29

Voor zonsopgang

Leonora ging te voet naar huis vanaf San Marco. De fotokopie van de brief van de ambassadeur zat in haar tas en ze voelde hem door de stof heen branden. Het was nog vroeg op de avond en de straten waren verlaten. Ze wist waarom: het was de vooravond van het Carnevale, en alle inwoners van Venetië waren zich aan het voorbereiden – ze legden de laatste hand aan hun kostuum en namen nog even de broodnodige rust voordat de nachten van feesten en lol maken aanbraken. Morgen kwamen de toeristen weer in groten getale aanzetten en zou de stad uit zijn winterslaap ontwaken. De gesloten en kille stad zoals alleen zijn eigen inwoners die kenden, zou weer in bloesem staan – nadat ze was gekust zou de prinses haar honderdjarige slaap van zich af werpen en voor haar aanbidders weer tot bloei komen.

Maar het donkerste moment breekt vlak voor zonsopgang aan. Op de terugweg naar huis werd Leonora eens te meer belaagd door angstaanjagende schaduwen. Niet alleen door de geest van Roberto deze keer (Had hij Venetië verlaten? Of was hij nog steeds hier?) maar ook door de boosaardige aanwezigheid van de ambassadeur wiens woorden ze zojuist gelezen had. Woorden die Corradino schuldig verklaarden. Deze beide geesten achtervolgden haar op weg naar huis. De avond voelde ijzig koud aan door het water onder haar en in de lucht vormde haar adem een wolkje. Ze probeerde sneller te lopen, maar het gewicht van de baby rustte zwaar op haar heupen en haar bekken deed pijn. Acht maanden van groei en gladde trottoirs maakten dat ze niet snel kon doorlopen. De paleizen en huizen meden haar met hun duistere voorgevels. Overal was groen en grijs waar eerst goud en amber was geweest. Ze herinnerde zich iets wat Alessandro had gezegd: dat het maanlicht in Venetië groen was omdat het licht in het water weerkaatst werd. Vanavond was dat ook het geval maar de groenige tint had iets spookachtigs, iets gruwelijks: het gaf levend vlees de kleur van de dood. Het water zelf was een goot van koud, groen glas. De stad was afgekoeld en uitgehard. Hier was geen toevluchtsoord, zeiden de huizen. Je bent niet langer een van ons. Haar helder verlichte ramen vormden een lichtbaken dat haar naar een veilige aanlegplaats voerde.

Verlicht? Is er dan iemand – Alessandro?

Haar hart ging snel en pijnlijk tekeer terwijl ze de sleutel in het slot stak en snel naar boven liep – het was niet Alessandro, maar zijn nicht. Marta zat aan tafel, met Il Gazzettino voor zich uitgespreid. Ze keek op en glimlachte toen Leonora binnenkwam, met wangen die rozig zagen van de kou en de hoopvolle verwachting

E freddo, vero?’

Leonora knikte, trok haar handschoenen uit en deed haar sjaal af. ‘Steenkoud.’

Vandaag moet de huur worden betaald. Dat was ik vergeten. Gelukkig heb ik de rest van mijn maandsalaris van Adelino gekregen. Maar God weet hoe het de volgende maand moet gaan. Ik zou het niet kunnen verdragen als ik dit appartement ook nog eens kwijtraak.

Terwijl ze door de keuken heen liep om het geld uit haar Marokkaanse tajine te pakken (een bergplaats die zelfs de meest onervaren inbreker onmiddellijk zou weten te vinden) hoorde ze hoe Marta tactvol de vermaledijde krant dichtvouwde en weglegde. Ze betaalde haar huur en bood Marta een glas wijn aan. Haar huisbazin leek even te aarzelen.

‘Ik weet niet of… ik… Nou, graag eigenlijk.’

Leonora maakte een fles valpolicella open en nam zelf een glas kraanwater. Terwijl het water over haar hand stroomde en ijskoud werd, keek ze vanuit haar ooghoek naar haar vriendin. De nicht van de man die zij liefhad. Uiterlijk leken ze werkelijk totaal niet op elkaar – ze werd door geen enkele gelijkenis tussen hen getroffen. Toch meende ze vandaag iets van hem in Marta te bespeuren, die bekende aarzeling, afstandelijkheid, ongemakkelijkheid. Ze vulde haar glas met water en nam de twee glazen mee naar de tafel.

Wat verbergt ze?

Leonora ging zitten en de stilte hield aan. Toen, alsof ze een besluit nam, begon Marta eindelijk te praten. ‘Komt Alessandro vanavond nog?’

Leonora nam een slok water en keek haar aan. Tijdens haar zwangerschap had ze hem niet zo vaak gezien als ze had gewild, maar ze hadden samen wel zoveel tijd doorgebracht dat ze het gevoel had gekregen dat ze een stel vormden. Als ze samen waren was hij de modelvriend en vader in spe – die tegen de groeiende bobbel praatte, zich voorstelde hoe zijn toekomstige kind eruit zou zien en haar hielp de noodzakelijke en spannende veranderingen in haar appartement aan te brengen. Maar de gedachte aan samenwonen was een teer punt – om de een of andere reden vermeed hij het onderwerp angstvallig. Het appartement onderging langzaam een verandering om de baby te kunnen onderbrengen, maar bij het maken van al die plannen repte hij nooit over een plek creëren voor zichzelf. Belangrijke feestdagen werden gezamenlijk doorgebracht, en Alessandro had voorgesteld om vanavond te komen en samen naar het Carnevale te gaan. Uiteindelijk antwoordde ze: ‘Hij komt na zijn werk hierheen.’

Marta knikte. Ze aarzelde, haalde diep adem en trok de krant weer naar zich toe. ‘Ik wist niet dat hij Vittoria nog steeds zag. Ik zag ze net in de Do Mori toen ik op weg hiernaartoe was.’

Leonora hoorde de toon waarop ze het zei, nog voordat ze zich realiseerde wat Marta feitelijk zei. Ze had die bestudeerde nonchalance al eens eerder in haar leven gehoord. Ze realiseerde zich wanneer dat was geweest en voelde zich plotseling ijskoud worden vanbinnen.

Jane. In Hampstead. De vriendin die me over Stephen vertelde.

Geschrokken herhaalde ze de naam die Marta had genoemd. ‘Vittoria?’

Marta zuchtte. ‘Vittoria Minotto. Sandro en zij hebben een tijd samengewoond, maar toen kon zij ergens anders een betere baan krijgen en is ze weggegaan. Nu is ze weer terug. Maar dat weet je natuurlijk wel. Je… hebt met haar gepraat.’

Ja. Ze heeft me mijn baan afgepakt. En pakt ze nu ook nog ‘Sandro’ af?

Marta keek haar ongemakkelijk aan. ‘Of heeft hij je dat nooit verteld?’

‘Nee. Ja. Ik bedoel, hij heeft me wel verteld dat hij een relatie met een journaliste had gehad, maar ik had nooit kunnen denken… Ik wist niet dat zij het was.’

Dom, dom, dom.

Marta fronste haar wenkbrauwen. ‘Maar na de publicatie van het artikel toch wel?’

Leonora schudde haar hoofd. ‘Nee. Hij was op cursus toen dat allemaal in de krant verscheen. Ik weet eigenlijk niet hoeveel hij ervan weet.’ Haar hoofd tolde. Was die vrouw, dat boosaardige, sexy wezen, zíjn vriendin geweest? En met háár had hij toen willen samenwonen terwijl zíj, de moeder van zijn kind, het maar in haar eentje moest zien te redden? Onwillekeurig legde ze haar hand op haar buik, wat ze de laatste tijd vaak deed als ze zich ongemakkelijk voelde.

Marta dacht dat ze zich niet lekker voelde. ‘Kan ik iets voor je doen?’

Leonora dwong zichzelf te glimlachen. Opeens wilde ze dat Marta weg zou gaan. Ze wilde nadenken. Ze wist dat het niet makkelijk was voor Marta om haar te waarschuwen – de Venetianen waren, zoals de meeste Italianen, zeer loyaal aan hun familie. Leonora deed haar uiterste best om nog een paar minuten gezellig te babbelen, hoewel het haar een eeuwigheid toescheen. Uiteindelijk stond Marta op en pakte haar jas. Bij de deur draaide ze zich nog even om.

‘Het betekent niets,’ zei ze aarzelend. ‘Het is heel beschaafd om op goede voet met je ex te staan. Sandro heeft niets met wrok en verbittering. Hij wil met iedereen op een prettige manier om kunnen gaan.’

Nu begreep ze eindelijk de reden van die afstandelijkheid. Hij had met Vittoria samengewoond en was door haar gekwetst. Ze had hem verlaten. En nu was ze terug. Hoe zou het nu verder gaan?

Waar kom ik in beeld?

Ze bleef nog lang aan tafel zitten, met haar handen koesterend om het glas water gevouwen, en keek naar de deur waardoor Marta naar buiten was gegaan en waardoor Alessandro straks binnen zou komen. Terwijl de geschoktheid langzaam afnam en plaatsmaakte voor woede, bedacht ze hoe ze hem tegemoet zou treden.

Nee. Niet op die manier. Niet weer.

Ze had Stephen meteen geconfronteerd met wat ze gehoord had en toen was hij weggegaan. Daar had ze een les van geleerd en deze keer zou ze het anders aanpakken. Ze moest ervan uitgaan dat Alessandro onschuldig was omdat het alternatief te afschuwelijk was om zelfs maar over na te denken: moederziel alleen te zijn in een stad die nu vijandig op haar overkwam, met een kind en geen werk.

Nee. Ik zal wachten en hopen, en hem het voordeel van de twijfel gunnen.

Ze wist dat ze laf was. Toen hij vanuit de winterse duisternis binnenkwam, omhelsde ze hem vurig. Ze gingen eten en begonnen opgewekt te praten over het kind en het naderende Carnevale. Hij leek ergens opgewonden over te zijn. Het werd haar koud om het hart toen ze bedacht dat dat door Vittoria kwam. Ze zette die gedachte van zich af en bedreef de liefde met hem, waarbij ze hem zoveel mogelijk genot probeerde te schenken. Pas daarna stelde ze hem een enkele vraag, waar ze zichzelf om haatte.

‘Marta was vanavond nog hier. Je bent haar net misgelopen. Ik dacht dat je hier tegen zevenen zou zijn. Waarom was je er niet?’

Zijn stem klonk zwaar van de slaap. ‘Ik moest laat doorwerken. Vanwege die kunstroof in de Ca d’Oro. Die kunnen we maar niet oplossen.’

Je bent op een leugen betrapt. Het bewijs is geleverd.

Ze draaide zich moeizaam om met haar zware buik en schudde de kussens wat op. Ze wilde niet dat hij de tranen zag die op de stof druppelden. Het kind reageerde op haar bewegingen en schopte haar; ze vouwde haar armen om de zwelling en huilde om hen beiden. Ze voelde hoe hij haar rug aanraakte.

Alessandro mompelde: ‘Ik hou van je.’

Dat heeft hij nog nooit eerder gezegd. En nu is het te laat.