3

Corradino’s hart

Er waren letters in het steen uitgehouwen. De woorden op de plaquette die het weeshuis van de Pietà sierde, tekenden zich scherp af in de middagzon. Corradino’s vingers volgden de groeven van de inscriptie. Hij wist heel goed wat er stond: ‘Fulmine il Signor Iddio maledizione e scomuniche – Moge God de Heer al diegenen met vervloeking en excommunicatie geselen die hun zonen en dochters – of ze nu wettig of buitenechtelijk zijn – naar dit hospitaal van de Pietà sturen of toestaan dat ze erheen worden gestuurd, als ze de middelen en het vermogen hebben hen groot te brengen.’

Heb je die woorden gelezen, Nunzio dei Vescovi, ouwe smeerlap? Op de dag af zeven jaar geleden, toen je je enige kleinkind hier achterliet? Was je hart met schuldgevoel bezwaard? Keek je uit angst voor de Here God en de paus over je schouder toen je wegsloop naar je palazzo en je koffers vol goud?

Corradino keek naar beneden naar de uitgesleten stoep en stelde zich het pasgeboren, ingebakerde meisje voor, nog glibberig van het geboortebloed. Bloed van de geboorte en bloed van de dood, want haar moeder was in het kraambed gestorven. Corradino balde zijn vuisten tot zijn nagels in zijn vlees drongen.

Ik wil niet aan Angelina denken.

In plaats daarvan draaide hij zich om en probeerde rust te vinden in het uitzicht over de lagune. Hij hield ervan het water te bestuderen en de stemming ervan te peilen; vandaag leken de golven in de zonneschijn op zijn ghiaccio-werk: geblazen blauw glas in verscheidene samengesmolten tinten en ondergedompeld in ijs om het een fijn gecraqueleerd oppervlak te geven. Corradino had de ghiaccio-kunst verfijnd door zilversulfaat op het ijswater te laten drijven. Op die manier nam het hete glas het metaal tijdens het barsten op en verzegelde het bij het afkoelen, zodat het de indruk van water in het zonlicht gaf. De aanblik van het kanaal, dat er precies zo uitzag, gaf hem zelfvertrouwen.

Ik ben een meester. Niemand kan glas laten zingen als ik. Ik ben de beste vetraio ter wereld. Ik hoor het water antwoorden; ja, maar daarom willen de Fransen jou en niemand anders.

Hij keek over de lagune naar San Giorgio Maggiore en zag de specerijboten langs de nog niet voltooide kerk van Santa Maria della Salute varen. Het rijke rood en oker van de specerijen en de donkere huid van de koopman werden omlijst door de spierwitte stenen van het enorme bouwwerk. Dit waren allemaal vergezichten waar hij zich graag aan laafde. Gondels doorkliefden het water en courtisanes met blote borsten gleden wulps voort in hun mooie Carnevale-kleren. Corradino bewonderde niet hun vlees, maar de zijde van hun japonnen: de kleuren van de stof waar de zon op scheen en het spel van licht en donker in de plooien. Die regenboog van kleuren als het binnenste van een oester. Hij bleef een poosje staan kijken, genietend van een van de zeldzame momenten dat hij vrij was van het glasatelier, van de fonderia, van Murano. Hij bewonderde de bijlvormige boeg van de gondels met de zes tanden die voor de zes sestieri of stadsdelen stonden, van de stad die hij liefhad. De stad die hij morgen zou verlaten. Hij noemde de namen van de sestieri voor zichzelf op, liet de woorden als dichtregels over zijn rong rollen.

Cannaregio, Dorsoduro, Castello, Santa Croce, San Polo en San Marco.

Na een tijdje bereikte de golfslag van de gondel hem, zachtjes klotsend tegen het bemoste marmer van de kade, waardoor hij weer tot zichzelf kwam. Hij mocht niet te lang blijven treuzelen.

Ik heb een cadeautje voor haar.

Corradino dook de steeg naast de kerk van Santa Maria della Pietà in, die langs het weeshuis liep. Hij tuurde door het rijkelijk versierde traliehek dat voorbijgangers een kijkje in de koele duisternis daarachter bood. Hij ontwaarde een groep weesmeisjes met hun viola’s, cello’s en bladmuziek. Hij kon haar aan het eind van de rij zien zitten, en zag haar blonde hoofd op en neer gaan terwijl ze met haar vriendinnen praatte. Vooraan zag hij ook het hoofd van pater Tommaso met zijn tonsuur, die hij van zichzelf had, die een groepje instrueerde dat op het punt stond te gaan zingen. Dit was het moment.

Met zijn middelmatige stem die in de calle weergalmde, begon Corradino een bekend deuntje te zingen dat door vlees- en pasteiverkopers werd gezongen om hun waar aan de man te brengen. De woorden waren echter veranderd, zodat slechts één persoon zou weten wie hij was, en alleen zij naar hem toe zou komen: ‘Leonora mia, bo, bo, bo, Leonora mia, bo, bo, bo.’

Al snel stond ze bij het traliehek en stak haar kleine vingers door het versierde rooster om de zijne te aan te raken. ‘Buongiorno, Leonora.’

‘Buongiorno, signor.’

‘Leonora, ik heb je gezegd dat je me papa mag noemen.’

Si, signor.’

Maar ze glimlachte. Hij schepte genoegen in haar gevoel voor humor en in het feit dat ze al zo vertrouwd met hem was dat ze vrijmoedig tegen hem durfde te zijn. Hij bedacht dat ze groter werd; binnenkort zou ze een ervaren coquette van huwbare leeftijd zijn.

‘Hebt u een cadeautje voor me meegebracht?’

‘Nou, laat me eens kijken. Misschien kun je me zeggen hoe oud je vandaag bent geworden?’

Nog meer kleine vingers werden door het traliewerk geduwd. Vijf, zes, zeven.

‘Zeven.’

‘Dat klopt. En heb ik op je verjaardag niet altijd een cadeautje voor je meegebracht?’

‘Altijd.’

‘Nou, laten we hopen dat ik het niet heb vergeten.’ Hij maakte er een heel spel van en doorzocht zijn jas en alle zakken van zijn wambuis. Uiteindelijk greep hij achter zijn oor en haalde het glazen hart tevoorschijn. Tot zijn opluchting zag hij dat hij de openingen in het traliewerk goed had opgemeten toen hij het pronkstuk er moeiteloos doorheen duwde en hoorde hoe Leonora haar adem inhield op het moment dat het in haar hand viel. Ze draaide het om op haar kleine handpalm om het opgesloten licht te bewonderen. ‘Is het tovenarij?’ vroeg ze.

‘Ja. Een speciaal soort. Kom wat dichterbij, dan leg ik het uit.’

Leonora drukte haar gezicht tegen de tralies. De zon viel op de gouden spikkels in haar groene ogen, en Corradino’s hart sloeg een slag over.

Er bestaat schoonheid in deze wereld die ik nooit zou kunnen herscheppen.

Ascolta, Leonora. Ik moet voor een tijdje weg. Maar dat hart zal je duidelijk maken dat ik altijd bij je ben, en wanneer je het in je hand neemt en ernaar kijkt, zul je weten hoeveel ik van je houd. Probeer het maar.’

Haar vingers sloten zich om het hart, zodat het licht werd gedoofd. Ze sloot haar ogen. ‘Voel je het?’ vroeg Corradino.

Leonora deed haar ogen weer open en glimlachte. ‘Ja,’ zei ze.

‘Zie je wel, ik zei toch dat het tovenarij was? En heb je dat lint nog dat ik je op je vorige verjaardag heb gegeven?’

Ze knikte.

‘Nou, steek dat door het gaatje dat ik er speciaal voor heb gemaakt en hang het om je hals. Maar laat het niet aan de priores of aan pater Tommaso zien, en leen het niet uit aan de andere meisjes.’ Ze sloot haar hand om het hart en knikte nogmaals.

‘Komt u terug?’

Hij wist dat dat niet kon. ‘Op een dag.’

Ze dacht een ogenblik na. ‘Ik zal u missen.’

Hij kreeg plotseling het gevoel alsof zijn ingewanden eruit werden getrokken als bij een vis op de pescheria. Hij wilde dat hij haar zijn plannen kon vertellen, dat hij haar zou laten ophalen zodra het veilig was. Maar hij durfde zichzelf niet te vertrouwen. Hoe minder ze wist, hoe beter.

Wat ze niet weet, kan ze ook niet vertellen; wat ze niet kan vertellen, kan haar ook niet schaden. En ik ken het gif dat hoop heet maar al te goed, het almaar wachten. Wat als ik haar nooit kan laten ophalen?

Dus zei hij slechts: ‘Ik zal jou ook missen, Leonora mia.’

Ze stak haar vingers weer door de tralies zoals ze altijd deden. Hij begreep de boodschap en legde elk van zijn vingertoppen tegen haar kleine vingers, pink tegen pink, duim tegen duim.

Plotseling ging de deur naar de calle open en verscheen het getonsureerde hoofd van Tommaso. ‘Corradino, hoe vaak moet ik je nog zeggen dat je niet bij mijn meisjes moet rondhangen? Zo is deze hele ellende juist begonnen. Leonora, ga terug naar het orkest, we gaan zo beginnen.’

Met een laatste blik was Leonora verdwenen, en Corradino mompelde een verontschuldiging en deed alsof hij wegging. Maar toen de priester weer naar binnen was gegaan, sloop hij terug door de calle en begon te luisteren naar de muziek. De harmonisch samenklinkende melodieën raakten hem diep in zijn ziel. Corradino wist wat er zou gebeuren, maar hij gaf zich eraan over.

Want als ze het glazen hart in haar hand houdt, houdt ze mijn eigen hart ook vast.

Hij wist dat hij Leonora misschien nooit meer zou zien, en daarom leunde hij dit keer tegen de kerkmuur en liet zijn tranen de vrije loop, alsof ze nooit zouden ophouden.