13
‘Hoe kon ik dat nou weten?’ (Dit zou een van de langste monologen van de dubbelganger worden, een tirade die men hem graag zou horen herhalen; het zou zelfs zover komen dat men zijn glas regelmatig volschonk om hem weer op gang te brengen.) ‘Hoe kon ik vermoeden dat die idioot van een Polcinelli me op het eerste gezicht had aangezien voor Rudolph Valentino? Omdat Pereira op hem leek? Maar dat wist ik toch niet? Ik had nooit een fdm van Valentino gezien – keukenmeidenstuff – en sinds The Sheik was uitgekomen stond hij op alle foto’s alleen maar in Arabische vodden gewikkeld! Hoe had ik onder die luxedweilen Pereira moeten herkennen? Nee, ik kon echt niet weten dat die twee sufhannesen Rudy, de zon van Hollywood hadden herkend onder mijn Chaplin-pruik, en dat de toon van die twee ‘guarda’s’ betekende: Let op, Morasecchi, kijk uit, Tommaso mio, zie je die vent die ons in de zeik probeert te nemen? Nou, kijk eens goed, dat is niet Charlie Chaplin, veel beter nog, het is Valentino! Herken je hem niet? Rodolfo! Rodolfo Pietro Filiberto Raffaello Guglielmi di Valentina, alias Valentino! Wat ik je zeg, Rudy in eigen persoon! Dat joch van het tussendek, van tien jaar geleden, de tanguista die de heuvels van Hollywood heeft beklommen op zijn witte paard, de star die wij hebben ontdekt, wij met zijn tweeën, jij en ik, in de bak met emigranten: Valentino, The Sheilé. Ben je d’r? Kan je hem nu weer plaatsen, hofmeester? Zit ie in het goeie vakje? Allemaal in de toon van die twee ‘guarda’s’? Kom nou…Bovendien wist ik niet eens dat Rudy met de Cleveland was geëmigreerd! Ik wist niet dat de Cleveland zijn immigratie-praam was geweest! Ik kan toch niet alles weten!’