27
Toen hij iemand hoorde aankloppen, keek Roy op van een contract dat hij bestudeerde.
‘Ja?’
De deur ging open en een jonge man in een corduroybroek, een gestreept overhemd en een goedkope paisleydas verscheen met een postwagentje in de opening. Het was ouderwets, maar zelfs in het digitale tijdperk hadden advocaten soms materialen nodig die in boeken stonden of op echt papier geschreven waren.
‘Speciale zending,’ zei de jongeman.
‘Leg het maar op het bureau, Dave.’
Dave kwam met een boek naar voren. ‘Griezelig.’
‘Wat is griezelig?’
‘Mevrouw Tolliver.’
Roy haalde zijn schouders op. ‘Ik denk niet dat degene die haar heeft vermoord terugkomt.’
‘Dat bedoelde ik niet.’
Dave legde het boek op het bureau.
Roy leunde in zijn stoel achterover. ‘Oké, hou me niet in spanning.’
Dave tikte op het boek. ‘Dit komt van mevrouw Tolliver.’
Roy pakte het boek op. ‘Wanneer heeft ze het naar de postkamer gebracht?’
‘Weet ik niet.’
‘Waarom weet je dat niet? Ik dacht dat er procedures waren.’
‘Meestal bellen mensen en halen we het pakje op. Ze vullen een formulier in en dan gaat het op weg.’
‘Waarom weet je dan niet wanneer dit boek is binnengekomen?’
‘Het lag gewoon in de postkamer, met het formulier erbij. Ze moet het zelf hebben gedaan. Ik heb het haar secretaresse gevraagd en die wist van niets.’
‘Maar ze is maandagochtend vermoord. Het is nu dinsdagochtend, en ik krijg het nu pas?’
‘We hebben gisteren geen post rondgebracht omdat de politie overal op kantoor was. We komen er nu pas aan toe. Sorry.’
Roy keek naar het omslag van het boek. Het ging over verbintenissenrecht, een verouderde editie. Advocaten stuurden elkaar nooit handboeken. Wat zou dat voor zin hebben?
‘Heb je het vrijdag in de postkamer zien liggen?’
‘Ik denk van niet.’
‘Maar je weet het niet zeker?’
‘Nee. Ik weet het niet zeker.’
‘Oké, maar heb je het maandagmorgen in de postkamer zien liggen?’
‘Dat weet ik ook niet. Het was hier zo’n gekkenhuis. Maar het moet er maandagmorgen hebben gelegen. Ze kan het er niet hebben neergelegd toen ze al dood was.’
‘Als zij degene was die het boek in de postkamer heeft gelegd, Dave. We kunnen niet nagaan of ze dat zelf heeft gedaan of niet.’
‘O ja.’ Dave keek hem nerveus aan. ‘Kom ik in de problemen?’
Roy leunde achterover. Hij had zich even kwaad gemaakt, maar dat was over. ‘Waarschijnlijk niet. Dank je, Dave. Sorry dat ik zo prikkelbaar was. We zijn allemaal een beetje uit ons doen.’
Toen Dave de deur had dichtgedaan, keek Roy naar het briefje dat aan het boek was vastgemaakt en zag het nette handschrift van Diane dat hij op veel documenten had gezien. Op het postformulier zat een vakje voor de datum en het tijdstip waarop het pakje in het systeem was gekomen, maar Diane had daar niets ingevuld. Op het formulier stond zijn naam als ontvanger, dus het boek was inderdaad voor hem bestemd. Er was geen reden waarom ze het naar hem zou sturen, en toch had ze dat gedaan. Hij bladerde erin, maar het was gewoon een oud boek.
Zijn telefoon ging. ‘Ja?’ Toen hij de stem hoorde, glimlachte hij onwillekeurig.
Mace zei: ‘Je hebt vandaag vast al bijna honderd uur gedeclareerd.’
‘Ik heb je al verteld dat dit een humaan advocatenkantoor is. We hoeven niet te liegen per uur.’
‘Heb je tijd om te praten?’
‘Ja. Wanneer?’
‘Wat zou je zeggen van nu?’
Zijn deur ging open en Mace zwaaide naar hem. Roy schudde zijn hoofd en legde zijn telefoon neer. ‘Ben je altijd zo vreemd?’
‘Je hebt nog bijna niets van mijn vreemde kant gezien.’
‘Dat is angstaanjagend.’
‘Weet ik. Dat krijg ik vaak te horen.’