19

Logan ging met knipperende ogen en een duizelend hoofd recht overeind op de bank zitten. Alle lichten waren aan, de tv bromde tegen zichzelf in de hoek. ‘Urgh…’

De dagboeken van Steve Polmont lagen verspreid over het zitkamertapijt, één open op de koffietafel; de morsige bladzijden waren hier en daar met een heldergeel plakkertje gemarkeerd, op de plaatsen waar Logan iets had gevonden wat in elk geval gedeeltelijk leesbaar was.

Knipper. Hij keek op de dvd-speler hoe laat het was. Kwart voor middernacht.

Gaap.

‘Sam? Ben je thuis?’ Logan schrobde zijn gezicht met zijn handen. Het bericht op het antwoordapparaat meldde dat ze weer eens een extra dienst draaide – om te sparen voor een nieuwe tatoeage.

En toen werd er weer aangebeld.

‘Gloeiende tering, Sam…’ Hij hees zich overeind en strompelde rillend en strontberoerd naar de voordeur. Hij had niet eens gedronken, was gewoon thuisgekomen, had een vegetarische lasagne in de magnetron gezet en was met Polmonts dagboeken en een herhaling van Taggart gaan zitten. ‘Errrrrr is een moorrrrrrrrrrrd gepleegd…’

De kou trok door Logans sokken toen hij de trap af trippelde naar de gemeenschappelijke voordeur. Er werd opnieuw aangebeld, een irri tant doordringend gezoem. ‘Goed, goed.’ Hij deed het slot open. ‘Waarom kun je nooit denken aan je verdomde…’

Reuben.

Kut.

Het gezicht van de forse man was een massa kneuzingen, die zich vanaf een met gaas en wit verband bedekte neus verspreidden. Zijn ogen waren gezwollen, in blauw en paars gehuld. Het linker had helemaal geen wit meer, het was een scharlakenrode zee, met de iris die in het midden dreef. Een boze olijf in een bloody mary. Vlinderhechtingen op zijn voorhoofd.

Logan probeerde de deur dicht te slaan, maar Reuben had zijn voet in de opening gezet. Er kwam geen beweging in.

Rennen. Nu meteen omdraaien en als de bliksem de trap op rennen. Misschien zou hij de flat binnen komen voordat Reuben hem inhaalde en doodsloeg.

Logan deed een stap naar achteren.

De forse man hield een pakket omhoog. Het had ongeveer het formaat van een laptop, alleen dikker, verpakt in vrolijk geel papier met een blauw lint erom, waarvan de uiteinden helemaal gekruld en tot een strik bewerkt waren.

‘Complimenten van meneer Mowat.’ De stem was helemaal geblokkeerd.

Logan schraapte zijn keel. ‘Kijk, Reuben, ik…’

‘Ik moet me verontschuldigen voor mijn gebrek aan respect gisteren. Ik ben buiten de orde gegaan.’ Reuben stond stokstijf en monotoon neuzelend zijn boodschap over te brengen.

‘Het was een… Kijk, het spijt me, oké? Ik flipte alleen. Het was niet mijn bedoeling om…’

‘Kan ik tegen meneer Mowat zeggen dat je mijn verontschuldiging aanvaardt?’

‘Ja, natuurlijk. Ik had niet moeten…’

Er sloeg iets tegen Logans maag. Er scheurde pijn door hem heen, die als een golf van vuur uitstraalde. Hij deed zijn mond open, maar er kwam alleen een raspend gepiep uit, terwijl zijn knieën bezweken en hij op de halvloer viel.

Jezus! God wat deed dat zeer…

Reuben boog een enorme hand open en weer dicht. ‘Je hebt verdomd veel mazzel dat meneer Mowat jou wel mag, McRae, anders zouden jij en ik een tochtje naar een rustig plekje maken, met een lastoorts.’

Hij boog zich dreigend over Logan heen. ‘Begrijp dit goed, jij bent niks meer dan een klein stuk stront voor mij. Meneer Mowat is niet gezond. Als hij doodgaat? Dan gaan jij en ik nog even praten.’

Reuben gooide het rechthoekige pakket naar Logan. Er bonkte een scherpe rand tegen zijn hoofd, zodat er hete sterretjes door de donkere hemel flitsten.

‘Veel plezier met je klotecadeau.’

‘Logan? Waarom zit je hier in het donker?’ Klik, en het keukenlicht bloeide langzaam op – de spaarlamp flikkerde tot een matwitte gloed. Sam stond met één hand aan de schakelaar, wenkbrauwen samengetrokken. ‘Gaat het wel?’

Logan keek van de tafel op. Hij hield een zak met ontdooiende erwten tegen de bovenkant van zijn hoofd gedrukt; zijn andere hand was om zijn maag geklemd. ‘Niet echt.’

Ze trok de zak erwten bij zijn hoofd vandaan en tuurde naar de huid. ‘God, dat is een flinke bult!’

‘Tegen een deur gelopen.’

Samantha fronste. ‘Heb je gedronken?’

‘Thee.’ Hij wees naar de mok, die naast het cadeau van Wee Hamish Mowat op de tafel stond.

Ze drukte de zak weer tegen zijn hoofd. ‘Je wil niet weten wat voor dag ik heb gehad. Het leek The Muppet show wel…’ De koelkast liet een dreunend gebrom horen toen ze opstond en naar de inhoud gluurde. ‘Hebben we nog wijn over, of heb je die opgedronken?’

‘Ik heb de hele avond sinaasappelsap en verdomde limonade gehad, doe me een lol, oké?’

Ze draaide zich om. ‘Ik vroeg alleen of er nog wijn over was.’

Korte stilte.

‘Sorry. Ik heb… niet zo’n beste dag gehad.’

‘Daar zijn er de laatste tijd veel van geweest.’ Ze klapte de koelkast dicht. ‘Wil je nog wat thee?’

‘Kan ik een warmwaterfles krijgen?’

Ze vulde de ketel en bracht die aan de kook; daarna verdween ze uit de kamer en kwam een paar minuten later terug met haar donzige roze badjas en bijpassende sokken aan. Ze kwakte een geplette Winnie de Poeh op het aanrecht en trok het klittenband van zijn kop los. Schroefde de plug los en goot Poeh in de gootsteen leeg. Vervolgens vulde ze hem met de dampende ketel.

‘Hier.’

Logan hield hem met zijn vrije hand tegen zijn maag. Kreunde.

Ze staarde hem aan. ‘Ben je ongesteld of zo?’

Geen antwoord.

Er klonk gerammel van lepels en mokken. Daarna ging ze aan de andere kant van de tafel zitten en reikte ze hem de verse thee aan. ‘Hier.’

‘Bedankt.’

Korte stilte. ‘Ik wist niet dat je schaakte.’

De houten set – beuken en mahonie – was op een bijpassend bord uitgestald. Een van de stukken had een kartonnen etiketje om de nek, met daarop in sierlijk copperplate-schrift de woorden: RECHERCHEURBRIGADIER LOGAN MCRAE.

Ze pakte het stuk van het bord – een uit bleek hout gekerfde paardenkop. ‘Dus nu ben je Batman?’

‘The Dark Knight zul je bedoelen.’

‘Oké, ik speel het spelletje wel mee. Wat is er in godsnaam met je aan de hand?’

‘Ik ben bezig in een cliché te veranderen.’ Hij probeerde te lachen, maar het klonk geforceerd en pijnlijk.

Stilte.

‘Logan? Kijk me aan, Logan.’

Hij sloeg zijn ogen op van het tafelblad. Ze zette het witte paard op het bord terug. ‘Weet je… Het is oké om je af en toe een beetje depri te voelen, maar… nou ja, misschien moet je erover denken om hulp te zoeken?’

Logan staarde weer naar de koffiekringen. ‘Ik ben al ongeveer drie maanden bij iemand.’

Er viel een pijnlijke stilte. ‘Ik…’ Een snuivend geluid. Daarna werd haar stem hard, bits. ‘Ik snap het. Is ze knap?’

‘Wat? Nee, het is Goulding. Je weet wel: de forensisch psycholoog? Eenmaal per week laat ik mijn hoofd nakijken.’

‘O… juist. Ja, natuurlijk.’ Ze bloosde. ‘Wat zegt hij?’

‘Ik moet van de drank afblijven. Minder sigaretten roken. Niet zo’n ellendige klootzak zijn. Ermee ophouden mijn collega’s en meerderen tegen me in het harnas te jagen. Niet meer in het donker zitten piekeren.’

‘Het gaat dus niet zo goed.’ Samantha pakte haar thee op en ging achter hem staan. Vouwde haar vrije arm om zijn borst en drukte haar borsten tegen zijn achterhoofd.

Logan haalde diep adem. ‘Weet je, het is niet zo dat de wereld een betere plek is wanneer ik dronken ben. Het is nog steeds bagger. Het is alleen… iets makkelijker te verdragen.’

‘Maak ik deel uit van het probleem?’ Haar stem kwam nauwelijks boven een fluistertoon uit.

Ditmaal was de lach iets oprechter. Logan kwakte de zak erwten op de tafel en pakte haar arm. ‘Jij bent het enige fatsoenlijke wat ik heb.’

‘Je hand is verdomde koud.’ Ze boog zich en kuste hem op zijn hoofd, op de plek waar de schaakset tegen zijn schedel was geketst. ‘Mafkees.’