83
‘Hallo, Beth.’
Beth keek op en zag Sam Donnelly en Jarvis Burns naar haar toe komen. Het was de volgende morgen en ze zaten in een gehoorzaal in het Washingtonse kantoor van de fbi , waar Beth onderscheidingen zou uitreiken aan tieners die aan het Junior Agent Program van de fbi hadden deelgenomen.
‘Sam, Jarvis, ik had jullie hier niet verwacht.’
Burns kneep zijn ogen een beetje dicht. ‘Waarom niet? Sommige van die jonge mensen zijn de inlichtingenagenten van de toekomst.’
Donnelly voegde daaraan toe: ‘En je kunt nooit te vroeg op zoek gaan naar talent en kneedbare persoonlijkheden.’
‘O, trouwens ik heb met je mannen gepraat. Ik stel op prijs wat jullie hebben gedaan.’
‘Nou, formeel zijn het niet míjn mannen,’ zei Donnelly vlug. ‘Maar ik hecht grote waarde aan je professionele vriendschap. Als je niet bij de politie was gegaan, had je een verdomd goede inlichtingenagente kunnen zijn, Beth.’
‘Zoveel lof ben ik van jou niet gewend. Dus Reiger en Hope brengen geen verslag uit aan jou?’
Donnelly en Burns wisselden een snelle blik. Donnelly zei: ‘Welnee. Ze zitten niet eens op hetzelfde inlichtingenniveau. Als ik eerlijk moet zijn: ik heb een paar telefoontjes gepleegd naar andere diensten en kreeg uiteindelijk die twee. Ze lijken me heel capabel. En hun superieuren vonden het blijkbaar goed dat jij op de hoogte werd gesteld.’
‘Nou, zoveel hebben ze me niet verteld. Ze deden vooral een beroep op de nationale veiligheid.’
‘Dat is jammer genoeg vaak het geval. Je weet hoe die dingen gaan. Niemand wil dat iemand anders iets weet. Het motto van de Koude Oorlog is nog steeds van toepassing: vertrouw niemand.’
‘Hebben Reiger en Hope militaire connecties?’
Burns keek haar scherp aan. ‘Niet voor zover wij weten. Waarom vraag je dat?’
‘Zomaar. Ze hadden papieren van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid, maar ze zeiden dat ze ooit voor de fbi hadden gewerkt. En ik heb me in hun achtergrond verdiept en merkte algauw dat mijn bevoegdheid niet ver genoeg gaat om zelfs maar te kunnen zien voor welke dienst ze echt werkten.’
Donnelly zei: ‘De fbi , het ministerie van Binnenlandse Veiligheid en nog zestien andere inlichtingendiensten die allemaal langs elkaar heen werken – er is bijna geen zicht te krijgen op wat er gebeurt. Ik weet het: toen ik directeur Nationale Inlichtingen werd was het de bedoeling dat ik een beter overzicht en meer coördinatie tussen al die weerbarstige diensten tot stand bracht, maar – en dit heb je niet van mij – dat is bijna onbegonnen werk. Sommigen zouden zeggen dat het onmogelijk is.’
‘Vast. Ik heb maar met één stad en vierduizend agenten te maken. Jij met de hele wereld.’
‘Doe jezelf niet tekort. Die ene stad is de hoofdstad van het land. En een van de inwoners van je stad is de president.’
‘Toen die gisteren ergens pizza ging eten, moest ik tweehonderd agenten van de straat halen om ze als escorte te laten meerijden.’
‘De machtigste man ter wereld kan doen wat hij wil, wanneer hij het wil.’ Burns boog zich dichter naar haar toe. ‘Even terzijde: ik heb gehoord dat je iemand hebt gearresteerd voor de moord op die advocate in Georgetown. Gefeliciteerd. De directeur noemde het zelfs op onze ochtendbriefing.’
Donnelly zei: ‘Zo is het, Beth. Goed werk.’
‘Nou, laten we hopen dat hij het inderdaad heeft gedaan.’
‘Een dakloze veteraan, hoorde ik?’ zei Burns.
‘Lou Dockery. Een dakloze veteraan met een borst vol medailles, waaronder twee Purple Hearts en een Combat Bronze.’
Burns schudde zijn hoofd. Zijn zilvergrijze haar streek over zijn brede voorhoofd. ‘Wat triest. Ik weet wat het is om een Purple Heart te hebben. Ik heb er zelf ook een.’
‘Ik ook,’ zei Donnelly. ‘Maar jammer genoeg leggen de twee oorlogen die momenteel aan de gang zijn veel beslag op de veteranenzorg. Er zijn gewoon niet genoeg middelen om alle problemen aan te pakken.’
Beth zei: ‘Nou, dan moet Washington misschien andere prioriteiten stellen. Ik zou niets belangrijkers weten dan de mensen te helpen die dit land met hun bloed hebben verdedigd.’
Burns klopte op zijn slechte been. ‘Toen ik uit dienst kwam, heb ik om psychia-trische hulp gevraagd, al zat daar toen nog een bepaald stigma aan vast. Hopelijk is dat nu minder het geval.’
‘Nou, met jou is het goed gekomen. Er is dus hoop.’
‘Sommige mensen zouden dat tegenspreken.’
‘Dat er hoop is?’
Burns glimlachte. ‘Nee. Dat het goed gekomen is met mij.’
Donnelly wees naar de tieners die hun onderscheidingen zouden krijgen. ‘Nou, geef ze maar een goeie peptalk, commandant. Over vijftien jaar staan ze in de voorste linies om dit land te verdedigen.’
‘Aanslagen voorkomen in plaats van erop te reageren, bedoel je?’
‘Het is veel beter de vijand te verpletteren voordat hij iets kan ondernemen dan de lichamen van zijn slachtoffers onder het puin vandaan te trekken. Wij redden levens, Beth, jij en ik. Alleen doen we het in mijn deel van het spectrum een beetje anders. Maar we streven hetzelfde na. Onthoud dat.’
De mannen liepen weg, en even later zoemde Beths telefoon. Ze keek wie het was en fronste haar wenkbrauwen. Ze dacht er zelfs even over niet op te nemen.
‘Mace, ik ben net met iets bezig. Kan dit wachten? Wat?’ Ze luisterde een volle minuut aandachtig. ‘Ik zal ervoor zorgen.’ Ze verbrak de verbinding, keek even naar de fbi -agent die de leiding van het programma had en stak één vinger op. Hij knikte.
Ze liep vlug naar een hoek van de gehoorzaal en voerde een telefoongesprek.
Lowell Cassell klonk verrast. ‘Goed, Beth, als jij het zegt. Dat is gemakkelijk na te gaan. Maar als het waar is, maakt het de zaak veel ingewikkelder.’
‘Zeg dat wel.’
‘Hoe kom je aan deze theorie?’
‘Driemaal raden.’
‘Je zus is druk bezig.’
Beth verbrak de verbinding en liep vlug naar het podium om de tieners persoonlijk te begroeten. Vervolgens ging ze achter de lessenaar staan om haar praatje te houden.
In een verre hoek hadden Donnelly en Burns aandachtig naar haar gekeken terwijl ze haar telefoontjes pleegde. Toen draaiden ze zich om en verlieten de zaal.