3
Goed. De eerste is hem. Net als de dubbelgangers die hem zijn voorgegaan speelt hij zijn rol als neppresident aanvankelijk aarzelend, angstig, met gewetensbezwaren, en uiteindelijk met enthousiasme; vervolgens luwt zijn enthousiasme, krijgt hij er genoeg van en besluit op zijn beurt te vertrekken. Want ook hij heeft gedacht zijn ‘ware natuur’ te ontdekken (altijd dat streven om ‘zichzelf te worden’). Maar deze dubbelganger wil geen acteur worden, en evenmin een schuchtere aanbidder. Geen zin in een Bérénice, en met de cinematograaf heeft hij ook niets. Hij is pragmatisch van aard, en begiftigd met een goed gevoel voor synthese. Nog maar nauwelijks in Teresina gevestigd, schat hij ogenblikkelijk de grenzen van de presidentiële macht in. Hij komt heel snel tot de conclusie dat de macht die de president – de echte – uitoefent, niet reëler is dan de zijne. Hij constateert dat alles in handen is van de grote maatschappijen. Terwijl de president of zijn dubbelganger zwetst met toegewijde massa’s, gedijt de echte macht underground, om een uitdrukking te gebruiken van sir Anthony Calvin Cook, ambassadeur van Groot-Brittannië (de zoon van degene die ten tijde van Pereira’s debuut dat ambt bekleedde). De nieuwe dubbelganger heeft heel snel door dat zelfs het kleinste klapstoeltje in een raad van bestuur waar wordt gesproken over nikkel, zilver, goud, olie of akmadon, garant staat voor een nuttiger soort macht dan dat baantje van rondtrekkend praatjesmaker waar staatslieden zo gek op lijken te zijn. ‘s Nachts traceren zijn geopende ogen zijn carrièreplan op het plafond van zijn slaapkamer. Hij stelt zich de bodem van Teresina, met alle mineralen, voor als een gebied zonder grenzen, waar een hier, onder zijn voeten, geëxploiteerde ader hem, zonder dat er een haan naar kraait, stinkend rijk naar de andere kant van het continent kan leiden. Kort gezegd, als hij naar macht streeft, is het via rijkdom. Hij raakt er steeds meer van overtuigd, Teresina verlaten om de zakenwereld binnen te gaan, dat is uit de vissenkom springen om over de planeet te regeren.
Dat wil echter niet zeggen dat hij zijn representatieplichten verwaarloost. Met hem winnen de ter ere van Pereira georganiseerde plechtigheden aan luister, en het is tevens de tijd waarin de agenten van Guerrilho Martins, verspreid over de marktpleinen, het volk laten zingen:
§
Maior do que urn farao Maisforte do que um sultdo Maispotente do que um czar Mais imenso do que o mar Juro que ndo é bobeira Eis o nossopai, eis Pereira!
§
Een farao, maar dan de prachtigste Een sultan, maar wel de machtigste Een tsaar zoals geen tsaar op aard Een zee te groot voor elke kaart Zo is hij heus, durf ik te zweren De vader van ons volk: Pereira!
§
En dan komt eindelijk de dag waarop deze derde dubbelganger aan zijn tweelingbroer zijn vertrek aankondigt: ‘Nou, broertje, genoeg gelachen, ik ga fortuin maken, aan jou nu de rol van goudvis.’