15

Verraad

Het was laat, en Leonora was alleen in de fonderia. Ze had alle smeltovens volgestopt zodat ze de hele nacht zachtjes bleven doorbranden behalve dat ene stookgat waarbij ze stond te werken.

Ze had nauwelijks iets van Alessandro gehoord, maar gisteravond had hij haar uiteindelijk dan gebeld. Hij was in Vicenza, waar hij een cursus volgde waarmee hij zijn bevordering tot rechercheur kon voltooien, op voorwaarde dat hij voor het zware afsluitende examen zou slagen. Voor zolang als de cursus duurde had Leonora zich voorgenomen tot laat in de avond in de fonderia te blijven om zich in het glasblazen te bekwamen, zodat ze niet zou hunkeren naar het geluid van de deurbel of de telefoon. Nu ze in deze nieuwe glazen bel van verliefdheid leefde, was ze bang dat ze haar motivatie zou kwijtraken en dat het glas zich, als een verwaarloosde vriend, tegen haar zou keren. Ze besefte ook dat ze dit deel van haar leven gaande moest houden omdat ze niet wist wanneer die bel van geluk zou barsten of splijten onder de intensiteit van haar nieuwe passie.

Want haar vuur voor Alessandro brandde nog even fel. Ze woonde nu iets meer dan een maand in haar nieuwe appartement en ze hadden elkaar maar een paar keer gezien, maar hij was constant in haar gedachten. Het feit dat hij zich op zijn promotie moest richten en in Vicenza moest zijn, pleitte hem in haar ogen vrij van iedere beschuldiging van verwaarlozing. Ze maakte excuses voor hem. Ze troostte zichzelf met de intimiteit van de momenten dat ze wel samen waren, en teerde op haar dagdromen over die momenten. Ze kwam stukje bij beetje meer over hem te weten. Hij vertelde haar over zijn ouders: over zijn vader, een gepensioneerde politieman, en zijn moeder die vroeger verpleegster was geweest, die nu naar Umbrië waren verhuisd om de constante stroom toeristen in Venetië te ontlopen. Ze klampte zich vast aan die details, in de hoop dat hij daarmee dichterbij zou komen, en ze probeerde het feit te negeren dat ze nog nooit bij hem thuis was geweest.

Maar door de fysieke afstand tussen hen kreeg ze ook de kans om helder na te denken en haar positie als middelpunt van de Manin-campagne waar te maken. Ze werkte onvermoeibaar door aan het glas terwijl buiten de maan boven de lagune verrees. Haar doelstelling voor vanavond was eenvoudig en tegelijkertijd moeilijk: ze wilde een glazen hart leren maken, net zo een als het door Corradino vervaardigde hart dat ze gekregen had. Ze droeg het altijd om haar nek. Nu maakte ze het blauwe lint los en legde het hart voorzichtig op haar werkbank – dichtbij genoeg om het te kunnen vergelijken, maar toch ook zo ver weg van de zinderende hitte dat het niet beschadigd kon raken. Ze herinnerde zich dat ze in haar eerste week hier een poging had gedaan om een hart te blazen, in de veronderstelling dat het vrij eenvoudig zou zijn als je het vergeleek met de wonderen die de maestri dagelijks met hun handen tot stand brachten. Maar de vriendelijke Francesco, haar enige bondgenoot, had haar gemoedelijk uitgelachen. Het glazen hart, had hij gezegd, was een van de moeilijkste dingen om te maken. Vooral een hart dat zo volmaakt symmetrisch was, met een perfecte ronde bel precies in het midden, zoals het hart dat zij droeg.

Vastberaden ging ze aan het werk. Ze plukte een klompje gesmolten glas uit het vuur, draaide het even rond en zette het toen behendig over op een kleinere blaaspijp dan ze normaal gebruikte. Ze haalde heel kort adem en ademde toen zachtjes uit terwijl de glasmassa opzwol als een waterdruppel. Ze knipte de bol er razendsnel af, begon hem met haar spatel vorm te geven en maakte toen een inkeping tussen de twee helften van het hart. Maar het was al te laat – de bel binnenin was al mislukt en uiteengevallen, en de twee helften waren niet symmetrisch. Leonora liet het hart afkoelen en gooide het in de emmer aan haar voeten, om het later weer te smelten. Ze begon opnieuw. Deze keer blies ze met een kort puffend geluid in de glasklomp, als een ademstoot, en had ze meer succes, maar toch eindigde ook dit hart bij het eerste in de emmer. Ze werkte nog een tijd door, zich niet bewust van de geluiden van de andere werknemers die de toonzaal verlieten, van de kas die werd opgemaakt, van de deur die op slot ging. Ze schrok zich wild toen ze een klopje op haar schouder voelde.

Het was Adelino. ‘Leonora mia, het is voor mij tijd om naar huis te gaan, dus weet ik wel heel zeker dat het voor jou ook tijd wordt om naar huis te gaan.’ Hij sprak op die ietwat korzelige maar toch ook tedere toon die hij altijd tegen haar bezigde. Maar zijn stem klonk al warmer toen hij zag welke taak ze zichzelf had gesteld. ‘Aha, dat ongrijpbare glazen hart. Molto difficile, vero?

Leonora knikte ontevreden. Adelino bukte zich en begon haar emmer met afgekeurde harten te doorzoeken – die ondertussen vol zat. ‘Ja, je ziet het wel: heel moeilijk. Maar deze zijn niet slecht. Wat mankeert er aan deze?’ Hij hield haar laatste poging in de lucht. In zijn ogen leek het een volmaakt hart, maar Leonora had er een onvolkomenheid in gezien. Het was vreemd: met Alessandro wilde ze graag geloven dat het allemaal goed zat; ze verzon eindeloos excuses voor hem om te kunnen blijven hopen. Maar in de fonderia streefde ze naar perfectie en voor minder deed ze het niet. Zelfs als alles er perfect uitzag, zochten haar ogen naar verborgen scheuren, een onregelmatige reflectie, een onzuiverheid in het glas.

‘Het is niet goed,’ zei ze koppig.

Adelino glimlachte en stond op. ‘Een echte perfectionist, hè? Ik ben eigenlijk wel blij dat je er nog bent, want ik wilde je dit laten zien.’ Hij reikte haar een glanzende foto aan. ‘Dit is de eerste reclamefoto. Die wordt maandag gepubliceerd.’ Met bestudeerde nonchalance deed Leonora de ovendeur dicht en draaide de gastoevoer uit. Ze bereidde zich geestelijk al voor op haar beeltenis – de foto die haar bij het publiek zou introduceren. Ze nam de foto aan en bekeek hem aandachtig. Hij was niet slecht. Ironisch genoeg was het een Titiaan-achtige foto: zijzelf uitgedost als de beroemde Vrouw met Spiegel van Titiaan. Met haar ene hand hield ze haar golvende haar vast en in de andere hand hield ze een glazen bol. In de bol was een drukke fonderia te zien waarop ze als moderne vrouw voor de oven gebogen stond. Ze bleef lange tijd naar de foto kijken. Adelino vatte haar stilzwijgen als afkeuring op.

‘Leonora…’ Hij leek even te aarzelen. ‘Ik ben geen slecht mens. Dit is een smaakvolle, elegante campagne, die ons allemaal ten goede zal komen. En trouwens,’ – nu keek ze hem eindelijk aan – ‘ik denk dat je er klaar voor bent om een maestra te worden. Ik denk dat je er klaar voor bent om de objecten te maken die wij verkopen.’

Leonora voelde zich als verdoofd, keek hem onderzoekend in de ogen om te weten of hij een grap maakte. Ze was hier pas vier maanden; dat was absoluut te kort om van leerling tot maestra te promoveren.

‘Adelino, in hoeverre heeft dat te maken met de Manin-campagne? Ik wil promotie krijgen op basis van mijn verdiensten, en niet door mee te liften op deze campagne.’

Adelino pakte de foto weer terug. ‘Luister. Het zal de campagne natuurlijk een eind op weg helpen als je hier een maestra bent en niet langer een leerling. Maar ik zou je die kans niet bieden als ik er niet van overtuigd was dat je het ook kunt. Als je me de afgelopen weken iets beter hebt leren kennen, dan zul je toch wel weten dat ik de reputatie van mijn bedrijf hoog in het vaandel heb staan. Ik zou niet willen dat er vanuit dit atelier inferieur glas wordt verkocht.’ Adelino bukte zich en pakte het laatste hart dat ze had gemaakt uit de emmer. ‘Dit ziet er zuiver en helder uit. Het is gewoon goed. Wees niet zo streng voor jezelf. Het betekent een fantastische kans voor je.’

Leonora liet zich vermurwen. ‘Ik ben dankbaar. Dank je. Ik zal je niet teleurstellen.’ Terwijl ze zich omdraaide om haar jasje te pakken, stak Adelino het glazen hart stiekem in zijn zak.

‘Goed, nou deze klerezooi nog even opruimen, en dan wegwezen zodat ik kan afsluiten.’ Ze glimlachten tegen elkaar om zijn zogenaamde korzeligheid.

Hij was precies op tijd geweest met zijn geheime reddingsactie. Want voordat ze de laatste ovendeur dichtdeed, smeet Leonora de emmer met onvolmaakte harten in de vuurpot om ze de volgende dag om te smelten. Ze pakte haar tas, zei nog even ‘dank je’ tegen Adelino en rende naar de boot terwijl ze onder het lopen het hart van Corradino om haar hals bond.

Adelino voelde de massieve vorm van het hart in zijn jaszak. En zonder te weten waarom deed hij de deur van de oven open en keek naar de kristallen harten die lagen dood te bloeden in de gloeiende hitte, en daar tot een compacte massa versmolten. Hij meende wat hij had gezegd. Hij wist dat de jonge vrouw inderdaad goed genoeg was om de eerste maestra op Murano te worden, maar hij hoopte dat de mannen het ook zouden accepteren. Hij deed de deur weer dicht en huiverde, net als Leonora voor hem had gedaan, omdat hij in de vlammen had gestaard en problemen had gezien.

Die kwamen snel genoeg, en niet vanuit een totaal onverwachte hoek.

‘Wat?’ Roberto Del Piero’s uitroep klonk onnatuurlijk hoog. De glasblazer greep zijn laatste object – een schitterende pasta vitria-vaas, helder glas waarin felgekleurde druppels gevangenzaten – en smeet hem tegen de oven, waar hij in talloze glinsterende steentjes uiteenspatte. Adelino had die ochtend de maestri bijeengeroepen en in korte bewoordingen Leonora’s promotie aangekondigd. Er was een ijzige stilte gevallen onder alle mannen – op één na.

‘Dat kunt u niet doen. U mag deze putana geen maestra maken. Eerst al die belachelijke reclame en nu dit. Iedereen zal ons uitlachen,’ schuimbekte Roberto.

Leonora reageerde onmiddellijk op die belediging en terwijl iedereen als verstijfd bleef staan nadat de vaas in scherven was gevallen – en Adelino’s witte wenkbrauwen zich fronsten – liep ze op Roberto af en gaf hem voor de tweede keer in de korte tijd dat ze elkaar kenden een klinkende klap in zijn gezicht. ‘Maar niet zo’n putana dat ik met iemand als jij naar bed zou gaan. Dát zit je dwars: dat ik je heb afgewezen.’

Adelino kwam nu tussenbeide en greep hen vast alsof ze vechtende katten waren. ‘Naar mijn kantoor, jullie allebei.’ Met een kracht die niet bij zijn leeftijd leek te passen, voerde hij hen af naar zijn werkkamer, terwijl hij hun bovenarmen in een ijzeren greep hield. Toen ze eenmaal binnen stonden en hij hen had losgelaten, keken Leonora en Roberto elkaar aan, zij woest, hij met een kwaadaardige blik die haar tot op het bot verkilde. Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat hij haar enkel en alleen zo intens haatte omdat ze hem toen had afgewezen.

Adelino nam met een diepe zucht plaats achter zijn bureau. De problemen die hij al had voorzien waren nu tot uitbarsting gekomen. Hij wist dat ze ruzie hadden gehad in die bar – hij was altijd op de hoogte van de roddels onder het personeel – maar hij voelde ook dat Roberto’s haat veel dieper zat, en hij hoopte vurig dat hij tot zwijgen kon worden gebracht voordat de waarheid, wat die ook mocht inhouden, naar buiten kwam. ‘Roberto,’ begon Adelino, ‘die vaas had driehonderd euro opgebracht. Dat bedrag zal van je salaris worden ingehouden.’

‘Pak maar wat je wilt,’ zei de man op honende toon. ‘Maar ik werk niet meer samen met deze, deze…’

‘Zeg het niet weer, hè,’ begon Leonora weer te zeggen, en ze meende het.

Adelino viel haar in de rede. ‘Leonora. Silenzio. Zo, Roberto, als ik het goed begrijp stel je me dus een ultimatum? Als ik Leonora tot maestra benoem, neem jij ontslag?’

Roberto was enigszins tot bedaren gekomen en knikte. Adelino zuchtte weer en weigerde Leonora’s vragende blik te beantwoorden. Ze kon nauwelijks geloven wat er stond te gebeuren. Gisteravond op de boot naar huis had ze diep na zitten denken en was ze tot de conclusie gekomen dat ze, ongeacht hoe het met Alessandro zou aflopen, heel veel had bereikt: ze was de eerste vrouwelijke glasblazer op Murano, een maestra. Ze had datgene bereikt waarvoor ze naar Venetië was gekomen. Ze had eindelijk de baan die ze graag wilde – een uitlaatklep voor haar creatieve en artistieke aspiraties.

En na één korte nacht wordt me dat allemaal weer afgenomen. Door toedoen van een man die ik amper ken word ik weer tot leerling gedegradeerd. Want Adelino zal Roberto nooit laten gaan. Hij is de beste glasblazer van het eiland.

Uiteindelijk nam Adelino het woord. ‘Dit valt me heel moeilijk.’ Hij richtte zijn hoofd op, maar keek de man aan en niet de vrouw die voor hem zat. ‘Roberto, je bent de beste maestro hier, maar je bent net zo’n heethoofd als de glasoven. Je kunt je geld bij de boekhouding ophalen en vertrekken. Ik neem de kosten van de vaas voor mijn rekening.’

Lenonora hapte naar adem en draaide zich naar Roberto om, half verwachtend dat hij Adelino zou aanvliegen. Maar in plaats daarvan vloog de maestro haar aan. Voordat Adelino hem kon tegenhouden, had Roberto Leonora tegen de muur geduwd, zijn hand ruw om haar keel geklemd, en hield hij het glazen hart in de palm van zijn hand met het blauwe lint om zijn vingers gedraaid. Zoals ze daar stonden vormden ze een akelige weerspiegeling van die keer toen hij buiten de bar avances had gemaakt, maar ditmaal klonken zijn woorden heel anders.

‘Ja, jij hebt je hier naar binnen gewurmd, putana, maar ik durf te wedden dat ze je niet hebben verteld dat jij het voortbrengsel van een verrader bent! Dat jouw dierbare voorouder de mijne verraden heeft, en het geheim van het glasblazen aan Frankrijk heeft verraden, en dat hij daar als een rijk man is gestorven! Die geweldige reclamecampagne is een grote grap, en op een leugen gebaseerd.’

‘Je liegt!’ siste Leonora in zijn boosaardige gezicht. ‘Corradino heeft hier gewoond, heeft hier gewerkt en is hier doodgedaan.’

‘Dwaas. Hij is in Frankrijk gestorven.’

Adelino kwam uiteindelijk in beweging en riep: ‘Roberto, laat haar los en verdwijn uit mijn ogen.’

Alsof hij uitgeput was geraakt door zijn onthullingen, liet Roberto haar los en beende met denderende stappen het kantoor uit.

Leonora liet zich als verdoofd op een stoel zakken. Adelino liep om haar heen te redderen, vervuld van afschuw over deze scène die door zijn toedoen had plaatsgevonden. Hij reikte haar water aan en toen ze hem wegwuifde, ging hij weer zitten en trilde nu zelf ook. Uiteindelijk keek ze op. ‘Wat zei hij nou over Corradino? Hoe zou hij een verrader kunnen zijn? En hoezo heeft hij Roberto’s familie iets aangedaan?’

Adelino schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Roberto is een Del Piero. Eeuwen geleden was zijn voorouder Giacomo een beroemde maestro en de leraar van Corradino. Voor zover ik weet, waren ze heel goede vrienden.’

‘Waarom zei Roberto dat dan? Waarom zou hij Corradino en mij zo haten? En wat bedoelde hij met verraad – en met Frankrijk? Ik dacht dat Corradino hier was gestorven?’

Adelino knikte. ‘Hij is hier ook gestorven – aan kwikvergiftiging, volgens de geschiedenisboeken tenminste.’

Leonora probeerde het te bevatten, de draden van tientallen halfvergeten verhalen over Corradino sponnen een web in haar verwarde geest. Ze merkte dat ze steeds maar met haar hoofd zat te knikken. ‘Ja,’ zei ze, ‘het zal wel kloppen…’

Adelino liep op haar af en pakte haar bij haar schouder vast. ‘Weet je wat? Neem de rest van de dag maar vrij. Ik regel het hier wel. Kom morgen maar gewoon weer werken en dan waait het allemaal wel over. Morgen is het een belangrijke dag, dan gaan de eerste advertenties de deur uit. Neem maar wat rust.’

Leonora hoorde de vriendelijkheid in zijn stem maar haar maag draaide zich om bij de gedachte aan de beproeving die nog komen moest. Ze strompelde dankbaar naar buiten, het zonlicht in en begon langs de Fondamenta Manin in de richting van de boot te lopen. Deze keer bood de vertrouwde straatnaam haar geen troost. In plaats daarvan keek ze omhoog en vroeg aan het verbleekte straatbordje: ‘Corradino, wat heb je gedaan?’