer te maken om jullie twee.’
Bard trok de twee messen die ze had gebruikt om Reiger en Hope te doden uit een dubbele schede aan de achterkant van haar riem.
Roy keek Mace hulpeloos aan toen Bard dichterbij kwam. ‘Mace, ze is een expert in man-tot-mangevechten. Ze werkte mij in een seconde tegen de vloer.’
‘Nou, Roy, je moet dit niet verkeerd opvatten, maar jij bent gewoon niet zo gehard.’
Bard bleef staan en keek naar Mace. De twee messen lagen roerloos in haar handen. ‘En jij denkt dat jij dat wel bent?’
‘Ik ben er nog, nietwaar? Reiger en Hope hebben geprobeerd me te doden, maar ze kregen het niet voor elkaar.’
‘Ze waren onbekwaam.’
‘En daarom werd jou bevolen ze te doden, nietwaar?’
Bards ogen schitterden toen ze die woorden hoorde. ‘Het doet er niet echt toe, hè?’
‘Waar kom je vandaan? Uit Rusland? Ben je van de Federal Security System?’
‘Ik ben onder de indruk.’
‘Ik heb gehoord dat jullie de beste moordenaars zijn, misschien met uitzondering van de Israëli’s.’
‘Ik zal proberen je vanavond niet teleur te stellen.’
‘Ik heb een mes in de gesp van mijn riem. Als je me dat nu eens liet gebruiken om mezelf te verdedigen? Dan is het nog steeds twee messen tegen één, maar het is een beetje eerlijker. Ik kan natuurlijk niet tegen je op, maar ik ken een paar trucjes. Je kunt op me oefenen voor een volgende keer.’
Bard keek naar de zwaarbewapende mannen die om Mace heen stonden. ‘Goed.’
‘Maar...’ begon een van de mannen.
Ze blafte iets in de taal van de man en hij zweeg.
Terwijl de andere mannen hun wapens op Mace richtten, maakte ze haar gesp los en trok het mes. Ze keek naar het enigszins bot geworden lemmet. ‘Dit dingetje heeft me uit een heel moeilijke situatie gered.’
‘Ik denk niet dat het nog een keer lukt.’
Bard bewoog zich in een kring en hield de messen ronddraaiend voor zich uit.
Mace bleef stevig op de vloer staan en keek naar de bewegingen van de andere vrouw.
‘Geen tranen?’ zei Bard. ‘Smeek je niet om genade?’
‘Iedereen sterft op een dag.’
‘En vandaag is jouw dag.’
‘Of de jouwe,’ zei Mace.