40

‘Lukt het?’

Steel keek niet op van de stapel papierwerk op haar bureau. ‘Voor geen meter.’

Oké.

Logan voegde nog een paar vellen aan de stapel toe. ‘Ik heb ze de beveiligingscamerabeelden laten opvragen van elk bedrijf binnen een kilometer van de Sacro-flat, zoals Danby wilde. Geen teken van Knox.’

Steel zat als een dode kwal, met slap neerhangende ledematen, in haar stoel naar de plafondtegels te staren. ‘Finnie is gek aan het worden, de kranten en tv melken het als een zwangere hoer uit, boeren komen in opstand, en wij hebben nog steeds geen verdomd idee waar Knox is.’

‘Heb je al met Finnie en Beattie gepraat?’

‘Susan wil niet met me praten, mijn carrière is een gebruikte kuttampon, ik heb jeuk aan mijn edele delen, en ik heb geen peuken meer.’ Dreigende blik. ‘Als er een God is, dan is Hij een ellendige rotzak.’

Logan diepte een pakje Silk Cut op en smeet het op het bureau. ‘Ik ben aan het minderen.’

Ze hing er alleen maar slap bij. ‘Waarom doe ik ook maar moeite?’

‘Gallagher verschijnt om half vier voor de rechter; wil je hem nog een keer aan de tand voelen? Of de busbestuurder?’

‘Het maakt nooit ene rotmoer uit, toch?’ Ze peuterde een van Logans sigaretten uit het pakje en deed haar kantoorraam open. ‘Waar is Danby?’

Logan staarde haar aan. ‘Ga je met Finnie en Beattie praten, of niet?’

‘Ik zal wel met ze praten. Jezus: zeur, zeur, zeur. Jij bent nog erger dan die verrekte Susan.’

‘Wil je dat ik ontslagen word?’

‘Ik zei dat ik wel met ze zal praten!’ Ze tastte in een la en gooide iets over het bureau naar hem toe. Een mobiele telefoon. ‘Niet dat je die verdient.’

Het was zo’n geval met een touchscreen, gloednieuw en glanzend. Het had vast een vermogen gekost. Logan voelde zijn gezicht blozen. ‘Bedankt.’

‘Heb ik uit de gevonden voorwerpen gejat. Breng je makker de busbestuurder naar een verhoorkamer en dan ga ik naar Heer Volder -finnie toe.’

De simkaart was zo ongeveer het enige onderdeel van Logans mobieltje dat nog heel was. Hij klikte de achterkant van zijn nieuwe – lichtjes gestolen – telefoon open, schoof de kaart erin en zette het ding aan. Na een korte pauze begon het gedingel en het gebliep. ‘U hebt 57 nieuwe berichten.’

Logan zette het weer uit. Verrek maar.

Hij liep naar beneden, tekende voor het meenemen uit hechtenis van de busbestuurder en zette hem in verhoorkamer nummer twee. Die met de kapotte radiator, die stank van kaasvoeten.

Arnie Urquhart vormde zijn handen tot een kom voor zijn mond en blies. Hij had het woord ‘Haat’ tussen beide series knokkels getatoeeerd, een blauwe zwaluw aan de zijkant van zijn hals, een spinnenweb op zijn pols, en hij had ogen die heen en weer schoten als er iemand in de kamer bewoog.

Logan zat aan de andere kant van de verhoortafel; de audio- en videobanden waren helemaal klaar om te starten zodra inspecteur Steel aankwam. Agent Butler stak dreigend boven Urquharts schouder uit.

De busbestuurder likte zijn lippen. ‘Altijd zo koud hierbinnen?’

Logan staarde hem aan. ‘Heb ik gezegd dat je mocht praten?’

Urquhart kromp ineen op zijn stoel. ‘Sorry.’

Daar ging hij met zijn stoerdoenerij.

Maar hij had wel gelijk, het was ijskoud in het kamertje.

Logan kwakte een bewijszak op het tafelblad neer. Er zaten twee rechthoekige pakketten in, allebei ongeveer ter grootte van een baksteen, gewikkeld in lichtbruin verpakkingsband. Een ervan was opengesneden, zodat het samengeperste poeder erin te zien was. ‘Onversneden heroïne. Ter waarde van zo’n zeshonderdvijftigduizend pond.’

Urquhart wriemelde. ‘Het is…’

‘Klonk dat als een vraag in jouw oren?’

Hij perste zijn lippen op elkaar. Keek naar zijn getatoeëerde handen. Haalde zijn schouders op.

‘Dit spul kwam uit Fraserburgh, toch? Zaterdagavond.’

Urquhart schoof onrustig heen en weer.

‘Daar mag je antwoord op geven.’

‘Het… Ik weet niet…’

‘Er is een inspecteur neergestoken, Arnie. Dat is poging tot moord, en jij bent medeplichtig.’

Hij kromp ineen, alsof hij was geslagen. ‘Maar…’

Logan onderdrukte een glimlach. Nu hoefde Steel alleen nog haar handen te laten wapperen en…

De deur ging open. Als je het over de duivel hebt. De inspecteur stond net buiten de kamer, met haar lippen tot een dunne, omgekrulde streep geperst. ‘Zet hem in zijn cel terug.’

Logan kwam overeind. ‘Meneer Urquhart stond net op het punt om…’

‘Kan me niet schelen. Ons kunststudentvriendje met de valse twintigjes: zijn pa en ma zijn net terug van Corfu, hebben hem in zijn slaapkamer gevonden. Gin en slaaptabletten.’