Het plagiaat van Johannes Burckard uit Boccaccio

 

Latijnse tekst

 

Petrus et Johannes, socii mercatores Probatini, habebant pulchras uxores. Petrus advisatus per familiam suam dixit uxori sue se certa die Brugos iturum ad finem qua Johannem ad se vocaret. Adve-niente die, Petrus finxit se ire in Brugos, ivit ad domum ejusdam amici et ordinavit cum familia sua quod eum certum faceret post-quam Johannes esset cum uxore sua conclusus, quod fecit familia diligenter. Petrus venit in domum suam, pulsavit ostium forti-ter. Uxor perterrita clausit Johannem nudum in quadam capsa in camera sua, et intromittitur Petrus qui venit ad uxorem et misit sine mora pro uxore Johannis que vocata venit. Interrogavit eam de marito suo; respondit illa se id nescire, et quod sepe in mane exiret domum et vix in sero rediret, aliquando ad diem, vel duos se absentaret. Dixit Petrus: maritus tuus est hic in capsa clausus et sepe cognovit carnaliter uxorem meam, licet tu sis longe pulchrior illa. Unum propterea tibi de duobus elige: vel permittas te carnaliter super hac capsa a me delectabiliter cognosci, vel maritum tuum senties crudeliter occidi. Mulier acclamavit maritum capsa inclu-sum quid faciendum, respondit ille ex capsa verecundiam potius sustinendam quam mortem. Petrus cognovit super capsam Johannis uxorem; quo facto emisit eum et facti sunt Petrus et Johannes amici, et res mansit per multos annos secreta, more solito.

 

Uit: Johannis Burckardi capelle pontificie magistri ceremoniarum liber notarum ab anno MCCCCLXXXIII usque ad annum MDVI (uitg: L. Thuasne, Parijs 1885, dl. 1, blz. 108)

 

Nederlandse vertaling

 

Onder vier ogen met een van de penitentiarissen van de basiliek [van de Sint-Pieter], sprak ik tegenover hem mijn wens uit om een van de gevallen te leren kennen waar hij en zijn collega’s dagelijks mee in aanraking kwamen. Hij zei de uiteenlopendste en merkwaardigste te hebben gehoord, maar ze zich niet meer te herinneren. Hij vertelde me de paar die waren blijven hangen. [...]

Petrus en Johannes, twee Provençaalse kooplieden, hadden beide mooie vrouwen. Op advies van een dienstmeid zei Petrus tegen zijn vrouw dat hij op een bepaalde dag naar Brugge zou vertrekken, omdat hij wist dat zij dan Johannes bij zich zou uitnodigen. Toen die dag aanbrak, deed Petrus net alsof hij naar Brugge ging, maar in werkelijkheid ging hij naar het huis van een vriend, en regelde met zijn eigen dienstmeid dat zij hem in zou lichten als Johannes bij zijn vrouw naar binnen was gegaan, hetgeen de dienstmeid braaf deed. Petrus ging dus naar zijn eigen huis en klopte luid op de deur. Zijn echtgenote schrok zich dood en verstopte Johannes naakt in een of andere kist in haar kamer. Petrus werd binnengelaten, en hij ging direct naar zijn vrouw toe. Vervolgens liet hij zonder omhaal de vrouw van Johannes roepen, die onmiddellijk kwam. Petrus vroeg haar waar haar echtgenoot was. Zij antwoordde dat zij dat niet wist, en dat hij dikwijls ’s morgens vroeg het huis verliet en pas ’s avonds heel laat weer thuis kwam, of soms één of twee dagen wegbleef. Petrus zei: ‘Jouw man is hier in deze kist verstopt, en heeft vaak vleselijke gemeenschap gehad met mijn vrouw, hoewel jij veel mooier bent dan zij. Je moet nu dus uit twee dingen kiezen. Of je stemt erin toe dat ik op plezierige wijze vleselijke gemeenschap met jou heb, hier boven op deze kist, of je zult er getuige van zijn dat je man op wrede wijze vermoord wordt.’ De vrouw riep haar man, die in de kist opgesloten zat, en vroeg hem wat ze moest doen. Hij antwoordde vanuit de kist dat het beter was schande te verdragen dan vermoord te worden. En zo had Petrus vleselijke gemeenschap met de vrouw van Johannes bovenop de kist waarin hij opgesloten zat. Toen dit gebeurd was liet hij hem vrij, en Petrus en Johannes werden goede vrienden, en de zaak bleef vele jaren geheim, zoals dat meestal gaat.

 

Nederlandse vertaling van het achtste verhaal op de achtste dag uit Giovanni Boccaccio’s Decamerone

 

Van twee vrienden gaat de een naar bed met de vrouw van de ander. Als deze laatste het overspel merkt, lokt hij met medewerking van de echtbreekster de verleider in een kist en bedrijft op het deksel de liefde met diens vrouw.


(...) 

Naar ik gehoord heb, leefden er in Siena eens twee welgestelde jongemannen uit de stedelijke burgerij, die als buren in de wijk Camollia woonden. De ene heette Spinelloccio Tavena en de andere Zeppa di Mino. Ze trokken altijd samen op en het had er alle schijn van dat ze van elkaar hielden als twee broers. En elk van hen was getrouwd met een beeldschone vrouw.

Nu gebeurde het dat Spinelloccio, die vaak bij Zeppa over de vloer kwam ook als deze zelf afwezig was, zulke goede maatjes werd met diens vrouw dat ze de vriendschap tot in bed doortrokken. En het duurde een heel tijdje voor iemand daar erg in kreeg. Maar op een dag was Zeppa thuisgebleven zonder dat zijn vrouw daar erg in had, toen Spinelloccio weer eens langskwam. Zij riep hem toe dat haar man de deur uit was, waarop Spinelloccio gelijk de trap op ging en haar in haar eentje in de woonkamer aantrof. Hij viel haar in de armen en begon haar te kussen, waarbij zij zeker niet achterbleef. Zeppa zag dit allemaal onder zijn ogen gebeuren, maar hield zich gedeisd omdat hij wel eens benieuwd was waar het spelletje op uit zou draaien. Het duurde niet lang of hij zag zijn vrouw en Spinelloccio arm in arm naar de slaapkamer gaan en die op slot doen. Ondanks het feit dat hij diep geschokt was, besefte hij dat de hem aangedane belediging niet kleiner zou worden als hij de boel op stelten zette; integendeel, dat zou de schande alleen maar vergroten. Daarom begon hij te zinnen op een manier om zijn wraakzucht te koelen zonder zelf in opspraak te komen, en na lang nadenken meende hij die ook gevonden te hebben.

Hij hield zich koest zolang Spinelloccio bij zijn vrouw bleef, maar amper was zijn vriend de deur uit of hij stormde de slaapka-

mer binnen, waar zij nog bezig was haar sluiers weer om te hangen die Spinelloccio al stoeiend had afgerukt.

‘Wat ben je nu aan het doen, vrouw?’ vroeg hij.

‘Dat zie je toch!’ luidde het antwoord.

‘Ja zeker, en ik heb nog veel meer gezien wat me niet aanstaat,’ zei Zeppa, en hij begon haar om het gebeurde de huid vol te schelden. Nadat ze hem bevend van angst en met veel omhaal van woorden haar verhouding met Spinelloccio - die ze trouwens nog moeilijk had kunnen loochenen - had opgebiecht, smeekte ze hem huilend om vergiffenis.

‘Kijk eens hier, vrouw,’ zei Zeppa, ‘je hebt een scheve schaats gereden. Als je wilt dat ik je vergeef, dan moet je precies doen wat ik je zal vragen. Zeg tegen Spinelloccio dat hij een of ander voorwendsel bedenkt om morgen omstreeks negen uur, als wij samen zijn, van mij weg te gaan en naar jou toe te komen. Terwijl hij hier binnen is, zal ik op mijn beurt thuiskomen, en zodra je dat hoort, stop je hem in die kist daar en je doet die op slot. Daarna zal ik je wel vertellen wat je verder te doen staat. Je hoeft echt niet bang te zijn om te doen wat ik je zeg, want ik zal hem geen haar krenken, dat beloof ik je.’ Ter wille van de lieve vrede beloofde zijn vrouw dit alles te zullen doen.

Toen Zeppa en Spinelloccio de volgende dag samen op stap waren, zei deze laatste, die Zeppa’s vrouw beloofd had haar om-' streeks die tijd te zullen komen opzoeken, iets voor negenen tegen zijn maat: ‘Ik ben vandaag door een vriend uitgenodigd op het middagmaal en ik wil hem niet laten wachten. Tot ziens dus!’

‘Het is toch nog lang geen etenstijd,’ zei Zeppa.

‘Dat maakt niets uit,’ antwoordde Spinelloccio. ‘Ik heb nog een aantal persoonlijke dingen met hem te bespreken, en daarom wil ik goed op tijd zijn.’

Nadat Spinelloccio dus van Zeppa afscheid had genomen, liep hij langs een omweg naar diens huis. Nauwelijks was hij echter met de vrouw van zijn vriend in de slaapkamer verdwenen, of Zeppa kwam thuis. Toen zijn echtgenote hem hoorde binnenkomen, deed ze alsof ze hevig ontsteld was, duwde Spinelloccio in de kist die haar man had aangewezen, deed die op slot en ging de kamer uit.

Intussen was Zeppa boven gekomen en vroeg of het eten al klaar was. Toen hij daarop een bevestigend antwoord kreeg, zei hij: ‘Spinelloccio is vanmiddag bij een vriend gaan eten en heeft zijn vrouw alleen thuisgelaten. Roep haar even uit het raam en vraag of ze geen zin heeft om het middagmaal bij ons te gebruiken.’

Nog steeds bevreesd voor haar eigen hachje, deed de vrouw onderdanig wat haar opgedragen werd. Toen Spinelloccio’s echtgenote hoorde dat haar man die middag toch niet thuis zou komen, voegde ze zich op aandringen van haar buurvrouw bij hen. Ze was nog niet binnen, of Zeppa begon haar met attenties te overladen. Op een bepaald moment fluisterde hij zijn eigen vrouw toe dat ze in de keuken moest verdwijnen, nam zijn buurvrouw teder bij de hand en troonde haar mee naar de slaapkamer, die hij, zodra ze binnen waren, op slot deed.

‘Jeetje, Zeppa, wat zullen we nu krijgen?’ riep de vrouw toen ze hem de sleutel zag omdraaien. ‘Heb je me daarvoor hiernaartoe gehaald? Is dat de genegenheid die je voor Spinelloccio koestert en de trouwe vriendschap die je hem toedraagt?’

Zeppa sloeg zijn arm om haar heupen en voerde haar mee naar de kist waarin haar man opgesloten zat. ‘Luister eerst even naar wat ik je te zeggen heb, vóór je me iets verwijt,’ suste hij. ‘Ik beminde en bemin Spinelloccio als mijn eigen broer. Maar gisteren heb ik buiten zijn weten moeten vaststellen dat hij van mijn vertrouwen in hem misbruik maakte door met mijn vrouw naar bed te gaan zoals hij dat met jou doet. Omdat ik echter nog steeds op hem gesteld ben, zal mijn wraak niet zwaarder zijn dan zijn belediging: hij heeft mijn vrouw gehad, en ik wil jou hebben. Als je niet wilt meewerken, zal ik hem de volgende keer op heterdaad moeten betrappen. En aangezien ik deze oneer niet ongestraft wil laten, zal ik hem zo aanpakken dat jullie beiden voorgoed het lachen zal vergaan.’

Nadat Zeppa verscheidene malen gezworen had dat zijn verhaal op waarheid berustte, liet de vrouw zich overtuigen en zei: ‘Beste Zeppa, als ik dan toch het werktuig van je wraakneming moet zijn, zal ik me daar graag toe lenen, op één voorwaarde: dat jouw vrouw even weinig wrok tegen mij koestert als ik, ondanks alles wat ze me heeft aangedaan, tegen haar.’

‘Dat kan ik je verzekeren,’ beloofde Zeppa. ‘En bovendien krijg je van mij het mooiste en kostbaarste juweel dat je je maar kunt indenken.’ Na die woorden omhelsde en kuste hij haar, drukte haar neer op de kist waarin haar man opgesloten zat en stoeide daar met haar dat het een lieve lust was. En ook zij vond het allesbehalve een onaangenaam karwei.

Toen Spinelloccio, die in zijn kist alles had opgevangen wat Zeppa en zijn vrouw tegen elkaar zeiden, de bokkendans hoorde die boven zijn hoofd werd uitgevoerd, kromp zijn hart zo ineen dat hij dacht het te besterven. En ware het niet dat hij bang was voor Zeppa, hij zou zijn vrouw vanuit zijn gevangenis de grofste verwijten hebben toegeschreeuwd. Bij nader inzien besefte hij echter uiteindelijk dat hij het allemaal aan zichzelf te wijten had en dat Zeppa niet alleen gelijk had om hem zo op zijn nummer te zetten, maar de hele zaak eigenlijk nog op een menselijke en vriendschappelijke manier had opgelost. Als zijn buurman dat goedvond, zo besloot hij voor zichzelf, zouden ze nog dikkere vrienden kunnen worden dan tevoren.

Intussen was Zeppa ruimschoots aan zijn trekken gekomen en hij kroop van de kist af. Toen de vrouw naar het beloofde juweel informeerde, deed hij de deur van de slaapkamer open en riep zijn echtgenote naar binnen, die zei: ‘Buurvrouw, u hebt mij van hetzelfde laken een pak gegeven.’

‘Doe die kist eens open,’ gebood Zeppa. En toen het deksel openging, toonde Zeppa zijn buurvrouw haar Spinelloccio.

Er zou nog lang over te redetwisten vallen wie van de twee zich het meest schaamde: Spinelloccio bij het zien van Zeppa, wetend dat deze van al zijn slippertjes op de hoogte was, of zijn vrouw bij het zien van haar man, wetend dat deze gehoord en gevoeld had wat zij boven zijn hoofd had uitgespookt.

‘Ziedaar,’ zei Zeppa, ‘het juweel dat ik je schenk.’

Spinelloccio kroop uit de kist en zei zonder veel omwegen: ‘Zeppa, nu staan we quitte, en daarom is het maar het beste, zoals jij daarnet al tegen mijn vrouw zei, dat we vrienden blijven als tevoren. En aangezien we vroeger reeds alles broederlijk deelden behalve onze vrouwen, kunnen we die in het vervolg net zo goed in gemeenschap bezitten.’

Zeppa was het daar roerend mee eens, en in volmaakte gemoedsrust gebruikten ze alle vier het middagmaal. En van die dag af had elk van de vrouwen twee mannen en elk van de mannen twee vrouwen, zonder dat daar ooit gekibbel of herrie om ontstond.


De twijfel van Salai
001.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0001_0001.xhtml
Section0001_0002.xhtml
Section0001_0003.xhtml
Section0001_0004.xhtml
Section0001_0005.xhtml
Section0001_0006.xhtml
Section0001_0007.xhtml
Section0001_0008.xhtml
Section0001_0009.xhtml
Section0001_0010.xhtml
Section0001_0011.xhtml
Section0001_0012.xhtml
Section0001_0013.xhtml
Section0001_0014.xhtml
Section0001_0015.xhtml
Section0001_0016.xhtml
Section0001_0017.xhtml
Section0001_0018.xhtml
Section0001_0019.xhtml
Section0001_0020.xhtml
Section0001_0021.xhtml
Section0001_0022.xhtml
Section0001_0023.xhtml
Section0001_0024.xhtml
Section0001_0025.xhtml
Section0001_0026.xhtml
Section0001_0027.xhtml
Section0001_0028.xhtml
Section0001_0029.xhtml
Section0001_0030.xhtml
Section0001_0031.xhtml
Section0001_0032.xhtml
Section0001_0033.xhtml
Section0001_0034.xhtml
Section0001_0035.xhtml
Section0001_0036.xhtml
Section0001_0037.xhtml
Section0001_0038.xhtml
Section0001_0039.xhtml
Section0001_0040.xhtml
Section0001_0041.xhtml
Section0001_0042.xhtml
Section0001_0043.xhtml
Section0001_0044.xhtml
Section0001_0045.xhtml
Section0001_0046.xhtml
Section0001_0047.xhtml
Section0001_0048.xhtml
Section0001_0049.xhtml
Section0001_0050.xhtml
Section0001_0051.xhtml
Section0001_0052.xhtml
Section0001_0053.xhtml
Section0001_0054.xhtml
Section0001_0055.xhtml
Section0001_0056.xhtml
Section0001_0057.xhtml
Section0001_0058.xhtml
Section0001_0059.xhtml
Section0001_0060.xhtml
Section0001_0061.xhtml
Section0001_0062.xhtml
Section0001_0063.xhtml
Section0001_0064.xhtml
Section0001_0065.xhtml
Section0001_0066.xhtml
Section0001_0067.xhtml
Section0001_0068.xhtml
Section0001_0069.xhtml
Section0001_0070.xhtml
Section0001_0071.xhtml
Section0001_0072.xhtml
Noten.xhtml