14
‘Smerige leugenaars!’ Een porseleinen hond vloog tegen het verschoten behang en werd een sterrenregen van bleke scherven. ‘Alles…’ Richard Knox pakte een ballerina van de schoorsteenmantel en smeet die tegen de verste muur te pletter. Rood gezicht, tanden ontbloot, en er spatte spuug van zijn lippen. ‘Verdomde leugens!’
‘Jezus, Richard, kalmeer!’ Een forse vrouw – een van Knox’ oppassers van Sacro – zat achter de sofa gehurkt, stak haar hoofd boven de stoffige bekleding uit en dook weer omlaag toen er een trekpaard in porseleinen granaatscherven veranderde.
‘Ze hebben het recht niet!’
Logan verstijfde in de deuropening. Zijn hoofd bonkte. ‘Wat is hier verdomme aan de hand?’
Knox graaide een Schotse terriër van de schoorsteenmantel en trok zijn arm naar achteren om hem weg te keilen. Logan stapte naar voren en pakte het hondje van hem af.
‘Goed, zo is het genoeg!’
Met wijdopen, glanzende ogen draaide Knox rond. Zijn lippen trilden op zijn knarsende tanden. ‘Geef het terug!’
‘Agent Guthrie?’
Guthrie stuntelde de woonkamer in, met in zijn ene hand vettige papieren zakken van de bakker waar ze onderweg waren langsgegaan, en een homp schilferig gebak in zijn andere hand geklemd. ‘Wat?’
‘Valse…’ Knox’ ogen schoten naar links, naar rechts, en toen greep hij een vissende teddybeer vast en slingerde die weg. ‘KLOOTZAKKEN!’
De agent dumpte zijn gebakken goederen op de oude bank en greep Knox’ arm, draaide die achter zijn rug omhoog en smakte hem tegen de muur. ‘Gedraag je!’
Knox worstelde, moord en brand schreeuwend. Guthrie keek even naar Logan en werd toegeknikt. Hij trok hem een meter naar achteren en ramde hem toen weer naar voren, zodat de foto’s boven de schoorsteenmantel rammelden.
‘Aaagh… blijf van ons af!’
‘Wil je er nog een?’
Knox gaf geen antwoord, maar hij bleef wel kronkelen, dus liet Guthrie hem opnieuw met het behang kennismaken.
Ditmaal hield het geworstel op.
‘Wil je in de boeien?’
Stilte.
‘Oké.’ De agent liet hem los en stapte achteruit.
Knox wankelde naar een van de door katten verscheurde leunstoelen en zakte erin neer, over zijn pols wrijvend en naar de kapotte televisie starend. ‘Leugenaars…’
De vrouw kroop achter de sofa vandaan. ‘Bedankt.’ Er zaten porseleinschilfertjes in haar haar.
Logan haalde zijn notitieboekje tevoorschijn. ‘Richard Knox, ik arresteer u voor mishandeling. U hoeft niets te zeggen, maar als u zwijgt…’
‘Ik heb niemand mishandeld.’ Hij hield zijn ogen op de spoken in het tv-scherm gericht.
Logan gluurde naar de vrouw, trok zijn wenkbrauwen op.
Ze schudde haar hoofd. ‘Heeft me niet aangeraakt.’
‘Waar is je partner? Dacht dat jullie met z’n tweeën waren.’
Knox verschoof in zijn stoel, mompelend: ‘Ik heb m’n rechten…’ ‘Harry zit op de plee. Heeft gisteravond een dubieuze chow mein met kip gegeten. Ik was van plan hem naar huis te sturen als het niet beter met hem ging.’
Logan keek om zich heen naar de brokstukken en wreef vervolgens in zijn jeukende ogen. ‘Wil je mij dan vertellen waar dit in godsnaam over ging?’
Ze wees naar een gescheurd exemplaar van de Aberdeen Examiner, dat tegen de plint lag. De helft van de pagina’s lag over het tapijt verspreid, maar het hoofdartikel was duidelijk zichtbaar vanaf de plek waar Logan stond: SEKSBEEST ZAAIT ANGST IN GEMEENSCHAP. De foto van Knox was recenter dan de andere die de kranten hadden gebruikt. Ie mand was aan het spitten geweest.
Logan bukte en raapte de voorpagina op; de rest van de krant liet hij weer op de vloer vallen.
Exclusief door Colin Miller. Iedereen weet dat een vos zijn streken niet verliest: eens een gevaarlijk dier, altijd een gevaarlijk dier, maar de mensen van Aberdeenshire worden geacht te geloven dat de veroordeelde serieverkrachter Richard Knox in hun midden kan wonen zonder een serieus risico voor de bevolking te vormen. Knox (39), een wreed seksueel roofdier, heeft acht jaar in een zwaarbeveiligde gevangenis gezeten voor de brute ontvoering en verkrachting van grootvader William Brucklay (68) uit Newcastle…
Het was niet bepaald het beste werk van de journalist. Sensatiebelust, melodramatisch, en duidelijk bedoeld om verontwaardiging en paniek aan te wakkeren. Verderop werd het zelfs nog erger, met citaten van mensen in Newcastle en de kleinkinderen van William Brucklay: tieners die meer dan blij waren om de woede van de familie te delen. Castratie is te goed voor hem, ophanging moet terugkomen. Dat soort dingen.
En in het geval van Richard Knox hadden ze vast gelijk.
Logan vouwde de pagina op en smeet die op de koffietafel.
Knox klemde zijn boodschappentas weer vast; het ding ritselde toen hij in zijn stoel heen en weer zat te schommelen en mompelde: ‘Het zijn allemaal leugens.’
‘Alles?’
‘“Veroordeelde serieverkrachter”.’ Hij keek nors naar de tv. ‘Ben veroordeeld voor één verkrachting. Eén. Geen serie. Heb m’n tijd uitgezeten. Heb God gevonden, niet dan?’
‘Nou…’ Logan keek naar de gedrongen vrouw van Sacro – Margaret, Marge? Zoiets. ‘Misschien zou je beter af zijn als je je geluk ergens anders beproeft? We kunnen een vertrek met de noorderzon organiseren: jou ergens verder weg sturen, waar ze je niet kennen. Devon, Cornwall, zoiets?’
Jou als de bliksem uit Aberdeen wegsturen voordat je nog meer problemen veroorzaakt, eng klootzakje.
‘Dit is m’n thuis!’ Knox trok zijn voet naar achteren en haalde uit; hij knalde zijn hak tegen het tv-scherm, verbrijzelde het en liet het hele ding achterover op de vloer kletteren.
Marge/Margaret kromp ineen. Ze vloekte.
Agent Guthrie doemde boven Knox op. ‘Goed, overeind.’
De man keek niet eens naar hem op, zat daar maar, zijn voet vastgrijpend. ‘Wat ga je doen, me arresteren voor het vernielen van m’n eigen tv? Dat rotding deed het toch al niet.’
De agent wapperde even met zijn handen. ‘Brigadier?’
Logan haalde zijn schouders op. ‘Hij heeft gelijk.’
Knox deed zijn ogen dicht, lippen strak samengeknepen, en ademde in en uit door zijn puntige neus. Toen stond hij op en knielde met gebogen hoofd en ineengevouwen handen voor de oude straalkachel. Zijn mond bewoog geluidloos.
Ze lieten hem aan zijn lot over.
‘Weet je.’ Margaret/Marge vulde een nieuw ogende waterkoker in de gootsteen en stak de stekker in het stopcontact. ‘Ik begin echt de kriebels van hem te krijgen.’
Logan haalde zijn schouders op. ‘Zedendelinquenten kunnen nogal…’
‘Geloof me, ik kén zedendelinquenten. Heb zes jaar als gevangenbewaarder in Peterhead gewerkt, ik heb alle soorten mafkezen gezien die je kunt bedenken en niemand van hen deed me zo versteld staan als Knox.’ Ze pakte vier mokken uit het afdruiprek, snuffelde eraan en plopte in elk een theezakje. ‘Er was een vent die vastzat omdat hij vrouwen van de straat plukte – meestal blondines – en ze achter in een oud busje met verduisterde ramen stopte. Hij vond het leuk om ze te verkrachten terwijl hij ze met de sigarettenaansteker brandde. Kennelijk hadden tepels zijn bijzondere voorkeur. Hij keek je nooit in de ogen wanneer hij praatte, staarde altijd hiernaar…’ Ze wees op haar niet onaanzienlijke borsten. ‘Je wist gewoon dat hij er aan dacht: de geur, het sissende geluid. Het gegil.’
‘Jezus.’
‘Ja, en zelfs híj was nog niet zo eng als Knox.’
Ze spoelde een theelepeltje onder de kraan af, vanuit haar ooghoek naar Logan glurend. ‘Nou… wat is er met je gezicht gebeurd?’
Logan bracht zijn hand omhoog en raakte zijn rechterwang aan. De huid was helemaal gezwollen en pijnlijk. ‘Heb me bij het scheren gesneden.’
‘Juist…’
Boven klonk een spoelend geluid.
Marge/Margaret keek op en glimlachte. ‘Harry’s reet moet nu wel aan flarden zijn.’
Ze was druk doende de theezakjes uit de mokken te vissen toen er een kalende man van middelbare leeftijd kreunend en beide kanten van zijn bolle buikje vastklemmend binnenkwam. Gezicht helemaal bleek en zweterig. ‘Ik dacht dat ik doodging…’
‘Wil je thee?’ Ze wees naar de vettige papieren zakken die op het aanrecht stonden. ‘De aardige politieman heeft donuts meegebracht.’
Hij grimaste. ‘Mandy, alsjeblieft, graaf een gat in de achtertuin en begraaf me.’
‘Ik heb je gezegd dat die chow mein er dubieus uitzag.’
‘Dat spul was verdomme niet eens over de houdbaarheidsdatum.’ Hij forceerde een glimlach en stak vervolgens zijn hand naar Logan uit. ‘Hoi, ik ben Harry…’ Diep in zijn binnenste borrelde iets, en hij grimaste. ‘O god, niet weer…’
En toen dribbelde hij kermend en vloekend de trap weer op.
Logan leunde tegen het fornuis. ‘Als jij je zorgen maakt over Knox, misschien…’
‘Het is niet zo dat ik bang voor hem ben of zo. Ik bedoel, kom op.’ Ze wees nogmaals op haar borsten. ‘Deze twee boeien hem toch niet. Hij is alleen… niet in orde, weet je?’
‘Ja, maar hij zal… klote.’ Logan trok zijn jengelende telefoon tevoorschijn. ‘McRae?’
De stem van inspecteur Steel klonk aan de andere kant. ‘Heb je die kadaverhond al opgespoord zoals ik je heb opgedragen?’
‘Heb ik als eerste gedaan. Die zou hier om een uur of elf moeten zijn.’
‘Ik geloof het als ik het zie. Weet je, die bobby’s van Strathclyde…’
Logan legde zijn hand op het mondstuk, maakte een gebaar alsof hij een sigaret rookte en wees naar de achterdeur. Mandy knikte en bood hem een donut aan.
De kruk draaide, maar er kwam geen beweging in de deur. Logan zette zijn thee op de vensterbank en gaf het hout een stoot met zijn schouder. Het stuitte, maar ging niet open.
‘Hoe zit het met die dikke sukkel van een Danby, heb je al wat vuiligheid over hem kunnen opspitten?’
‘Nee. Je zei dat ik zijn makker, Billy Adams, moest natrekken.’
Nog een zet en de deur kraakte in zijn kozijn. Nog één en hij knalde open. De achtertuin was een wirwar van dode distels en gelig gras; de geknakte bruine zuringsprieten staken in de grijze ochtend omhoog. Vanuit de achterste hoek, naast een bouwvallige schuur, groeide een hulststruik alle kanten op.
‘Je hebt toch wel van het woord “initiatief” gehoord?’
Logan stapte een patio op die uit gebarsten betonplaten bestond en waar nat gras uit de naden stak. ‘Het is uitgesloten dat Danby helemaal hierheen is gekomen om alleen maar Knox’ handje vast te houden: hij is hoofdcommissaris, die treden niet als babysit voor verkrachters op, hoe bekend ze ook zijn. Er is iets aan de hand.’
Hij legde de donut boven op zijn thee en stak een sigaret op, waarvan de rook de koude lucht in kringelde.
‘Heb je nagedacht over wat ik gisteren zei? Je houding, het drankgebruik, het feit dat je een dwarse drol bent.’
‘Ik ben géén dwarse drol.’
‘Er zit me een drol dwars, en dat ben jij.’ Er viel een korte stilte. ‘Geval in kwestie: de advocaat van Douglas Walker is op dit moment beneden aan het zeiken dat zijn cliënt zijn mensenrechten worden ontzegd.’
Logan deed zijn ogen dicht en masseerde zijn bonzende voorhoofd. ‘Gloeiende tering – zeg me alsjeblieft dat je hem niet in de verhoorkamer hebt achtergelaten!’
‘O nee hoor: jij hebt hem verdomme gearresteerd! Waarom heb jij hem niet aangeklaagd?’
Typerend, verdomme.
‘Omdat jij me beval om na de MAPPA-vergadering toezicht te gaan houden op de zedenpolitie! Daarna sleepte jij me mee naar het bouwterrein en Polmonts flat…’ Hij liet zijn hoofd achterovervallen totdat hij recht omhoog in de lage grijze lucht staarde. ‘Walker was alleen voor een kort verhoor op het bureau, dus dat wordt een makkelijk dagje voor zijn advocaat.’
Steel rekte de pijnlijke stilte een poosje. ‘Doe verdomme niet zo stom: natuurlijk heb ik hem daar niet achtergelaten. Wat denk je dat ik ben, een amateur? Heb hem verhoord, aangeklaagd, een nacht de cel in gestuurd.’
‘O… oké.’
‘Het punt is dat jij het verdomme vanmorgen meteen al had moeten controleren, hè? In plaats van weg te banjeren alsof je neus bloedt.’
‘Ik ben nergens naartoe gebanjerd! Jij zéí dat ik Knox moest gaan controleren, dus heb ik Knox gecontroleerd. Hoe kan ik verdomme alles doen?’ Logan tikte de as van de punt van zijn sigaret. ‘En voor het geval je geïnteresseerd bent, Knox ging door het lint toen hij de ochtendkrant zag.’
‘Ach, boehoe. Is het kleine verkrachtertje overstuur? Gossie. Zeg hem dat ik eraan kom en hem een kusje zal geven met de punt van mijn laars.’
‘Weet je, jij kunt voor de verandering eens helpen: zorg dat Voorlichting tegen de media zegt dat ze Knox even met rust moeten laten.’
Logan liet zijn sigaret vallen en trapte hem met zijn voet op de natte betonplaat uit.
‘Hij kan de tering krijgen.’ Steel snoof. ‘Kom terug en handel die verdomde advocaat met zijn blotebillengezicht af. Ik wil dat alles geregeld is tegen de tijd dat ik in Polmonts flat klaar ben.’
Logan hing op en liet de telefoon weer in zijn zak glijden. De donut had een vettig laagje op het oppervlak van zijn thee achtergelaten. Hij goot de thee in het met water doortrokken gras; hij was er niet meer voor in de stemming.
Verrekte inspecteur Steel – waarom moest alles altijd zijn schuld zijn?
Weer binnen dumpte hij de mok op het aanrecht, bedankte voor de thee en liep naar de voordeur. In het voorbijgaan gluurde hij door de zitkamerdeur naar binnen, en hij bleef staan. Knox stond in de erker naar de trieste kleikleurige lucht te kijken en die boodschappentas van hem als een warmwaterfles voor de ziel te koesteren.
Hij draaide zich om, zag dat Logan naar hem stond te kijken, en keek weg. ‘Het spijt me dat ik de spast heb uitgehangen, hoor. Soms wordt het gewoon een beetje te veel, dat iedereen ons haat, weet je?’
Dat wist Logan inderdaad. ‘Het is… Zit er maar niet over in.’
Knox knikte en draaide zich weer naar het groezelige glas toe. ‘Heb je een beschermengel, brigadier?’
Logan lachte. ‘Als ik er een heb, doet hij zijn werk beroerd.’
‘Ik heb er een. God heeft iemand gestuurd om op ons te passen. Zelfs toen ik in de gevangenis zat hield hij een oogje in het zeil. Hield ons veilig zodat ik m’n les kon leren.’
Logan pakte zijn autosleutels uit zijn zak. ‘Ja, nou…’
‘Kijk, God stelt ons altijd op de proef, niet dan? Gepakt worden, naar de gevangenis gaan, dat maakte allemaal deel uit van Zijn plan voor ons. Als Hij het niet had gedaan, zou ik Hem niet gevonden hebben, toch?’ Knox stak zijn hand uit en tekende met zijn vingertop iets op het vieze raam. ‘Hij heeft ons tot de man gemaakt die ik ben, weet je.’
Dat was nou iets om trots op te zijn.
Het gaat sneeuwen. Richard kan het in zijn botten voelen. Zijn arm doet pijn op de plek waar ze hem tijdens die eerste groepstherapiesessie hadden gebroken. Bezig met al die STOP-programmaflauwekul: iedereen zat als een stel kutten maar door te zeiken dat hun mammies en pappies niet van hen hielden. Ze vonden het niet leuk dat hij ze in de zeik nam, hè? Nee. En sindsdien doet zijn arm pijn wanneer het koud is.
De eerste les van God: weten wanneer je je mond dicht moet houden.
Natuurlijk kregen ze toen allemaal ongelukjes, hè? En God zei tegen hen: kloot nooit met een man die voor Maffe Mikey werkt – het heilige woord werd gebracht door een paar cipiers die de grote man nog een gunst schuldig waren.
Beschermengel, zie je?
Richard kijkt hoe de politieman gebogen over het tuinpad en door het roestige hek loopt en in een kleine bruine Fiat stapt die op een gemotoriseerde drol lijkt.
Staarde hem aan alsof hij gek was, toch? Geloofde niet dat Richard de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid sprak. Zo. Helpe. Hem. God.
Het is allemaal een proef. Het is allemaal een les. Hoe je dingen aanpakt is belangrijk voor Hem, niet dan? Dat spreekt voor zich. Anders zou Hij geen dingen laten gebeuren zoals Hij dat doet.
En God houdt van Richard Knox.
Richard legt zijn hand tegen het glas en wrijft het beeld weg dat hij in het laagje vuil had getekend. Glimlacht tegen zichzelf.
Gauw. Heel, heel gauw…