16

Uitnemende Meester,

 

Lionardo is terug! Zonder bericht vooraf verscheen ie vandaag op mijn kamer en hij lijkt me in een veel betere bui. Ik vloog

op hem af alsof ik voor zijn gezondheid had gevreesd en hij onthulde me de ware reden van zijn afwezigheid die hij me niet eerder had kunnen zeggen omdat ie gezworen had zijn zaken met Valentino voor zich te houen.

En hij legde me uit dat een rijtuig hem op het moment van zijn vertrek was komen halen van een afgesproken plek die hij niet aan mij mag noemen en dat ie na een paar uur reizen naar een villa op het land werd gebracht. Daar werd ie opgewacht door ene Paride Grassi, die auditeur van Valentino is een soort persoonlijk secretaris zeg maar.

Lionardo en Grassi hebben een hoop geheime zaken besproken waar ie mij niets van mag vertellen daar het om staats-aangelegenheden gaat (maar wees gerust, Mijnheer en Meester, ik krijg het er nog wel uit). Hij zei alleen dat Lionardo zelf, die een bekwame vestingbouwkundige is zich binnenkort zal bezighouen met de vestingen en burchten die Valentino heeft veroverd of gaat veroveren in zijn oorlogen in Romagna en Toscane en benadrukte sterk dat Lionardo geen andere opdrachten van de stad Florence moest aannemen, anders zal ie geen tijd hebben voor de dienst van Valentino zelf. Daarna liet ie zich alleen nog ontvallen dat Valentino zijn geduld op is en nu meteen wil weten wie die boze geruchten over hem zijn zus en de paus heeft verspreid en Grassi drong aan dat Lionardo gauw met concrete resultaten kwam. Concreet waarover? vroeg ik. Lionardo’s gezicht kreeg een kleur als modder en toen moest ie me de waarheid opbiechten en wel dat Valentino wil dat hij, mijn pleegvader, ontdekt wie er achter de laster tegen de paus steekt. Ik, Mijnheer en Meester, voelde me als een naar de slachtbank geleid schaap want een erger mens dan Lionardo kun je niet hebben, die kan nog niet eens onderzoeken waar zijn eigen hoofd zit.

Ik zei dan ook: maar lieve vader, bent U gek geworden, dat is net zo’n gevaarlijke en haast onmogelijke opdracht als in je eentje oorlogvoeren tegen een heel leger.

Lionardo zei niks want hij heeft de waarheid ook wel door, er gaat over deze paus zoveel kwaads over tafel dat je zou denken dat alle duivels van de hel hem aan het zwartmaken waren en wat drommel wil je dan onderzoeken? Toen vroeg ik weer wat voor beloning hij van Valentino krijgt als ie hem tevreden weet te stellen.

Nou, Valentino heeft me beloofd dat ik zijn vertrouwens-bouwmeester en vestingbouwkundige word, zei mijn pleegvader met het gezicht van iemand die op weg naar de galg zegt van kijk toch es wat fijn, ik krijg als beloning een lekkere jut-tepeer.

Dus toen zei ik van neem me niet kwalijk, ser Lionardo, voor zo’n opdracht moet U toch minstens een groothertogdom krijgen!

Allee, Salai, niet overdrijven, zei hij maar aan zijn ogen kon je zien dat ie me gelijk gaf en hij zei ook dat ie er nou toch al op in was gegaan. En toen, Mijnheer en Meester, werd ik pas goed bang.

Een idioot weet nog dat Valentino een heel wreed en bloeddorstig man is die, als je de dingen niet heel goed doet, precies zoals ie zegt, je kop afhakt en aan de varkens opvoert, laat staan als je zo’n belangrijke taak aanneemt en dan helemaal de plank misslaat. Ik voelde zo’n rilling dat ik bijna moest janken want het komt erop neer dat Lionardo een heel moeilijk onderzoek moet doen naar de geheimzinnige kwaadsprekers van de paus en Valentino in een stad die hij bar weinig kent terwijl ie ’s avonds niet eens in de gaten heeft dat ik het geld uit zijn zak pik, dus kun je wel nagaan dat Valentino op het laatst echt kwaad zal worden en dat ik ertussenuit knijp.

Ser Lionardo waarschuwde me wel dat ik tegenover niemand iets mag loslaten over die opdracht en ook niet over wat Grassi, Valentino’s afgevaardigde, heeft verteld en blind heb ik hem natuurlijk absolute gehoorzaamheid gezworen. Toen vroeg ie dan eindelijk met iets van warmte hoe een en ander was gegaan terwijl ie weg was want nu en dan tussen een tekening en een schilderij door wil ie zich nog wel eens herinneren dat ik zijn zoon ben. Gelijk zei ik dat ik door die pief die op zijn kloten had gehad was ontboden en ik vertelde hem de belangrijke inlichtingen die hij me had gegeven.

Poggius? Er schiet me maar één man met die naam te binnen, zei Lionardo krabbend in zijn baard.

De persoon in kwestie leeft allang niet meer, zei Lionardo, hij was geboren in Toscane en opgegroeid in Florence en daarom kende Lionardo hem wel maar hij had lange tijd in Rome gewoond.

Zijn volledige naam luidde Poggio Bracciolini, zei mijn pleegvader, en het was een deftige man. En als ik, Salai, hem niet heb gekend dan komt dat alleen omdat ik te jong was maar in Florence in de Santa Reparata-kerk staat nog een beeld van de profeet Jozua dat als huldeblijk het gezicht van Poggio heeft gekregen; helaas is dat beeld, zoals Lionardo zei, nou wat beschadigd door een paar idioten en daardoor, Salai, herinner jij je het niet meer.

Ik ken het wel, zei ik, maar zonder erbij te vertellen dat ik en mijn vrienden op dat beeld met de kop van Poggio met houtskool een fraaie, goedgelukte snor hebben getekend en een bril, zoals die van Lionardo, en twee lekkere schele ogen waar mijn vrienden hard om moesten lachen.

Poggio Bracciolini, ook wel bekend als Poggius, had dat beeld verdiend door zijn grote kennis. Hij was meer dan een eeuw geleden geboren in een dorpje in het Arnodal en toen naar Florence gekomen met de gedachte om notaris te worden. Maar later had ie een ander idee gekregen en was ie filosofie en Latijns gaan studeren om letterkundige te worden. Poggio had zo’n lekker knappe kop dat ie in korte tijd met studeren als een paard vanzelf heel erudut eridiu geleerd was geworden en hij kon als de beste schrijven in het Italiaans en het Latijns, hij wel, en algauw werd er in Florence door alle

belangrijke burgers en lieden tegen hem opgekeken.

Je zag dat Lionardo over Poggio vertelde met iets van treurigheid en jaloezie want hij zegt altijd: ik ben een ongeletterd man maar dat mag ie graag zeggen om een hoge borst op te zetten en uit te laten komen dat ie toch het beste kan tekenen van iedereen maar de waarheid is dat ie zich doodgeneert dat ie geen Latijns kent en als ie in Florence met de andere schilders praat, dan lijkt het net een boer, nou ja hij komt natuurlijk ook uit Vinci, een boerengat met de grootste boerenkinkels.

Poggio, ging ser Lionardo verder, had in zijn studietijd ook leren schrijven in een prachtig regelmatig handschrift en de teksten van de ouwe handschriften zo volmaakt leren kopiëren dat die van hem ouder leken dan die van de handschriften. Ten slotte had de hooggeleerde Coluccio Salutati, zijn leermeester, hem aanbevolen bij de paus en Poggio was toen naar Rome gegaan en had daar het ambt van apostolische klerk gekregen, hij hield zich bezig met wetten en aangelegenheden van de paus, afijn, het was een betrekking voor mensen met een knappe kop die beter Latijns kennen dan de Latijnen. Na twintig jaar werken op de burelen van de paus was ie teruggegaan naar Florence waar ie zomaar tot kanselier van de stad was benoemd.

In die jaren, zei Lionardo, had je in heel Italië een soort gekte dat iedereen de literatuur van de roemrijke antieke vaderen van het antieke Rome wou herontdekken na eeuwen en eeuwen dat die niemand ene klap kon schelen en iedereen bijna even barbaars en achterlijk was als de boeren uit Vinci waar Lionardo is geboren en toen was er in Rome en Florence een groep mensen ontstaan die je wel de Antiekisten kon noemen, zo bezeten waren ze van het Antieke.

De eerste Antiekisten waren Petrarca en Boccaccio, die hadden her en der wat ouwe Latijnse handschriften ontdekt en verzamelden wat anderen hadden opgeduikeld; daarna waren er nog meer gekomen zoals ene Ciriaco d’Ancona, die half Europa afzocht naar antieke inscripties op marmer of Giovanni

Aurispa die in de hele Oriënt Griekse handschriften ging kopen en verkopen. Ze groeven onder de grond om tempels en beelden op te diepen, ze probeerden de teksten op grafstenen op monumenten enzovoorts te lezen en te begrijpen. Nog tegenover de stenen en andere vieze dingen die je onder de grond hebt die voor mensen met een gezond verstand gewoon smerig lijken, zei iedereen van oooh en aaah, moet je toch es kijken wat mooi en wat voor antieks neem ik nou toch mee naar huis. Daarvoor hadden ze onder een straat in Rome al eens een kist gevonden met een mummie van een oud-Romeins meisje erin en toen waren ze allemaal zo ontroerd dat ze elke dag met z’n honderden uren- en urenlang in de rij gingen staan om die compleet verdroogde mummie te zien waar ik, Mijnheer en Meester, niet meer dan een uur in de rij zou gaan staan om een knap naakt wichtje van zestien te zien want dat zou me overdreven lijken, laat staan voor een verdroogde, aangeklede dooie van minstens achthonderd jaar oud.

Afijn, in plaats van wat meer het Evangelie te lezen want als de mensen een beetje volgden wat Jezus zegt dan zou het volgens mij wel beter met de wereld gaan, kwamen de Antiekisten samen in groepjes van dichters schrijvers en wetenschappers die elke dag Vergilius Cicero en Horatius voordroegen en bestudeerden en zeien hoe goed fijn en verstandig die wel waren en in plaats van het woord van God en de christenen te bestuderen leerden ze zo dat van de heidenen uit hun hoofd en met hart en ziel wijdden ze zich aan dichters als een zekere Ovidius die alleen over vrouwendingen schreef naaipartijen en overspel en gesjacher met hoeren en allerlei vunzigs.

Sommige Antiekisten maakten lange reizen naar Duitsland en Zwitserland berg op berg af en zochten in de meest afgelegen monnikenkloosters naar de vergeten codexen met onbekende werken van Latijnse schrijvers. Onder de Antiekis-ten-reizigers was de meest fanatieke wel Poggio, zei Lionardo bewonderend want hoe is onduidelijk maar altijd wist ie wel antieke handschriften te snaaien zoals honden truffels vinden onder de grond dus met een ongelooflijk geheimzinnig talent.

Eigenlijk lijkt het mij gewoon, Mijnheer en Meester, dat iedereen in die tijd van lotje getikt was, dat ze plotseling tijd over hadden en als ze in de tuin een brok antiek marmer vonden in plaats van wortelen of broccoli die er zo lekker in gaan, dat ze dat dan mee naar huis namen, dat marmer waar je geen donder mee kan. Zo ook in plaats van fijn thuis een mooi nieuw gedicht in het Italiaans op een fraai wit vel te schrijven vertrokken ze naar Duitsland waar het altijd stervenskoud is op zoek naar ouwe gedichten in het Latijns en die staan dan in zo’n codex vol stof zodat het lezen van een paar regels al een heidens karwei is.

Maar, Mijnheer en Meester, toen Lionardo mij het verhaal over Poggio en de Antiekisten aan de hand deed, hield ik mijn bek want die obsessie met ouwe vieze dingen is nog altijd beter dan die met nieuwe schone die Lionardo heeft sinds ie nog leerling was in de werkplaats van Andrea Verrocchio en terwijl ie aan het woord was, zei ik dus van ja ja natuurlijk, wat leuk, net zoals wanneer ie het over zijn uitvindingen heeft die het nooit doen al zeg je driehonderd Onzevaders per dag.

De pausen, vervolgde Lionardo, moedigden de obsessies van de Antiekisten aan en gaven er ook geld voor want de vroegere pracht van Rome verleende hun ook luister, daardoor leken ze op de opvolgers van de grote Romeinse keizers. Is de Heilige Stad Rome, zei mijn pleegvader, ook niet de erfgenaam van het keizerlijke Rome?

Ik vond het wel eigenaardig dat diezelfde vraag me ook was gesteld door de Duitse (of liever Alemannische) jonge prelaat die ik met zijn vriend in de kerk was tegengekomen. Alleen zei die jonge prelaat dat de erfgenaam van het ouwe Rome het keizerrijk was, oftewel Duitsland in plaats van het pausschap.

Verder heb je natuurlijk altijd wel schavuiten die ervan profiteren, zoals die schurk van een Michelangelo, ging ser Lionardo verder met de bekende jaloerse kop wanneer ie het heeft over schilders met meer geluk dan hij want hier in Rome heeft ie een Cupido van hem laten verkopen onder het mom dat het een Romeins beeld was maar het was bedrog want ze hebben ontdekt dat hij ’t zelf had gemaakt en toen stond ie er mooi op.4

Maar omdat Poggio vijftig jaar geleden is doodgegaan, zei Lionardo, is niet duidelijk wat ie met de lastering van de huidige paus te maken kan hebben en dus is de informatie van onze pief die op zijn kloten had gehad bijna zeker een kletspraatje dat geen fluit voorstelt.

Het zal wel zo zijn als Meester Lionardo zei, want die weet er veel meer vanaf dan ik maar na zijn hele verhaal is er toch twijfel in mijn kop blijven hangen. In de geschiedenis van Poggio is alweer Duitsland opgedoken: zou dat toeval zijn, Mijnheer en Meester? De Duitsers in Rome verkopen worstjes, zijn metselaar notaris barbier, ik kan mijn kont niet keren of ik kom een Duitser of een Aleman tegen. Maar waarom zijn ze met zoveel gekomen? In Rome staat dan wel een mooi zonnetje en in Duitsland is het altijd stervenskoud maar volgens mij is het dat niet alleen.

Wat me ook nog bijstaat is het beeld van Poggio Bracciolini in onze Santa Reparata-kerk in Florence waar ik de snorren-baard en de schele ogen op getekend heb en dat ik U op een dag wel es zal laten zien want het is om je rot te lachen zo komisch. Ik weet niet of het de schuld is van de beeldhouwer die het gemaakt heeft maar onder die snor heeft het marmeren beeld van Poggio het gezicht van iemand die geen al te beste gedachten heeft, dat weet ik nog wel en dat zint me niks.

Uw trouwe Salai

De twijfel van Salai
001.html
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0001_0001.xhtml
Section0001_0002.xhtml
Section0001_0003.xhtml
Section0001_0004.xhtml
Section0001_0005.xhtml
Section0001_0006.xhtml
Section0001_0007.xhtml
Section0001_0008.xhtml
Section0001_0009.xhtml
Section0001_0010.xhtml
Section0001_0011.xhtml
Section0001_0012.xhtml
Section0001_0013.xhtml
Section0001_0014.xhtml
Section0001_0015.xhtml
Section0001_0016.xhtml
Section0001_0017.xhtml
Section0001_0018.xhtml
Section0001_0019.xhtml
Section0001_0020.xhtml
Section0001_0021.xhtml
Section0001_0022.xhtml
Section0001_0023.xhtml
Section0001_0024.xhtml
Section0001_0025.xhtml
Section0001_0026.xhtml
Section0001_0027.xhtml
Section0001_0028.xhtml
Section0001_0029.xhtml
Section0001_0030.xhtml
Section0001_0031.xhtml
Section0001_0032.xhtml
Section0001_0033.xhtml
Section0001_0034.xhtml
Section0001_0035.xhtml
Section0001_0036.xhtml
Section0001_0037.xhtml
Section0001_0038.xhtml
Section0001_0039.xhtml
Section0001_0040.xhtml
Section0001_0041.xhtml
Section0001_0042.xhtml
Section0001_0043.xhtml
Section0001_0044.xhtml
Section0001_0045.xhtml
Section0001_0046.xhtml
Section0001_0047.xhtml
Section0001_0048.xhtml
Section0001_0049.xhtml
Section0001_0050.xhtml
Section0001_0051.xhtml
Section0001_0052.xhtml
Section0001_0053.xhtml
Section0001_0054.xhtml
Section0001_0055.xhtml
Section0001_0056.xhtml
Section0001_0057.xhtml
Section0001_0058.xhtml
Section0001_0059.xhtml
Section0001_0060.xhtml
Section0001_0061.xhtml
Section0001_0062.xhtml
Section0001_0063.xhtml
Section0001_0064.xhtml
Section0001_0065.xhtml
Section0001_0066.xhtml
Section0001_0067.xhtml
Section0001_0068.xhtml
Section0001_0069.xhtml
Section0001_0070.xhtml
Section0001_0071.xhtml
Section0001_0072.xhtml
Noten.xhtml