5
Nog een kenmerk van de personages: ieder van jullie is een sneeuwbal die over de helling van de schrijver rolt; jullie winden je kluwen net zo goed van de toevalligheden in ons bestaan als van ons getob, en pakken in het voorbijgaan alles aan wat jullie betekenis kan geven.
Een voorbeeld? Je hebt nog geen twee dagen geleden in dit boek je intrek genomen en je bestaan wordt al verrijkt door een opmerking van mijn vriend Jean Guerrin, aan wie ik het verhaal van deze dubbelganger heb opgedragen en die me, nadat hij het had gelezen, vroeg: ‘Denk je dat Chaplin een wrakkenplunderaar is?’ De uitdrukking ‘wrakkenplunderaar’ (hoewel die niet direct op jou slaat) heeft me de ogen geopend, ik zei meteen bij mezelf dat jij de dubbelganger moest kennen.
Jij kende de dubbelganger!
Je moest hem wel kennen! Hij was het wrak van de buurt, de legendarische zuiplap van dat deel van Chicago, kampioen alle categorieën van het in één teug achteroverslaan. Precies het soort zatladder van wie Fanchon het zaakje had ingepakt, op de bank in de metro. Het zou heel goed kunnen dat hij vaste klant was in de bar waar jij je hamburger at voordat je aan het werk ging in de bioscoop. Avond aan avond hoorde je zijn Hollywoodiaanse kroniek aan, zijn pathetische rehabilitatie van Valentino, al dat gezwets waar niemand anders dan jij naar luisterde. Je zag de wedders zijn glas bijvullen. Valt ie? Valt ie niet? Ze legden de dollars op een rij. Degene die hem het fatale glaasje zou inschenken had gewonnen. De kroegbaas nam de inzet in ontvangst en streek zijn tiende deel op, legitiem. Een aardig pakketje om uiteindelijk in je zak te steken, gezien het feit dat ze de hele nacht bleven proberen hem omver te halen en dat de pot groter werd bij elke concurrent die voor hem in het zaagsel neerzeeg. Voor hem was er natuurlijk geen cent bij. Het leeggedronken glas gaf hem alleen het recht het volgende te legen. Dat was de buurtloterij. Een fantastische klantenbinder. De mensen kwamen van ver om hem uit te dagen: dokwerkers, remmers, uitbeners van de abattoirs, Ieren, Polen, Litouwers…Het was altijd stampvol in de bar. Elke nacht dezelfde houthakkerswedstrijd; het ene glas na het andere, in één teug leeg, tot hij in elkaar zakte. Want ik mag dan hebben geschreven dat hij nooit viel, hij liet op een gegeven moment natuurlijk toch de tapkast los, en de winnaar stak de buit in zijn zak. Als hij in elkaar zakte, nooit voordat het dag werd, betekende dat het sluitingsuur. Hij werd opgepakt en in zijn kartonnen doos gelegd (vlak achter de kroeg, in dat redelijk tegen de wind beschutte steegje waar jouw bioscoop op uitkwam), en zorgvuldig toegedekt. Hij had recht op een flink aantal dekens; geen sprake van dat ze de kip met de gouden eieren aan een longontsteking zouden laten creperen, niemand wilde dit handeltje dood hebben.
Een stilzwijgende overeenkomst bepaalde dat de winnaar hem de volgende dag het eerste glas aanbood.