18
Het werd kouder. Logan stond in de deuropening – zijn bestofte forensisch pak werd vuilgrijs in de mistige motregen. De kraan was een enorm geel ding vol krassen, van het bouwterrein geleend; een geel licht op het dak van de cabine flitste goud en duisternis door de regen. De bittere rooklucht van dieselgassen walmde in grote wolken naar buiten toen de funderingsplaat langzaam op een wachtende dieplader werd neergelaten.
Smurfen Een en Twee hadden hun blauwe plastic met minstens drie rollen isolatietape aan het blok vastgemaakt en het hele ding als een morbide kerstcadeau ingepakt. Nu loodsten ze het voorzichtig naar een geraamte van houten palen, ervoor zorgend dat de resten van Steve Polmont niet tegen de metalen lader van de vrachtwagen te pletter sloegen.
De achterkant van de vrachtwagen zakte en de vering kreunde toen het enorme brok beton op zijn plaats belandde. Twee andere technici haakten de kraan los, bonden het blok vast en reden ermee weg.
Smurf Nummer Een zette haar masker en de capuchon van haar forensisch pak af. Ze streek met haar hand door haar bruine en grijze haar en liet het om haar schouders heen vallen; toen ze opkeek, zag ze dat Logan stond te kijken.
‘Jij bent toch die brigadier?’ Haar stem dampte om haar hoofd heen en een glimlach plooide haar gezicht en vormde kraaienpootjes. ‘Degene die mensenvlees moest eten?’
Logan deed zijn uiterste best om niet te grimassen.
Ze stak een gehandschoende hand uit. ‘Doctor Jessica Frampton, forensisch bodemonderzoek. Dit is Tony, mijn assistent.’
Smurf Nummer Twee knikte; zijn ene oog keek niet helemaal in dezelfde richting als het andere. ‘Hoe gaat-ie?’
‘Juist, ja.’ Logan schudde de aangereikte hand en knikte naar de achterlichten van de vrachtwagen, die in de verte vervaagden. ‘Dus jullie zijn de betonspecialisten?’
‘Bodem. Ze zullen niet veel sporenbewijs van het lichaam krijgen – eventuele vezels zullen allemaal aan de buitenkant van de kleding zitten, opgesloten in het beton – maar de bodem…’ Ze knipoogde, zonder zijn hand los te laten. ‘De bodem heeft altijd een verhaal te vertellen, denk je ook niet?’
‘Eh, oké.’ Logan probeerde achteruit te stappen, maar haar greep was stevig.
‘Zeg eens, smaken we echt naar kip?’
Pijnlijke stilte.
‘Ik denk dat ik beter…’ Hij wees over zijn schouder naar het huis. ‘Je weet wel.’
Smurf Nummer Twee knikte. ‘Straks.’
Dr. Frampton liet Logans hand eindelijk los. ‘De bodem liegt nooit.’
‘Oké…’ En hij was vrij.
Inspecteur Steel zat, rook uit haar neus blazend, in de poolauto van de recherche op hem te wachten. Ze tikte een brokje as in de voetenruimte terwijl Logan zijn forensisch pak uittrok en het in een vuilniszak kwakte. Hij rolde het hele zaakje op en smeet het achterin.
‘Met wie stond je te praten?’
Logan kroop achter het stuur. ‘Een of andere enge bodemwetenschapster en haar troetelaap.’
‘Ah, dr. Framptonstein en Igor de Knakker.’ Steel haalde haar schouders op en graaide in haar kruis. ‘Ze is niet zo erg als ze lijkt, alleen een beetje enthousiast, weet je?’ Ze nam een Hammer House of Horror-accent aan: ‘De bodem is het leven! Bwahahahahaha…’
Ze keken hoe het stel, allebei met een schep in de hand, het moordhuis weer in slofte. Om graven te roven.
Steel deed haar gordel om. ‘Ik heb een ontvoeringszaak met haar gedaan, zeven of acht jaar geleden. Een bankiersvrouw werd onderweg naar huis vanuit Marks & Spencer gegrepen.’
Logan stak de sleutel in het contact en liet de poolauto over de gegroefde weg naar de uitgang van het terrein kruipen; in het licht van de koplampen glansde motregen.
‘Natuurlijk wisten we wie het gedaan had: Ronny Maguire, een broodmager schijtventje met een gezicht als een gescheurd scrotum. Hij zwoer blind dat hij in Dundee was toen ze vermist werd, maar we vonden een modderig paar laarzen in zijn garage. Frampton neemt monsters, en de volgende dag komt ze terug met drie mogelijke locaties, allemaal binnen zo’n dertig meter van die parkeerplaatsen langs de A96.’ Steel nam een lange trek, liet de sigaret van haar ene mondhoek naar de andere rollen. ‘Ook nog de spijker op de kop.’
Logan reed langs de laatste serie funderingen; de achterbanden slipten in de modder. ‘Heb jij de bankiersvrouw gevonden?’
‘In een afvoergreppel: helemaal vastgebonden, met een stuk oud tapijt bedekt, verkracht en gewurgd. Ronny had het ontvoeringsidee van de tv, dacht dat hij makkelijk wat geld kon verdienen…’ Zucht. ‘Die stomme klootzak kon zijn handen nooit thuishouden.’ Steel zakte verder in haar stoel weg. ‘Toch moet je het van de zonnige kant bekijken – het duurde maar drie dagen tot een of andere sociaal ingestelde junkie hem in Craiginches doodschopte.’
De koplampen van de auto zwaaiden langs een groezelig busje met het logo van de politie van Strathclyde op de zijkant en een matgouden gloed op de ramen. ‘Wacht even.’ Logan bracht de auto hobbelend tot stilstand, maakte zijn gordel los en klauterde naar buiten, de doorweekte duisternis in.
Steel boog zich voorover in haar stoel. ‘Hé, waar denk je dat je…’
‘Ben zo terug.’
‘Niet…’
Hij sloeg het portier dicht, om wat er ook maar volgde te dempen, haastte zich naar het busje en klopte op het beslagen raam. Agent Martin knalde het portier open.
‘Kan ik niet eens… O, jij bent het.’ Ze wees naar de passagiersstoel, waar Kleerkast met zijn staart tegen het dashboard zat te bonken. ‘Ik zou je wel uitnodigen, maar…’ Schouderophalen.
‘Moet hij geen gordel dragen?’
‘Je laat alle warmte ontsnappen.’
‘Heb je nog iets in de andere huizen gevonden?’
De agente trok een wenkbrauw op en richtte zich tot haar hond. ‘Hoor je dat, Kleerkast? De plaatselijke politie denkt dat we iets geheimhouden voor hen. Heb je nog een lijk gevonden en niemand erover verteld?’
Kleerkasts bek viel open in een enorme grijns en zijn tong hing als een doorweekte roze badmat uit de zijkant.
Agent Martin keek weer naar Logan. ‘Nee, het ziet ernaar uit dat je maar één lijkje krijgt.’ Ze pakte een handvol garnalencocktailchips uit de zak op haar schoot en voerde ze een voor een aan de grote gele labrador. ‘Hij houdt van kaas en uien, maar daar gaat zijn adem van stinken. Niet dan, meneer Stinkie?’
Blaf.
Ze gaf hem er nog een. ‘We hebben elk perceel en zoveel mogelijk van het terrein afgesnuffeld. Er kunnen nog meer resten liggen, maar met zulk koud weer, die bevroren aarde…’ Ze diepte nog meer chips op. ‘Over drie weken krijg je misschien meer uitgelekt vocht – ja, áls er nog meer liggen.’
‘Hoe zit het met bloed? Kan hij bloed opspeuren?’
‘Alleen als het een grote emmer met muf bloed zou zijn. Kleerkast is een kadaverhond, hij doet alleen lijken. Maar als je het niet erg vindt, het is verdomde koud en we willen graag onze chips rustig opeten voordat we op weg gaan. Het is een heel eind van het Land der Schapenneukers naar Gods eigen Clydeside.’
‘Ik zie echt niet hoe ik kan helpen.’ De projectmanager streek met zijn hand de loshangende slierten van zijn overgekamde haar recht toen Logan de deur van de verhoorkamer voorzichtig dichtdeed.
Er hamerde een regenvlaag tegen het raam, die de verticale jaloezieën deed ratelen. Op de terugweg naar de stad was de mistige motregen vervangen door krachtige naalden van ijzig water, die de straatlantaarns heen en weer deden zwaaien.
Inspecteur Steel keek op toen Logan de map op de gehavende formicatafel dumpte en in de stoel naast haar ging zitten. ‘Brigadier McRae komt de kamer binnen.’ Ze snoof. ‘Is dit het?’
Logan knikte.
Stilte.
‘Zijn we hier bijna klaar? Ik heb namelijk een bouwproject te runnen.’
Logan opende de map en haalde er een handvol uitdraaien uit. ‘We hebben een lichaam gevonden dat onder de fundering van een van uw huizen was begraven, meneer Brett. Hoe veel meer liggen er daar nog?’
‘Ik heb geen idee waar u het over hebt.’
‘Hoe veel meer lichamen? U hebt een bouwvergunning voor vierhonderd huizen, dat is veel beton. Het hele terrein kan wel een begraafplaats zijn.’
De projectmanager zette zijn bril af en kneep zuchtend in de brug van zijn neus. ‘Dit hebben we al gehad. McLennan Homes had niets te maken met…’
Steel sloeg op de tafel. ‘Hoe komt het dan dat er een lijk is…’
‘… acties van een gestoord individu, dat…’
‘… waar u zogenaamd niets van weet…’
‘… toegang tot het terrein had. Het is niet…’
Dit was alles wat ze het afgelopen uur hadden gedaan: telkens weer van voren af aan beginnen, waarbij Brett elke kennis of verantwoordelijkheid ontkende en Steel hem probeerde op te jutten. Het leek niet te werken.
Na de laatste kibbelronde streek de projectmanager het haar weer over zijn kale plek. ‘Nou, ik denk dat ik uitermate geduldig met uw vragen ben geweest, maar ik zal dit gesprek tot een eind moeten brengen.’ Hij stond op. ‘Als u nog verdere verklaringen wilt, kunt u contact opnemen met ons juridisch team.’
Steel keek hem dreigend aan. ‘Ga op uw kont zitten.’
Nog een zucht. ‘Inspecteur, ik ben hier vrijwillig gekomen om bij uw onderzoek te helpen. En nu ga ik weer aan het werk. Goedendag.’
Logan tikte op het vel papier. ‘Vertel me over uw terreinbeveiliging, meneer Brett. De grote, kale man met de grote hond.’
Brett trok een wenkbrauw op. ‘Wat is er met hem?’
‘Zullen we maar met zijn naam beginnen?’
Korte stilte. ‘Andy. Andy Stephenson. Dat staat op de…’
‘De lijst met werknemers die u ons hebt gegeven?’ Logan krabde theatraal op zijn voorhoofd. ‘Dat is vreemd, want het DNA-monster dat ik heb genomen blijkt bij ene meneer Andrew Connelly te horen.’ Hij hield het papierwerk dat hij net had uitgeprint omhoog. ‘Volgens de nationale politiecomputer heeft Andrew Connelly drie jaar gezeten voor zware mishandeling. Twee jaar voor het eisen van geld onder bedreiging. Kreeg een voorwaardelijke straf voor zijn aandeel in een overval op een pantserwagen… Er is nog meer als u dat wilt horen?’
De projectmanager snoof. ‘Bij McLennan Homes geloven we dat iedere grote organisatie een verantwoordelijkheid heeft om mensen met problematische achtergronden in de maatschappij te helpen integreren. Het maakt deel uit van ons Maatschappelijk Betrokkenheidsprogramma om…’
‘Bla, bla, bla.’ Steel hees zichzelf iets op. ‘Hij knapt verdomme vuile klusjes op voor Malk het Mes en dat weten we allemaal.’
‘Dat is laster, inspecteur.’
‘En mijn reet is…’
‘Waar is hij?’ Logan negeerde Steels dreigende blik. ‘Andrew Connelly was niet op het terrein toen we het lichaam vonden. Onze teams hebben met alle anderen gesproken.’
Bretts ogen versmalden. ‘Andrew is met verlof wegens familieomstandigheden, brigadier. Zijn moeder heeft gisteren een beroerte gekregen.’
‘Nou, dat komt verdomd goed uit.’ Steel hield zowaar even op met rommelen. ‘Verwacht u dat wij geloven dat zijn lieve oude moedertje niet in orde is op precies hetzelfde tijdstip dat wij Steve Polmonts lichaam vanonder een van uw verdomde huizen opgraven? Vier dagen nadat u de stomme sukkel op het jatten van elektrische benodigdheden had betrapt? Het is uitgesloten dat Malk het Mes…’
‘Ik herhaal, inspecteur, McLennan Homes had niets te maken met…’
‘Iemand moest de verdomde betonmolen bedienen…’
En daar gingen ze weer.
Logan sjokte de trap af, met weer een ander rapport onder zijn arm geklemd, zodat hij zijn vingers kon branden aan de twee koppen koffie die hij vanuit de kantine naar Steels kantoor bracht. Hij probeerde de deurkruk met zijn elleboog omlaag te drukken en kreeg daar onmiddellijk spijt van toen het metaal tegen het gekneusde gewricht stootte en het weer pijn deed. Hij gebruikte zijn andere arm, en verstijfde toen de deur openzwaaide.
Gloeiende tering…
Die grote eikel van een Danby zat in een van de bezoekersstoelen en strekte zijn hals uit om te zien wie de kamer binnen kwam. Steel zat achter haar bureau, dat zowaar voor een keer netjes was. Er moest iets aan de hand zijn. En toen zag Logan de gehavende dagboeken die ze uit Polmonts flat hadden meegenomen – de exemplaren vol met amper leesbaar, dronken gekrabbel.
Logan bleef staan en knikte naar het tweetal. ‘Mevrouw, meneer. Zal ik straks terugkomen?’
Een van Danby’s wenkbrauwen klom op dat enorme roze voorhoofd omhoog. ‘Dus het is nu “meneer”, hè?’
Hij kon er net zo goed meteen vanaf zijn. ‘Ik wil me graag verontschuldigen voor mijn eerdere commentaren, meneer. Het was onprofessioneel van mij om mijn persoonlijke gevoelens in de vergadering te laten meespelen.’
Danby glimlachte zowaar. ‘Goeie god, wat was dat gemaakt. Heb je daarop geoefend?’
‘Eh, niet echt.’
‘Geloof me, het druipt ervan af, begrijp je wat ik bedoel?”
‘Ja, nou…’ Schouderophalen. ‘Sorry.’
‘Dat is je ook geraden.’ De man zwaaide met zijn enorme hand naar de andere bezoekersstoel. ‘Zitten.’
Logan keek naar Steel. ‘Mevrouw?’
‘Parkeer je kont.’ Ze stak een hand uit. ‘Wat wees het vingerafdrukkenonderzoek uit?’
‘Het is Polmont.’ Hij reikte het rapport aan, en ze griste het uit zijn hand; haar ogen schoten over de pagina. Hij wees op het diagram. ‘De afdrukken die we van de hand hebben gehaald komen op zestien punten overeen.’
Ze knikte. ‘Autopsie?’
‘Isobel… Dr. McAllister heeft die morgenochtend om half tien gepland. Ze halen er een archeoloog bij om de resten uit het beton te helpen graven.’
Danby verschoof in zijn stoel en pakte toen een van de koppen koffie. Smerige dief. ‘Wat zei je vriend de projectmanager?’
Logan keek Steel aan. ‘Baas?’
‘Vertel het hem.’ Ze nam een slokje van haar cappuccino. ‘Zit hier kaneel op? Ik hou niet van kaneel…’
‘Het is chocola. Volgens meneer Brett hebben ze maandagnacht de helft van de nieuwe fundering gestort en dinsdagochtend de rest, vanwege een of andere machinestoring. Hij beweert dat iedereen het terrein op had kunnen sluipen nadat ze het voor de nacht hadden afgesloten, en het lichaam in het vochtige cement had kunnen begraven.’
Danby fronste. ‘Juist…’
‘Allemaal gelul, natuurlijk.’ Steel veegde een schuimsnor weg. ‘Als Polmont in nat cement was gedumpt zou het helemaal om hem heen zitten, in plaats van aan één kant. Het is boven op hem gestort.’
De enorme hoofdcommissaris roffelde met zijn vingers op de armleuning van zijn stoel. En stond vervolgens op. ‘Ik stap maar eens op, moet het Sacro-rapport over Knox doorploeteren.’ Hij pakte een van de dagboeken op Steels bureau en stak het onder zijn arm. ‘Vergeet niet mij op de hoogte te houden.’
Logan wachtte tot de deur dichtviel. ‘Waarom bemoeit hij zich ermee?’
‘Dat gaat je geen donder aan.’ Ze diepte iets uit haar brievenbakje op en wierp het naar hem toe. ‘Je zult wel blij zijn om het te weten, er is alweer een bezwaarschrift tegen je ingediend. Douglas Walkers advocaat vindt jou onprofessioneel, overdreven agressief, en beledigend. Hoe vaak is dat nu al gebeurd?’
Logan las de officiële klacht vluchtig door. ‘Ik ben opgehouden met tellen toen we in de dubbele cijfers kwamen.’
‘Grappig. Het wordt zelfs nog grappiger als je over een halfuur voor de onderzoekscommissie staat, hè? Stomme zak.’
‘Hij was een idioot.’
‘Kan me niet schelen. Vanaf morgen ben je het probleem van iemand anders. Ik ga op vakantie en jij mag je geluk beproeven bij een of andere banjo-spelende inteeltgek die ze uit Fraserburgh sturen. Die zou hier vandaag komen, maar vanavond hebben ze een of andere drugs-inval-bespiedingsactie, dus zul je morgen de overdracht met hem moeten regelen. Ik wil dat je om klokslag zeven uur op kantoor bent. Nuchter. Begrepen?’
Logan kwakte de klacht op het bureau. ‘Ja, ik mag dus verdomme zijn handje vasthouden terwijl we allebei weten…’
‘Wil je nog bij de politie blijven? Ik bedoel echt? Of gedraag je je als een rukker omdat ontslagen worden makkelijker is dan ermee kappen?’
Logan staarde naar het tapijt.
‘Ik begin het zat te worden om elke keer als jij een slechte week hebt dezelfde klotezooi door te maken!’
Hij schraapte zijn keel. ‘Dr. Goulding wil toegang tot Knox.’
‘Ik meen het, Laz.’
‘Ik… Je hebt me al in geen maanden meer “Laz” genoemd.’
Steel zuchtte. ‘Godsamme, wat ben jij lastig. Dat weet je, hè?’ Even was het enige geluid in het kantoortje het borrelende geratel van de radiator. Logan verschoof in zijn stoel. ‘Het spijt me.’
Nog een pijnlijke stilte.
Nog een zucht. ‘Ik dacht dat je met jezelf in het reine zou komen.’
‘Ja, nou… Dat gaat momenteel niet zo goed.’ Onrustige bewegingen. ‘Wat wil je met Polmonts autopsie doen?’
‘Reken niet op mij – ik heb om elf uur een vlucht naar het zonnige Puerto de la Aldea, moet mijn bikini inpakken.’
Dat was pas een beeld dat wel duizend condooms waard was.
‘Ik kan niet geloven dat je toch gaat, terwijl…’
‘Natuurlijk ga ik toch, verdomme! Ik geef mijn laatste vrije vakantie niet op alleen maar omdat er een moordzaak loopt. Susan zou me verdomme afmaken.’ Ze snoof. ‘Laat inspecteur Huppeldepup uit Fraserburgh er maar bij aanwezig zijn. Dat zou een aardig welkom in Aberdeen zijn: zien hoe een alcoholistische elektricien uit een betonblok wordt gehakt. Ondertussen…’ Ze klapte haar hand op Polmonts dagboeken neer. ‘… moet je deze even doorkijken, om te zien of er iets is wat de moeite van het proberen waard is. En laat iemand al die spullen die hij gejat heeft verwerken.’
‘Hoe zit het met het boek dat Danby heeft meegenomen?’
Ze tuitte haar lippen. ‘Daar bekommer ik me wel om.’
Logan hees zich uit de stoel. ‘Verder nog iets?’
‘Ja, probeer niks te verkloten en niemand af te zeiken, terwijl ik weg ben. Ik heb er geen reet zin in om een nieuwe brigadier in te werken.’
Logan verwijderde de laatste zin en herschreef die nog een keer, voordat hij alles afvuurde naar de printer in de hoek van het brigadiershokje. Een formele verontschuldigingsbrief.
Iemand zei: ‘Klop, klop?’ Hij keek op en zag agent Butler in de deuropening staan, met een vel papier in haar hand. ‘Dacht dat je nu wel weg zou zijn.’
Logan kreunde. ‘Niet nog een verdomde gewapende overval…’
Biohazard Bob grijnsde. ‘Brigadier McRae voelt zich vanavond een beetje depri, Vicky. Bij Interne Zaken is hij nogal ruig aangepakt. Zonder voorspel of glijmiddel.’
‘Krijg de schijt, Bob.’
‘Nee, jij krijgt de schijt. Dat was het probleem, weet je nog?’
Butler hield het vel omhoog. ‘Dit is die compositietekening waar je om vroeg.’
Logan wierp er een blik op. En kreunde opnieuw. ‘Dit is bagger.’ ‘Yup.’
Het computergezicht werd overheerst door een grote nepbaard en een donkere bril. ‘Het enige wat we dus hoeven te doen is ieder lid van ZZ Top arresteren en dan zullen we lachen.’ Hij stopte de compositietekening in zijn brievenbakje en zakte achterover in zijn stoel. ‘Geweldig.’
‘Hij droeg handschoenen, een vermomming, zorgde ervoor dat de deur niet kon sluiten toen ze het stille alarm aanzetten, en keek niet één keer naar de CCTV-camera.’
Logan bedekte zijn gezicht met zijn handen en mompelde tussen de vingers door: ‘Maar hij pakt de meest waardeloze, glimmende prullen en denkt er niet eens aan om voor de kassa te gaan.’
Bob gaf een tromroffeltje op zijn bureau. ‘Wil je weten wat ik denk?’
‘Niet echt.’
‘Je bekijkt het maar.’
Logan liet zijn handen vallen en keek hoe Bob een handvol Onwettige Verplaatsingsformulieren bijeenraapte, opstond en naar de deur liep. Hij bleef op de drempel stilstaan, draaide zich om, kneep zijn ogen samen, stak een vinger omhoog en zei met zijn beste Columbo-stem: ‘Nog één ding…’
‘Wat?’
Maar Bob grijnsde alleen, stapte naar buiten en deed de deur dicht.
Agent Butler richtte zich weer tot Logan. ‘Nou, wat wil je dat ik met onze gewapende overvaller doe?’
‘Ga bij iedereen langs die we in de afgelopen vijf jaar voor heling hebben opgepakt, en doe de pandjeshuizen ook maar. De dader zal zijn buit proberen te verpatsen…’ Logan viel stil toen hij de uitdrukking op Butlers gezicht zag verzuren. ‘Ben je… O jezus! Bob, jij smerige klootzak!’
‘Wat zeg je, schat? Nee, je zult wat luider moeten praten.’ Julie steekt een vinger in haar oor, gezicht van het stuur afgewend. ‘Ja, dat is beter… Hoe gaat het met Tiggy en Milly?’ Ze lacht. ‘O ja?’
Tony zit in de passagiersstoel, probeert niet te luistervinken als ze naar haar cyperse kat en haar Tibetaanse terriër vraagt. De Range Rover staat illegaal op een dubbele gele streep geparkeerd, maar als Julie rijdt wordt zoiets min of meer vergeten. Samen met de maximumsnelheid en het aantal obscene gebaren dat je tegen andere automobilisten hoort te maken.
Hij staart uit het raam, naar de hoofdingang van het hotel. Het is een chic ogend gebouw, een en al bewerkt graniet en uitsteeksels.
Nog steeds geen teken van Neil.
Tony doorzoekt zijn zakken naar een doosje kauwbare zuurremmers, stopt er een in zijn mond en bijt zich er grimassend doorheen. Verdomd balti-lam.
Eindelijk…
Hij stoot Julie aan en wijst naar de overkant van de weg. Neil beent de hoteltrap af en het trottoir op. De forse man kijkt naar links, naar rechts, dan weer naar links – als een braaf jongetje – steekt vervolgens haastig over naar de auto en klautert op de achterbank.
‘Verdomde koud buiten, hoor.’ Hij schuift naar voren. ‘Zet de verwarming hoger.’
‘Ja… Nee. Ik moet ophangen, oké? Dag, lieverd.’ En Julie hangt op. Draait zich niet om. ‘Wat is de stand van zaken?’
Neil grijnst. ‘Je had gelijk: we kunnen inderdaad een Schotse woutenkit bespieden en geen kip die het merkt.’
Ze knikt. ‘Dat zei ik je al.’
‘Hij zit in kamer drie tweeëntwintig.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Ik ben hem door de gang gevolgd, weet je. Heb hem zijn kamer binnen zien gaan – het is een extra groot tweepersoonsbed, als je daar wat aan hebt?’
Julie draait zich in haar stoel om en glimlacht naar hem. ‘Je hebt het goed gedaan, liefje.’
‘Ik heb de achterkant ook gecontroleerd. Er is een laaddok dat we met een koevoet kunnen openbreken en er zijn een paar CCTV-camera’s. Maar de snoeren lopen langs de muur, dus je kunt ze doorsnijden zonder dat die halfgare eikels iets zien.’
Tony neemt nog een zuurremmer. ‘Wil je hem vanavond pakken?’ Ze wacht even, kantelt haar hoofd opzij en kauwt op de binnenkant van haar wang. ‘Ik denk dat we beter eerst de baas kunnen bellen, vind je ook niet?’
Neil knikt. ‘Iets te eten pakken dan?’
Tony boert en krimpt ineen. ‘Geen verdomde curry meer.’
Dan stelt Neil de Who Wants To Be A Millionaire-vraag van een half miljoen: ‘Hoe zit het met Knox?’
‘Hoezo?’
‘Nou… moeten we niet iets doen? Ons klaarmaken, bijvoorbeeld?’
‘Alles op zijn tijd, liefje.’ Met een vingertop tekent ze een smiley op de binnenkant van haar raampje. ‘Alles op zijn tijd.’