6
De demonen van het binnenland…Alles wat uit het niets tevoorschijn leek te komen, is ineens hier.
Ze doken voor ons op, de dag dat Gouvan ons, Irene en mij, meenam om de Concha acústica te gaan zien, in de omgeving van Brasilia.
Ik moet zeggen dat voor een liefhebber van stilte…
De Concha was een operatheater in de openlucht waar de Pavarotti’s van dat moment geacht werden hun deuntje te komen zingen. Maar voor welk publiek? Er was, zover het oog reikte, slechts het struikgewas van de mato, afstekend tegen die gebogen horizon die niets goeds voorspelde. Zodat de Concha een monument leek ter ere van de eenzaamheid en de stilte. Wij waren met een huurauto gekomen. We bleven een tijdje naast onze geopende portieren staan.
Het werkelijke eraan, dat is wat niet klopt.
Geen vogel.
Geen zuchtje wind.
Een paar insecten.
En dat operatheater.
De leegte van de tribune, waarvan de trappen convergeerden naar de stille put van het toneel.
Alleen wij drieën boven die immense, vaag Griekse, zwaar versterkte kuil, ontworpen om tot aan het einde der tijden menselijke geluiden te ontvangen.
We konden de motorkap van de auto horen afkoelen.
Natuurlijk, een theater voor ons alleen op een onbewoonde planeet, dat was verleidelijk. En daar holden we al door het middenpad naar beneden om voor de leegte te gaan declameren. Drie jonge idioten die bezig waren de hemel met graffiti vol te spuiten, niet meer en niet minder. Ik herinner me Irene en Gouvan die met hun armen om elkaar heen op de tribune zaten en voor talrijk publiek speelden. Wat droeg ik voor, op het toneel? Waarschijnlijk strofen van Le Cid met de stem van De Gaulle, een afgezaagde specialiteit uit mijn tienertijd. Of een variatie op de taal van Québec, aangepast aan de Braziliaanse agrarische kwestie: ‘Leve de vrije sertão!’ Lange volzinnen à la De Gaulle voor de herverdeling van de grond onder de boeren in het noordoosten…
Totdat mijn ooghoek wordt getrokken door een aanwezigheid, daarboven op de tribune, rechts.
Er wordt naar ons gekeken.
Er wordt naar ons geluisterd.
We zijn niet alleen.
De Concha acústica is niet vergeefs gegraven.
Het was een grote gele hond met grijze vlekken. Hij stond daarboven, recht op zijn poten, en liet zijn kop naar onze diepte hangen, heel aandachtig. Dag hond. Hij sloeg alleen een oog op naar het andere uiteinde van de tribune. Ik draaide me om, nog een hond. Even groot als de eerste, maar zwart en met krulhaar als een briard. Allebei heel mager en heel imponerend, en zeer in beslag genomen door onze aanwezigheid onder in de kuil.
Het is één ding om de bink uit te hangen voor een bekend publiek, maar deze nieuwkomers maakten een veeleisender indruk. Ik ben naar Irene en Gouvan toe gegaan, heb hun op de honden gewezen, waarop de voorstelling ineens van gezichtspunt veranderde. De twee grote honden waren niet alleen. Eigenlijk leek het wel op het verschijnen van de Apachen in een film van John Ford. Er stonden er een stuk of dertig met hun kop omlaag boven het toneel, hun snuit in onze richting, hun ingevallen schouders tekenden zich aftegen de lucht. Gouvan trok wit weg.
‘We gaan.’
‘Niet hollen,’ zei ik.
‘En doorgaan met gek doen,’ raadde Irene aan.
Ook de honden kwamen in beweging. Ze trokken op in twee halve cirkels, volgden de curve van de schelp, met holle rug, starend naar ons, hun leiders voorop. Waar kwamen ze vandaan? We moesten het middenpad zien op te komen en de auto bereiken voordat deze verschijningen ons de weg versperden…Langzaam, tree voor tree, en indien mogelijk met heldere stem. Er waren daar alle denkbare combinaties van waak- en straathonden, bastaards die sinds kort zonder baas zaten of oude vechtjassen die al een aantal generaties waren verwilderd. Alle rassen, alle merken, alle stijlen, alle kruisingen, maar allemaal hadden ze verwondingen, uitstekende ribben, dezelfde vorsende blik en dezelfde geluidloze tred. Ik telde er zestien, alleen al links van mij. Wie van honden houdt, wantrouwt honds gedrag; ik ben zo iemand. Als een van hen besloot af te steken via de tribunes, dan waren ze ons allemaal tegelijk op de nek gesprongen.
Ik hoef het niet spannender te maken dan het is: dat ik het me vandaag herinner, komt omdat we het hebben gered. Op het nippertje. We hebben het niet tot het eind toe volgehouden, we hebben de laatste meters gerend. Zoals verwacht stortten ze zich op het wild. Ze sprongen tegen de dichtgeslagen portieren op terwijl de auto wegstoof.