4
Geliefde Meester,
Eerlijk gezegd maak ik me zorgen over Lionardo want hij lijkt net zo uitgeblust en tobberig als zo’n sombere, verdroogde non van wie je bij eerste aanblik gelijk snapt waar ze aan denkt: als ik nou trouwde dan was ik veel beter af, dan waste ik ten minste de sokken van m’n man en niet die van de andere nonnen en ik kreeg nog een beurt van m’n man ook. Na het eten liet Lionardo me bijna drie uur alleen zonder te zeggen waar hij heen ging en met wie, wat in Florence nooit gebeurde. Gelukkig weet Uw Salai die gevallen op te vangen want toen Lionardo vertrok ben ik hem op een afstandje gevolgd en toen zag ik dat ie het palazzo van kardinaal Riario binnenging dat op een steenworp hiervandaan ligt. Daarna heb ik hem opgewacht in de herberg zoals ie me had opgedragen en bij zijn terugkeer zijn we regelrecht gaan eten en hij vertelde me geen bliksem van wat ie zonder mij had gedaan en gezien. Toen vroeg ik hem van Mijnheer en Vader, wilt U dat ik U gezelschap hou maar hij van nee dank je ik wil gaan tekenen en toen heeft ie zich in zijn kamer opgesloten. Toen heb ik door een kier in de deur gegluurd en me reet dat ie aan het tekenen was (Onze-Lieve-Heer zal me vergeven dat ik van die taal gebruik, maar, Meester, dat doe ik om U te dienen).
Als ik het niet verkeerd gezien heb door de kier zat ie weer dat versje1 te lezen dat een vriend aan hem heeft opgedragen en dat gaat over de schoonheid van de ruïnes van Rome en hij zag er heel ongerust en opgewonden uit en hij krauwde in zijn grijze baard waar hij zo groots op is al vind ik hem eerder op de heilige Hiëronymus lijken. Ik had hem graag aangeraden tot Jezus te bidden in plaats van aan zijn baard te trekken want van bidden word je rustig en het wendt het boze oog af en stemt Jezus gunstig maar ik weet wel hoe Lionardo daarover denkt en Jezus kan van hem de boom in en voor het naar bed gaan heb ik tweeëndertig Weesgegroetjes gezegd voor me eigen en nog es tweeëndertig voor mijn arme pleegvader die door al dat gepieker over zijn apparaten en zaken van mathematica en wetenschap bijna atheïst is geworden, moge God hem vergeven Amen en natuurlijk heeft Lionardo die dan wel niet in Jezus gelooft en niet naar de kerk gaat altijd wel een verrekte rotpech.
Ik stond nog steeds door de deur te gluren en zag dat ie dat bekende portret aan het tekenen was van Antinoös, de jonge vriend van de Romeinse keizer Hadrianus die volgens sommigen een flikker was en hij had een mooie kop en een hoop blonde krullen net als ik en Lionardo heeft zijn kop net als de mijne wel zo vaak getekend dat de mensen op den duur gingen denken van nou zal je nog meemaken dat Lionardo en Salai ook flikkers zijn maar, Mijnheer en Meester, ze weten niet hoe dat ze zich vergissen over mij.
Ach, ik vergat haast nog te zeggen dat ik meester Lionardo in osteria In de Koe, alleen heb gelaten, terwijl we op de focaccia’s zaten te wachten en toen ben ik de keuken gaan inspecteren (waar ik ongezien uit een kast een stuk kaas heb gegapt want ik had een reuzenhonger). Daar opzij had je een deurtje dat vast naar de kelder leidde en ik dacht van tering als ik alleen was zou ik naar beneden gaan want daar moet aardig wat te eten liggen. Maar daar vlakbij had je een van de keukbedienden die mijn gedachte geraden moet hebben en zei van jongen, de sleutel van die deur heeft alleen de hoofdkokkin hoor, dus het is zinloos om zo te kijken. Toen vroeg ik aan nog twee koks of de osteria ook van die Vanozza Cattanei was maar ze zeien niks en wezen op de hoofdkokkin, een groot eng wijf met schele ogen en een pokdalige harses onder de pukkels, afijn zo lillijk dat een blinde er nog bang van zou worden. De kokkin keek me met die schele ogen lang aan en leek heel verbaasd door Joost mag weten wat zodat ik dacht hoe durft dat mens zo naar me te kijken en uiteindelijk zei ze van ja, ook osteria In de Koe is van die Vanozza. Die vette lelijke kokkin kunt U maar beter nooit zien, Mijnheer en Meester, anders doet U ’s nachts geen oog meer dicht, ze vroeg aan me waar ik vandaan kwam en hoelang ik in Rome blijf en of ik de spullen die ze kookt lekker vind en ik zei dat ik nog niks had gegeten, maar daarna wel zou zeggen of het smaakte, maar ik dacht ammehoela dat ik dat ga zeggen, die hoef ik nooit meer te zien want onder ons mannen gezegd en gezwegen, Mijnheer en Meester, ik ben er zo van geschrokken dat mijn pieterman is verschrompeld tot een van haar puisten.
Toen ik de keuken uitging bedacht ik dat het wel gek is dat die Vanozza zo’n grote herberg heeft als De Fontein en zo’n goeie, ruime osteria vol mensen als In de Koe, want in Florence hebben maar weinig vrouwen iets van dien aard, zeg maar geen een.
Dit kan ik U voor het moment vertellen, en ik laat het aan Uedele over of dat allemaal goed is dan wel slecht voor Florence, onze vaderstad.
Uw trouwe dienaar Salai