Beschrijving Enthousiast, intelligent en ambitieus waren ze, Anne Frank en haar klasgenoten. Theo Coster was een van hen. Vlak voor zijn tachtigste verjaardag hernieuwde hij het contact met vijf voormalige klasgenoten en zocht hen op. Aan de hand van herinneringen aan het toenmalige Amsterdam, de onderduikperiode en het doorgangskamp Westerbork bespreken de klasgenoten hoe het hun vergaan is, en hoe de oorlog én Anne Frank invloed hebben gehad op de rest van hun leven. Tijdens zijn gesprekken met anderen blijkt hoezeer een leven bepaald kan worden door simpel geluk of domme pech en hoe ieders lijden in de oorlog relatief was. Juist die verschillen in het doorkomen van de oorlog - terwijl het startpunt voor de kinderen toch min of meer hetzelfde was - maken dit boek interessant. Toch is het boek in het algemeen licht van toon, het is duidelijk geen scherpe geschiedenis, eerder een verwonderd omzien. Recensie(s) NBD|Biblion recensie Omdat auteur, klasgenoot van Anne Frank op het Joods Lyceum in Amsterdam, die in de jaren vijftig een nieuw bestaan opbouwde in Israel en er op scholen vertelt over zijn oorlogservaringen, dat op zijn 80e te zwaar gaat vinden, stelt zijn vrouw voor zijn verhaal vast te leggen op film. Ze besluiten dat uit te breiden met ervaringen van de nog levende andere klasgenoten van Anne en de auteur legt contact met vijf van hen: Hannah, Nanette, Jacqueline, Albert en Lenie. Deels wonend in Nederland, deels in het buitenland, ontmoetten ze elkaar in Amsterdam, waar ze praten over hun jeugd, oorlogservaringen, Anne, goed en fout, hun verdere leven. De film en dit boek van de nu Israelische spelontwerper (1929) waren de basis van de KRO televisie-uitzending De Reunie op 27 december 2009. Voor ieder begrijpelijk met veel goede achtergrondinformatie, maakt het boek vooral goed duidelijk dat toevallige omstandigheden vaak bepaalden wie wel of niet de oorlog overleefde. Daarom ook zeer geschikt voor discussie in de geschiedenisles van het hoger voortgezet onderwijs. (NBD|Biblion recensie, Drs. Madelon de Swart) <

Woonwagenbewoners, of het nu zigeuners of 'reizigers' waren, hebben altijd hun zaakwaarnemers gehad. In de vorige eeuw waren dat nog bevlogen schrijvers en filantropen, in de afgelopen eeuw van voortschrijdende professionalisering interesseerden vooral juristen en maatschappelijk werkers zich voor de trekkende bevolking. Maar nog in de jaren zeventig werden die beroepskrachten kritisch gevolgd door een particuliere 'troubleshooter' als Lau Mazirel die zich in woord en daad verzette tegen ambtelijke bemoeizucht. Wetenschappers koesterden lange tijd, net als zovelen, vooral een dweperige belangstelling voor zigeuners, die overigens makkelijk kon omslaan in geleerde lasterpraat over hun erfelijke belasting. De afgelopen jaren zijn echter, buiten het politieke of particuliere initiatief om, een aantal studies verschenen die de beeldvorming over de groep van trekkers nagingen, of het beleid van de overheid door de tijd heen onderzochten. Van het eerste is Wim Willems' Op zoek naar de ware zigeuner (besproken in de boekenbijlage van 7 oktober 1995) een goed voorbeeld, en het tweede stelde Annemarie Cottaar zich ten doel in haar proefschrift Kooplui, kermisklanten en andere woonwagenbewoners. Het beleidsonderzoek vat zij overigens breed op, want zij beperkt zich niet tot een overzicht van de gevoerde politiek, maar gaat steeds na in hoeverre de vooronderstellingen die de beleidsmakers over bijvoorbeeld afkomst en zwerflust van de woonwagenbewoners koesterden op werkelijkheid berustten. Zorgelijke minderheid Het onderzoek van Cottaar heeft vooral 'gewone woonwagenbewoners' tot onderwerp, 'reizigers' dus, en maakt alleen aan het einde, ter gelegenheid van de Duitse vervolgingen, uitvoerig melding van zigeuners. Trekkers zijn er altijd geweest, met schepen, tenten of langs logementen, maar de woonwagen verscheen pas ruim honderd jaar geleden in Nederland. Eerder maakte de erbarmelijke toestand van de wegen het reizen met een rollend huis vrijwel onmogelijk. Van een paar duizend in het begin van de eeuw is het aantal woonwagenbewoners opgelopen tot dertigduizend vandaag de dag. Al lang voor het bereiken van dat nog altijd bescheiden getal waren de reizigers evenwel van quantité négligeable tot zorgelijke minderheid uitgegroeid. Cottaar behandelt achtereenvolgens de herkomst en de beroepssamenstelling van de groep, de reacties van de overheid op hun aanwezigheid tot de afkondiging van de eerste wettelijke maatregelen in 1918, het bestaan van de woonwagenbevolking onder die wettelijke erkenning tot de Tweede Wereldoorlog, en de bedreiging van de groep door de Duitse maatregelen. Heel kort stipt zij de maatregelen aan die wel na de oorlog getroffen zijn, zoals de concentratie in regionale kampen, maar die een ideologische origine in de bezettingstijd hebben. De vele officiële documenten waaruit zij de wordingsgeschiedenis van een minderheid samenstelde worden afgewisseld met tellingen die ze heeft verricht naar herkomst en de beroepen van de voorouders van een veertigtal huidige woonwagenbewoners in Den Haag en Overijssel. En die statistieken worden weer prettig onderbroken door oude reizigers zelf die herinneringen ophalen aan een tijd waarin de mensen nog 'niet zo wantrouwig' waren. Want, laat Cottaar voortdurend weten, de woonwagenbewoners hebben steeds te kampen gehad met een vooroordeel tegen reizende lieden. En naarmate de leefwijze van de Nederlanders en de regelgeving van de overheid steeds gezetener werden, deden zulke processen als 'positietoewijzing' en 'stigmatisering' zoals Cottaar ze in navolging van het knarsende wetenschappelijke spraakgebruik noemt, zich vaker voor. Onderstandsplicht Uit de stambomen die ze van de woonwagenfamilies reconstrueerde blijkt dat de meesten van boeren- af een andere eenvoudige afkomst zijn, en niet van zwervende bendes of gedroste soldaten afstammen, zoals sommige folklore wil. De voorouders hadden vaak prozaïsche redenen om het huis te ruilen voor een woonwagen, uiteenlopend van agrarische bodemuitputting tot de noodzaak, voor een kermisartiest, om regelmatig van publiek te veranderen. Vaak genoeg keerden ze tijdelijk of definitief het reizend bestaan weer de rug toe. De onbedwingbare treklust waar het oudere maatschappelijk werk zo bevreesd voor was, blijkt nergens uit de tellingen. De actieradius van een woonwagen was heel regionaal. Daarbinnen waren woonwagenbewoners letterlijk van alle markten thuis. Vaak waren ze ambachtsman èn koopman, matten ze stoelen èn brachten die aan de man. Ze verhuurden zich als knechts, en hun vrouwen gingen langs de deur met galanterieën (snuisterijen). Kortom, ze pakten alle werk aan. Cottaar doordringt de lezer van de idee dat er eigenlijk niet zoveel geks of crimineels met de groep aan de hand was, en dat de autoriteiten dus andere motieven moesten hebben om zich zo ongastvrij te gedragen. De reden vindt ze in de 'onderstandsplicht' waar de negentiende-eeuwse Armenwet om draaide. Die berustte oorspronkelijk bij de geboorteplaats en, niet onbegrijpelijk, had die er bezwaren tegen mensen te ondersteunen die zelden of nooit ter plekke waren. Maar toen de zorg voor de woonwagenbewoners, als groep, na 1918, aan elke gemeente waar ze zich mochten ophouden toeviel, verzette zich dus ook elke gemeente tegen de kosten die dat met zich meebracht, en binnenshuis had de plaatselijke politiek er geen moeite mee te bekennen dat men het vooral niet aantrekkelijk moest maken voor woonwagenbewoners om een standplaats te kiezen. Giftige praatjes Hoewel ook Cottaar niet geheel vrij is van een zeker zaakwaarnemerschap, weet zij aannemelijk te maken dat de ondersteuning voor woonwagenbewoners weinig meer bedroeg dan voor 'burgermensen', en dat de politierapporten niet het predikaat 'gevaar voor de openbare orde' wettigden dat zovele gemeentelijke instanties hun in de loop der tijden hebben opgeplakt. Onderlinge nijd en schrielheid werden door het lokale gezag verpakt in giftige praatjes over de onzedelijkheid van de reizigers, en dat rechtvaardigde dan weer hun lompe behandeling. Maar hoe een groter publiek, hun klandizie zogezegd, over de woonwagenbewoners dacht komt in het proefschrift nauwelijks aan de orde. Het is geen ondraaglijk onrecht dat de historica aan het daglicht brengt, en slechts een enkele gemeente zag in de oorlog de kans schoon zich nu eens voorgoed van die lastposten te ontdoen. Het optreden van de lagere overheid werd ingegeven door eigenbelang en kortzichtigheid. De folkloristische kletskoek die daarbij ten beste werd gegeven vormde een voedingsbodem voor racisme, maar op het kritieke moment weerstonden de meeste verantwoordelijken die gevaarlijke verleiding. Cottaar heeft het verhaal van 'de mensen van de reis' tot dat ogenblik, het einde van de oorlog, zorgvuldig en enthousiast verteld. Dat aldoende ook een klein eerherstel heeft plaatsgevonden is meegenomen. <

Beschrijving 
'Een wonderbaarlijk frisse en exotische detective… Had Cotterill ons slechts getrakteerd op Siri's visie op de dramatische, zelfs komische crises die revoluties kenmerken, dan zou zijn debuut nog steeds fascinerend zijn.' The New York Times Book Review De doden van dokter Siri Colin Cotterill Colin Cotterill (1952) werkte in Zuidoost-Azië voor diverse ngo's om misbruikte kinderen te rehabiliteren. Hij is nu fulltime schrijver. In 2008 was hij shortlisted voor de CWA Duncan Lawrie Dagger, 's werelds grootste crimeprijs. Cotterill woont in Noord- Thailand, aan de grens met Burma. Bekroonde serie met droogkomisch speurwerk 'Cotterills beschrijving van dit exotische, getroebleerde land is fascinerend en zijn lichte toets maakt Siri, met zijn menselijkheid en vreemde dromen, zeer aantrekkelijk.' The Guardian Laos 1976, de koninklijke familie is afgezet, de elite is gevlucht en de communisten hebben de macht overgenomen. Ondanks een totaal gebrek aan training, een volstrekt gemis aan ervaring en een compleet afwezige roeping is de 72-jarige Dr. Siri Paiboun benoemd tot staatslijkschouwer van de Volksrepubliek Laos, omdat de enige medicus met autopsie-ervaring in grote haast vertrokken was. Als de vrouw van een partijbons het mortuarium wordt binnengereden en er gemartelde lichamen van Vietnamese soldaten opduiken, richten alle ogen zich op de nieuwe lijkschouwer. Dr. Siri krijgt te maken met doofpotaffaires en een diplomatieke crisis, en moet zijn toevlucht nemen tot oude vrienden, inheemse sjamanen, een volstrekt verouderd forensisch handboek, spirituele wijsheid en ouderwets speurwerk.  

Recensie(s) 
NBD|Biblion recensie 
Siri Paiboun is een 72-jarige Laotiaanse dokter die door de communistische leiding plots gebombardeerd wordt tot Staatslijkschouwer van de Nieuwe Democratische Volksrepubliek. De hoop dat een oude man zijn werk eventjes vlug, onbekwaam en onnauwkeurig zal afhaspelen is vergeefs en Siri bijt zich vast in enkele verdachte lijken die corruptie, overspel en spionage met Vietnam moeten maskeren. Hij ontpopt zich tot amateurdetective die in het heetst van de strijd zelfs moordaanslagen overleeft. Schitterende debuutroman die de plot ondergeschikt stelt aan de onderhuidse kritiek op het regime, aan de typering van gewonen mensen die onconventionele hoofdpersonages worden en aan de sfeer van het Laos in de prille eerste dagen van het communisme van halfweg de jaren '70 van de 20e eeuw. De verrassende keuze voor een bejaarde amateurdetective, de spitse dialogen en het sarcasme van Siri maken van dit boek een heerlijk werkje. De serie werd in 2009 bekroond met de CWA Dagger in the Library (d.w.z. gekozen door leden van bibliotheken en leesclubs).
<

Zomer, 1977. Dr. Siri Paiboun – onvrijwillig lijkschouwer, verward mediumen ontgoocheld communist –wordt ontboden naar de voormalige koninklijke hoofdstad, waar hij twee verkoolde lijken vol schot wonden moet onderzoeken. Al snel raakt hij verzeild in een complot om het land te verlossen van de koninklijke familie en al haar vooroudergeesten! Ondertussen stapelen zich in het mortuarium verminkte lijken op. Wie heeft dit op z’n geweten? Is het de ontsnapte zwarte beer van het hotel, of zou het een weer tijger zijn? Wat voorwezen, zo het al bestaat, heeft drieëndertig tanden? Bij afwezigheid van dr. Siri gaat zijn assistente, zuster Dtui, op onderzoek uit…

NBD|Biblion recensie
In dit tweede deel van de Dr. Siri-serie zet de 72-jarige Laotiaanse arts, die door de communistische leiding tegen wil en dank gebombardeerd werd als lijkschouwer, zijn werk als amateurdetective voort. Hij krijgt o.a. twee verkoolde lijken met schotwonden te onderzoeken. Zo raakt hij betrokken bij een complot om de voormalige koninklijke familie en al hun vooroudergeesten te verjagen. Het mortuarium vult zich met nog meer lijken. Wie heeft er drieëndertig tanden? Daarnaar gaat zijn assistende, zuster Dtui, op zoek, met alle gevolgen van dien. De auteur (Londen, 1952) heeft een drooghumoristische en relativerende manier van schrijven. Ook het bovennatuurlijke speelt een rol. In het eerste deel (“De doden van dokter Siri”) maakt men iets uitgebreider kennis met de hoofdpersoon en dat wordt in dit tweede deel voortgezet. Origineel gegeven dat zich afspeelt in een tamelijk onbekende cultuur (Laos van de jaren zeventig van de 20e eeuw). In 2009 werd de reeks, die inmiddels zeven delen beslaat – waarvan er twee in het Nederlands zijn vertaald – bekroond met de CWA Dagger in the Library.

<

Hij was de grootste der groten! Hij was de man aan de top. Plotseling stond hij oog in oog met de dood. En meteen brak er een strijd om de opvolging los; een gangsteroorlog met verschrikkelijke gevolgen... De FBI mengde zich in deze strijd: het gevecht om de erfenis van de Maffiaboss.

<

“Jerry Cotton is een FBI-agent, die zijn leven gewijd heeft aan de strijd tegen de gangsters. Door zijn moed en vastberadenheid veroverde hij de harten van miljoenen lezers in meer dan 50 landen. De hele zaak begon als een nachtmerrie. Viveca Martin, een beeldschone en geheimzinnige jonge vrouw, verongelukte dodelijk met haar wagen – maar niettemin was ze in leven. Dat stond onomstotelijk vast, toen Phil en ik ons met deze zaak gingen bezighouden. Ze leefde – hoewel haar lijk al geïdentificeerd was en door het medische team van de rechtelijke macht al was vrijgegeven. Phil en ik hadden meteen al in de gaten, dat het omeen bloedhete zaak ging. En we kregen gelijk – het ging over de geheimen van de PSI – een miljoenenprojekt van de NASA, waarbij telepathie, helderziendheid en intuítie een grote rol speelden.…”<

Raul Carmody wist zijn problemen altijd op zijn eigen wijze op te lossen:door moord.Maar met de moord op June Merrit ging hij te ver:haar dood riep om wraak.Carmody moest voor zijn leven vechten;waar hij ook ging,het leek wel of er geen plaats ter wereld meer was waar de bendeleider veilig was.De jacht op Carmody was een spel met de dood.Ook FBI-agent Jerry Cotton en zijn vriend Phil Decker zetten hun leven op het spel bij deze jacht,die op dramatische wijze zal eindigen in Amsterdam...<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

" Wat vinden jullie ervan om naar Wyoming te gaan?" vroeg Mr. High ons. Wij begrepen direkt dat hij met deze routine-opdracht eigenlijk een korte vakantie wilde geven. Maar Mr. High vergiste zich. In Wyoming wachte Phil en mij de ware hel. Een afgelegen farm was overvallen, en de zeven bewoners waren op een onvoorstelbare wrede manier afgemaakt. De bewoners van Wyoming wachtten nu vol angst op de volgende aanslag van de overvaller. Phil en ik bonden de strijd tegen hem aan. Maar al heel snel merkten we: hier was een duivel in mensengedaante aan het werk...

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Jerry Cotton is een Duitstalige misdaadromanserie over een FBI-agent, die zich voornamelijk in New York afspeelt.

<

Fun books

Choose a genre