34
‘Drankjes in de lounge op het dak van Hotel Washington,’ zei Mace, toen Roy en zij aan een tafel zaten en genoten van wat misschien wel het mooiste uitzicht op de stad was.
‘Eigenlijk heet het tegenwoordig het W Washington,’ zei hij. Hij haalde drie olijven van een tandenstoker, liet ze een voor een in zijn mond vallen en kauwde er langzaam op.
Ze wees recht naar voren. ‘Kijk, je kunt nog net de scherpschutters op het dak van het Witte Huis zien.’ Ze keek naar de straat. ‘En daar gaat een politiewagen die een oproep heeft gekregen. Zeker weer een dronken lastpak in een bar.’
‘Het kan ook een schietpartij zijn.’
‘Als er is geschoten, gaan er altijd minstens twee wagens op af. Dan zouden we veel meer sirenes horen. Waarschijnlijk een inbraakalarm à la Washington.’
‘Een alarm à la Washington?’
‘Een alarm gaat af, je gaat erheen, en je constateert dat het alarm defect is. Dat is het meest voorkomende politiewerk hier in het ‘‘veilige’’ centrum van Wash-ington. Als je kogels wilt horen fluiten, of achter een pcp -zombie wilt aanrennen, moet je in district 6 of 7 zijn. Daar is de actie te vinden.’
‘Jij bent een wandelende encyclopedie als het op de misdaad hier in de stad aankomt.’
‘Dat is alles wat ik tegenwoordig nog ben,’ zei Mace gelaten.
‘Problemen?’
‘Nee, Roy, mijn leven is op alle fronten fantastisch.’
‘Dat kwam er niet goed uit.’
‘Dat komt het nooit bij mannen.’ Ze stond op, boog zich over het halve muurtje en wees naar links. ‘Daar ergens heb ik voor het eerst op eigen gelegenheid een arrestatie gedaan. Ik had nog maar net toestemming om in mijn eentje te rijden. Ik zag een man in een pak een zakje crack kopen van een straatfiguur. Hij bleek lid van het Huis van Afgevaardigden te zijn, met een hoge positie in een antidrugscommissie. Dat was me nog eens een schok!’
Toen ze zich omdraaide, nam Roy vlug zijn blik weg van haar achterste. Haar truitje was omhooggeschoven en een tatoeage van een kruis was voor een deel zichtbaar geworden. De onderste helft van het kruis moest zich een heel eind over haar billen uitstrekken.
Die tatoeëerder heeft daar vast plezier aan beleefd , dacht Roy.
Ze nam een slokje van haar bier en at wat nootjes. ‘Je kijkt nou al een hele tijd naar mijn reet. Wilde je er nog commentaar op geven?’
Er kwamen rode vlekjes op Roys wangen. ‘Nee, ik ben er sprakeloos van.’
‘Er was in de gevangenis een bewaarder die hem ook heel mooi vond.’
Hij keek haar snel aan. ‘Heeft hij je ooit iets gedaan?’
‘Laten we het erop houden dat hij zijn broek aanhield.’
‘Dus je hebt een tatoeage van een kruis?’
‘Hebben niet alle brave katholieke meisjes een kruis op hun achterste?’
‘Dat weet ik niet. Ik heb nooit iets met een katholiek meisje gehad. Wat dat betreft, heb ik iets gemist, denk ik.’
‘Ja, dat heb je.’
‘Weet je, ik heb er in mijn tienerjaren over gedacht om naar de politieschool te gaan.’
‘Hard rijden en met pistolen schieten?’
Hij grijnsde. ‘Hoe weet je dat?’
‘Zo is het met de meeste jongens. Er zaten eenenveertig rekruten in mijn klas. Het was een opleiding van zestien weken. De helft viel tussentijds af. Ex-sporters met een bierbuik konden niet eens een push-up doen. Die opleiding was trouwens niet zo zwaar. Je leerde het telefoonboek uit je hoofd, je leerde je laarzen poetsen, en er werden ook een paar scenario’s doorgenomen, maar verder kwam je daar niet veel over het echte politiewerk te weten.’
‘Telefoonboek?’
‘Voorschriften en procedures. Vooral administratie. Verder kreeg je fysieke training. Tegen het eind moest ik in mijn eentje een dienst draaien in Georgetown tijdens de kerstdagen, zonder pistool en zonder orders.’
‘Wat heb je gedaan?’
‘Rondgelopen, parkeerbonnen uitgeschreven en sigaretten gerookt.’
‘De rechtenstudie was ook saai.’
‘Ik begon aan het noordelijke eind van Georgia Avenue. Ze noemden dat de goudkust, omdat het er relatief veilig was.’
‘En?’
‘En ik had daar de pest aan. Ik was niet met een insigne en een pistool gaan rondlopen om een veilig leven te leiden. Ik wilde misdaadpatrouilles rijden. Dan hoef je niet binnen een sector van vijf straten te blijven, maar kom je in de hele stad. Dat is het betere werk.’
‘Waren er in die tijd geen drugsdealers in jouw wijk?’
‘Als je dealertjes oppakt, doe je niks anders dan de misdaadcijfers opkrikken. Die lui van de misdaadpatrouilles zaten achter inbrekers aan, roofovervallers, moordenaars en grote drugsdealers. Daar was de actie te vinden.’ Ze zweeg even. ‘En nu ben ik voorwaardelijk vrij en werk ik voor een hoogleraar. En ik mag er niet eens van drómen om weer met mijn Glock 37 rond te lopen, want als ik dat doe, ga ik weer achter de tralies. Hiep hiep hoera.’
‘Ik weet dat we elkaar niet zo goed kennen, maar als je ooit over dingen wilt praten, Mace, dan ben ik er.’
‘Ik ben meer iemand die vooruitdenkt.’ Ze stond op. ‘Even naar het toilet,’ zei ze. ‘Ik ben zo terug.’
Na gedane zaken kwam Mace het toilethokje uit. Ze liep naar de wastafel en maakte haar gezicht nat. Toen ze in de spiegel keek, kwamen Beths woorden weer als kogels op haar af.
Hou op met de boel te verkloten. Vertrouw me.
Mace wilde het niet verkloten. Ze vertrouwde haar zus wel degelijk. En ze wilde beslist niet naar de gevangenis terug. De woorden van fbi -agent Kelly gingen ook weer door haar hoofd.
Dan heb je tenminste een kans.
Ze maakte haar gezicht opnieuw nat en keek naar zichzelf in de spiegel.
‘Je kunt zo hard boenen als je wilt, het vuil gaat er toch niet af.’
Mace draaide zich met een ruk om en zag Mona Danforth bij de deur staan.