4
Roy Kingman maakte een bovenhandse schijnbeweging en liet de bal tussen de benen van zijn verdediger door stuiteren, de bucket in, waar een reus met raketkracht in zijn benen, die Joachim heette en wiens kruin bijna boven de ring uitkwam, de bal overnam en scoorde.
‘Dat is eenentwintig, en ik ben klaar,’ zei Roy. Het zweet liep over zijn gezicht.
De tien jongemannen pakten hun spullen bij elkaar en schuifelden naar de douches. Het was halfzeven ’s morgens en Roy had al drie partijtjes van vijf tegen vijf achter de rug op zijn sportschool in het noordwesten van Washington. Het was nu acht jaar geleden dat hij als pointguard voor de universiteit van Virginia Cavaliers speelde. Met ‘slechts’ een meter vijfentachtig en zonder raketkracht in zijn benen had Roy zijn team in zijn laatste jaar evengoed naar een acc -kampioenschap geleid. Dat had hij gedaan met hard werken, spelinzicht, de juiste mentaliteit en een beetje geluk. Dat geluk had hem in de steek gelaten in de kwartfinales van de ncaa , toen ze tegen de eeuwige kampioen Kansas op waren gedreund alsof het een muur was.
De point-guard van de Jayhawks was een en al katachtige snelheid en verlammende soepelheid geweest en had ondanks zijn lengte van niet meer dan een meter tachtig gemakkelijk kunnen dunken. Hij had twaalf driepunters gescoord, de meeste met Roys hand in zijn gezicht, en tien assists gegeven. De anders zo solide point-guard van de Cavaliers was zozeer door hem gehinderd dat hij de bal vaker verloor dan dat hij een scoringspoging kon doen. Dat was niet bepaald de herinnering die Roy aan zijn vier jaar durende sportcarrière op de universiteit wilde overhouden. Toch was het nu natuurlijk de enige herinnering die hij had.
Hij nam een douche, trok een wit poloshirt, een grijze broek en een blauw colbertje aan, zijn gebruikelijke werkkleding, gooide zijn tas in de kofferbak van zijn zilverkleurige Audi en reed naar zijn werk. Het was nog maar net zeven uur geweest, maar hij maakte lange, zware dagen.
Om halfacht was hij in de parkeergarage van zijn kantoorgebouw, dat in George-town aan de waterkant stond. Hij griste zijn aktetas van de voorbank, liet de sloten van zijn Audi dichtklikken en nam de lift naar de hal. Hij zei hallo tegen Ned, de zwaargebouwde bewaker van in de dertig, die een worstenbroodje in zijn mond propte terwijl hij op zijn gemak de nieuwste Muscle Mag doorbladerde. Roy wist dat als Ned van zijn stoel moest opstaan om snel achter een boef aan te schuifelen, hij hem niet alleen nooit te pakken zou krijgen, maar dat iemand die goeie ouwe Ned ook nog mond-op-mondbeademing zou moeten geven.
Zolang ik dat maar niet hoef te doen.
Hij stapte in de lift en drukte op de knop van de vijfde verdieping. Binnen een minuut was hij bij zijn kantoor. Omdat Shilling & Murdoch officieel pas om halfnegen openging, moest hij zijn sleutelkaart gebruiken om het slot op de dubbele glazen deur van de advocatenfirma open te krijgen.
Shilling & Murdoch had achtenveertig advocaten in Washington, twintig in Londen en twee op het kantoor in Dubai. Roy was in alle drie de steden geweest. Hij was naar het Midden-Oosten gevlogen in het privévliegtuig van een sjeik die zakendeed met een van Shillings cliënten. Het was een Airbus A380 geweest, ’s werelds grootste commerciële lijntoestel dat ongeveer zeshonderd mensen kon vervoeren, of twintig buitengewoon fortuinlijke mensen in ultieme luxe. Roy had in het vliegtuig een suite gehad met een bed, een bank, een bureau, een computer, tweehonderd tv-kanalen, onbeperkt films op verzoek, en een minibar. Bij de suite hoorde ook een persoonlijke verzorgster, in zijn geval een jonge Jordaanse vrouw van zo’n fysieke volmaaktheid dat Roy het grootste deel van de vlucht alleen op het knopje had gedrukt om naar haar te kunnen kijken.
Hij liep door de gang naar zijn kamer. De kantoorruimte van de advocatenfirma was aangenaam maar verre van opzichtig ingericht, en regelrecht armoedig in vergelijking met de vlucht in de a380 . Roy had niet meer nodig dan een bureau, een stoel, een computer en een telefoon. De enige luxe in zijn kantoor was een basketbalring op de achterkant van de deur, waar hij een rubberen balletje in gooide als hij zat te bellen of over iets nadacht.
In ruil voor werkdagen van tien of elf uur, en soms ook het weekend, kreeg hij een basissalaris van tweehonderdtwintigduizend dollar per jaar, met daarbovenop een te verwachten winstdeling van nog eens zestigduizend dollar, plus een eersteklas ziektekostenverzekering en een maand betaalde vakantie om te doen waar hij zin in had. Omdat hij gemiddeld tien procent opslag per jaar kreeg, zou hij volgend jaar meer dan driehonderdduizend dollar binnenhalen. Niet slecht voor een ex-sporter die amper vijf jaar geleden in rechten was afgestudeerd en nog maar vierentwintig maanden bij deze firma werkte.
Hij was nu transactiespecialist en kwam nooit in een rechtszaal. En wat nog het mooiste was: hij hoefde geen declarabele uren te maken, want alle cliënten van de firma hadden een doorlopend contract, tenzij er iets bijzonders gebeurde, wat nog nooit het geval was geweest sinds Roy hier werkte. Hij had bij het Bureau voor Rechtsbijstand van Washington willen werken, maar dat was een van de weinige instellingen voor juridische steun aan onvermogenden en je moest concurreren met een heleboel anderen die daar ook wilden werken. En dus was Roy Criminal Justice Act-advocaat geworden, oftewel cja -advocaat. Het klonk belangrijk, maar het betekende alleen dat hij voorkwam op een door de rechtbank goedgekeurde lijst van bevoegde advocaten die bereid waren de kruimels op te pikken waar de officiële pro-Deoadvocaten geen trek in hadden.
Roy had een paar straten bij het gerechtshof vandaan zijn eigen eenmanspraktijkje gehad: één kamer in een kantoorruimte die hij met zes andere advocaten deelde. Ze hadden trouwens nog meer gedeeld: een secretaresse, een parttime juridisch assistent, een kopieer- annex faxapparaat en duizenden liters slechte koffie. Aangezien de meeste cliënten van Roy schuldig waren geweest, had hij een groot deel van zijn tijd besteed aan onderhandelingen met officieren van justitie. Het was dan zaak in ruil voor een bekentenis tot strafvermindering te komen. De officieren van justitie wilden een zaak alleen op een proces laten aankomen om hun rechtbankuren op peil te houden of om eens een keer stampij te maken, want de bewijzen waren meestal zo duidelijk dat een veroordeling bijna onvermijdelijk was.
Hij had ervan gedroomd in de nba te spelen, totdat hij eindelijk had geaccepteerd dat een triljoen jongens beter waren dan hij ooit zou kunnen worden, en dat bijna geen van hen de sprong naar de professionele basketbalring zou maken. Dat was de voornaamste reden waarom Roy rechten was gaan studeren; zijn balbeheersing was niet goed genoeg voor de profs en het lukte hem niet de ene na de andere driepunter te maken. Soms vroeg hij zich af hoeveel andere lange advocaten met dezelfde voorgeschiedenis rondliepen.
Nadat hij wat werk had klaargelegd dat zijn secretaresse kon doen wanneer ze op kantoor kwam, had hij trek in koffie. Het was precies acht uur toen hij door de gang naar de keuken liep en de koelkast openmaakte. Het keukenpersoneel bewaarde de koffie daarin, dan bleef hij langer vers.
Roy kreeg zijn koffie niet.
In plaats daarvan ving hij het lijk op van de vrouw die uit de koelkast viel.