16
•
Een mes van obsidiaan
En nu een mes vervaardigen.
De glazen lemmeten die Corradino voor de moordenaars van de Tien vervaardigde, die dodelijke punten die de huid vrijwel geruisloos binnendrongen, waren niet geschikt voor zijn doel. Dergelijke messen hingen te glinsteren aan de rekken aan de muren van de fonderia – keurig naast elkaar als gruwelijke ijspegels die de kilte van de dood brachten. Ze werden hier in groten getale vervaardigd en terecht: ieder mes was zo ontworpen dat het bij het heft zou afbreken nadat de fatale wond was toegebracht. De wond zou zich sluiten terwijl het slachtoffer stervende was en zo de doodsoorzaak verhullen. Maar voor de vrienden of familieleden die een lijkschouwing op hun dierbare overledene lieten verrichten, diende het glazen lemmet als de ultieme waarschuwing van de Raad. Corradino wist dat zijn lemmeten zeer gewild waren bij de donkere schaduwen die de zeis hanteerden voor de Tien. Onder het scherpen van de dodelijke punten dacht hij soms aan de mannen die aan hun eind zouden komen als deze lemmeten hun vlees doorboorden, hun spieren en pezen kliefden, hun slagaders en bloedvaten doorsneden. Hij werd gekweld door de kreten van hun vrouwen en kinderen: weeklagend, beroofd van hun mannen en vaders – net zoals hijzelf ook tranen had vergoten voor zijn dode ouders. Maar hij zette die gedachte van zich af met weer een andere gedachte:
Als ik zou weigeren om deze messen te maken, zou mijn eigen leven op het spel komen te staan.
Corradino probeerde zijn schuldgevoel te verlichten door de lemmeten zo dun, sterk en scherp te maken als in zijn vermogen lag. Als hij dan toch aan dit soort slachtingen moest meewerken, zou hij als een chirurg de dood zo pijnloos mogelijk proberen te maken.
De fonderia was verlaten – alle vetrai waren weg, zelfs Giacomo, die al een dagje ouder begon te worden. Corradino was alleen met de glinsterende lemmeten, met de halfvoltooide kroonluchters die als geamputeerden op hun ontbrekende ledematen stonden te wachten, en de glanzende glazen bokalen die bij het afkoelen een nauwelijks hoorbaar zingend geluid maakten. Hij keek in de spelonkachtige ruimte rond die bijna twintig jaar lang zijn thuis was geweest. Hij controleerde eerst of iedereen tot de laatste man naar huis was gegaan en stak toen een kaars aan. Hij liep naar de deur van een oven die niet meer werd gebruikt en in de muur was gemetseld. Hij deed de deur open en kroop de gapende muil in, waarbij zijn voeten een knerpend geluid maakten op de resten van oude glazen bokalen en kandelaars die hier vele jaren geleden als beschadigde schatten waren weggegooid toen de oven geen dienst meer deed. Corradino gleed met zijn handen over het zwartgeblakerde metselwerk achter in de vuurmond, zocht vakkundig naar de ijzeren haak en trok eraan. Geruisloos gleed er een deur open en hij stapte naar binnen.
Hij voelde zich onmiddellijk thuis. Hij wist precies de weg en stak op de tast de kaarsen aan van de veelarmige kandelaar achter de deur, en het vertrek, dat nu zacht verlicht werd, bleek geen werkplaats te zijn maar een fraaie Venetiaanse salon. In de hoek stond een met fluweel beklede chaise longue. Op een prominente plaats tegen een van de muren brandde een vuurmond net zo lustig als de open haard van een edelman. En aan de muren, licht en warmte weerkaatsend, hingen enkele van Corradino’s meest gekoesterde stukken – de stukken waar hij op een dag afstand van zou moeten doen voor de verkoop, maar nu nog niet. Over de hele breedte van het vertrek, van de vloer tot aan het plafond, strekten zich enorme spiegels uit die de kamer twee keer zo groot deden lijken. Muurkandelaars die in grillige arabesken uit de muur staken, deden nauwelijks onder voor de schoonheid van de vlammen die ze droegen. Schilderijlijsten zonder schilderij, die ieder portret in de schaduw zouden stellen, hoe geroemd de schoonheid van de geportretteerde ook was. Alleen het midden van het vertrek leek in geen enkel opzicht op een luxueus palazzo, want hier stonden de instrumenten waarmee Corradino zijn vak uitoefende: hoge watertonnen en zilverbaden, flesjes met veelkleurige pigmenten en distilleervaten met kwalijk riekende chemicaliën.
Dit vertrek is van mij. Geheim, veilig en de juiste plek voor de opdracht die ik vanavond moet uitvoeren.
Corradino wist wat er nodig was: een door hemzelf ontworpen mes, een denta of tand genaamd. Het was een treffende benaming: niet dun en dodelijk zoals de messen voor de moordenaars die hij moest vervaardigen, en niet zodanig ontworpen dat het bij het heft afbrak. Kort en stevig, gemaakt van compact donker glas en met een boosaardige punt was de denta uitstekend geschikt om zowel te snijden als te graven. Hij bleef even staan, overzag zijn werkbank met poeders en smeersels en overdacht welk soort glas hij daarvoor nodig had. En toen wist hij het.
Obsidiaan. Het oudste glas ter wereld.
Hij trok zijn wambuis uit en ging aan het werk. Het was verzengend heet in het vertrek omdat de vuurmond groot was en de kamer snel warm werd. Corradino wierp eerst een handvol op as lijkend puimsteen in de oven in plaats van zand, zoals hij gewoonlijk deed. Daarna volgde een handvol zwavel, wat een branderig gevoel in zijn neus veroorzaakte zodat hij een zakdoek voor zijn gezicht bond. Vanavond moest hij het harde zwarte natuurlijke glas zien te herscheppen dat sinds onheuglijke tijden door de vulkanen in het zuiden werd uitgebraakt. Het soort glas dat zo hard als steen werd. Het soort glas waaronder de arme dode zielen van Pompeï en Herculaneum lagen begraven, opgesloten als vliegen in barnsteen; eerst vloeibaar, daarna zo hard als diamant. Met een vuurvaste spatel mengde hij de poeders met een vurige klomp gesmolten glas die de hele dag als een slapende salamander in het vuur heet had liggen worden. Hij verhitte de gloeiende bol opnieuw, deed er nog wat puimsteen bij en wat pek, tot het glas net zo donker en traag was als stroop. Pas toen zette hij het over op de pontil, begon het mes vorm te geven en rolde het heft over de van hout en leer gemaakte glasblazersstoel die naast het vuur stond. Toen hij tevreden was, want vanavond mochten er geen fouten worden gemaakt, nam hij het mes weer mee naar het vuur en verhitte het lemmet een hele tijd. Toen het donkere lemmet bij de aanzet van het heft begon te gloeien, haalde hij het eruit en zette het glazen mes met het lemmet naar beneden in een bankschroef en keek hoe het rode uiteinde door de zwaartekracht naar beneden begon te druipen en het gesmolten glas als een vlammende stalactiet in een vlijmscherpe punt veranderde waarmee het zijn vijanden zou doden. Corradino had deze druipmethode zelf uitgevonden en had ontdekt dat het een volmaakt scherpe punt opleverde die hij nadien met schuren of slijpen nooit kon creëren. Hij telde zijn hartslagen en precies op het goede moment en niet eerder, draaide hij de bankschroef een slag zodat het afkoelende lemmet zich kromde en tot de slagtand van het beest stolde. Kort en stevig, zwart en vlijmscherp glinsterde de boosaardige punt in het licht van de vlammen.
Ja, dit is goed. Het lemmet en het heft zijn uit één stuk vervaardigd, dus zit er geen zwakke plek in het mes.
Wachtend tot zijn zwarte mes was afgekoeld, keek Corradino nog een keer de kamer rond. Het vertrek, waarvan niemand behalve Giacomo het bestaan kende, was speciaal voor Corradino ingericht de dag nadat hij had ontdekt hoe hij zijn spiegels kon maken. Al het werk dat hij in het geheim deed, verrichtte hij hier. Dit vertrek bewaarde het geheim.
Het geheim dat lag besloten in de kunst van het glasblazen. Het geheim dat hij bij toeval had ontdekt toen hij bezig was met een vaas en er iets misging. Het geheim dat maakte dat hij niet gedood was door zijn hebzuchtige meesters, de Tien. Het geheim dat hem uit de gevangenis van Murano had bevrijd en waardoor hij zich bijna als een vrij mens door Venetië kon bewegen, en waardoor hij zijn allergrootste schepping had kunnen voortbrengen: Leonora. Het geheim dat nergens stond opgeschreven, zelfs niet in zijn velijnen notitieboekje, en dat alleen hijzelf kende. Het geheim dat begeerd werd door die koning in een ver land die hem in deze situatie had gebracht.
Het geheim waarvan ik had gezworen dat ik het in mijn graf zou meenemen. Ik wist toen niet hoe waar die woorden zouden blijken te zijn.