35
De afgeragde Volkswagen van de fotograaf stond onder een straatlantaarn geparkeerd, drie deuren bij de smeulende resten van Knox’ huis vandaan. Waarschijnlijk verplaatst om het tere roestige koetswerk te beschermen tegen de rel die Colins artikel had veroorzaakt. De eigenaar van de auto stond midden op de weg, met de capuchon van zijn parka helemaal dichtgeritst, zodat zijn kale kop werd verborgen, en een enorme camera tegen de met bont afgezette patrijspoort gedrukt. Waarmee hij de aftocht van de brandweer vastlegde.
Colin vormde een megafoon met zijn gemangelde handen. ‘Hé, Sandy, ben je bijna klaar?’
De man bleef waar hij was, maakte nog een kiekje van een kolossale witte brandweerwagen die zich brommend en sissend een weg door het politiekordon baande; de flits deed de sneeuw midden in de lucht bevriezen.
Colin trok een gezicht. ‘God verhoede dat we zijn muze storen. HÉ, KALE!’
Sandy liet zijn camera zakken, draaide zich om en keek nors in de diepten van zijn jas. ‘Kunnen we nu naar huis oprotten?’
‘Heb je alles al naar de laptop gedownload?’
Schouderophalen. ‘Behalve dit zwikje. Hoezo?’
‘Autosleutels.’ Colin stak een hand uit.
‘Klootzak…’ Sandy rommelde in zijn zak en liet ze vervolgens in Colins zwartleren handpalm vallen. ‘Ik kom nooit thuis, hè?’
Colin grijnsde. ‘Ik heb je vrouw gezien, je zou me moeten bedanken. Ga nu maar weer naar je fotootjes toe.’
Ze klommen achter in de auto, terwijl Sandy vloekend wegstampte naar het uitgebrande huis.
‘Sommige mensen zijn ook nooit tevreden.’ Colin wees. ‘De laptop moet onder de stoel voor je liggen.’
Daar lagen ook een zootje lege chipszakken en een paar verfrommelde colablikjes… Logans vingers streken langs een platte rechthoek van rubber, die hij naar zich toe trok en overhandigde.
Colin zette het ding aan. ‘Goed, laten we kijken of die kleine drol ze echt in de juiste… Tering…’ Zijn kromme vingers friemelden met de muis. ‘Prima, verrek maar.’ Hij trok zijn rechter handschoen uit. De pink stopte bij het tweede gewricht, de vinger ernaast bij het eerste; de gerimpelde uiteinden zagen er glimmend en hard uit. Hij deed nog een poging, en de cursor schoot door het menu. ‘Daar gaan we.’
Het scherm vulde zich met de menigte die met verbeten gezichten en open monden voor Knox’ huis stond te schelden en met protestborden stond te zwaaien. Het was een goede foto, heel sfeervol. Sandy mocht dan een chagrijnige eikel zijn, maar hij kon wel met een camera overweg.
Logan speurde de menigte af, op zoek naar een zwartwitte ijsmuts. ‘Volgende.’
Colin drukte op de toets en een fractie van een seconde later keken ze naar dezelfde opname. En nog eens. Daarna een andere foto van de menigte. Het huis. Een reeks waarin Knox de gordijnen wijd opengooit, zijn ogen uitpuilen, Logan in stop-motion vooruitsjokt om ze weer dicht te trekken. Het uiteenspattende raam. Nog meer opnamen van de menigte.
Logan leunde achterover in zijn stoel. ‘Bagger. Dit gaat ééuwen duren.’
‘Hoe vat hij het op?’
Mandy, die in de hal stond, haalde haar schouders op. ‘Ik denk dat hij zijn straalkachel mist.’
Knox zat in de zitkamer voor het raam geknield. In gebed. Hij had de lichten uitgedaan, maar van buiten sijpelde er een vage gele gloed naar binnen, vergezeld door het verre gezoem van verkeer op de North Deeside-weg.
Het was een leuk flatje, het soort woning dat ze graag in die verbouwingsprogramma’s lieten zien, dat er ervoor altijd verdomd veel beter uitzag dan erna.
Drie slaapkamers, een compacte keuken, een flatscreen en centrale verwarming. Zalig.
Harry verplaatste zijn gewicht van de ene voet op de andere. ‘Wil je een kop thee of zo? Ik ga toch zetten, dat is geen probleem.’
‘Koffie: zwart, twee suikerklontjes.’
Knik. ‘Lekker om het weer warm te hebben, hè? Na die verdomde grote koelkast van een huis.’
‘De stank van schimmel.’
Harry grijnsde. ‘Die paddenstoelen die onder de gootsteen groeiden.’
‘Allemaal in vlammen opgegaan.’
Stilte.
‘Weet je.’ Harry viel een los knoopje op zijn overhemd aan. ‘Ik had gedacht dat hij iets meer… van streek zou zijn. Familiewoning en zo.’
Mandy stapte achteruit en deed de zitkamerdeur dicht. Als Knox door het zitkamerraam wilde wegsluipen – succes ermee. De flat was op de vierde verdieping, dus hij zou waarschijnlijk zijn nek breken door de val. Dat zou iedereen veel tijd en moeite besparen.
Ze volgde Harry naar de keuken en keek hoe hij de ketel vulde en het water aan de kook bracht. ‘Ik ben nog steeds niet tevreden over de beveiliging.’
‘Ja, nou.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Morgen installeren ze de CCTV buiten. We redden het wel voor één nacht, toch? Wil je een koekje?’
‘Wat als er hiernaast een oud mannetje woont?’
‘Rocky of Caramel Wafer?’
‘Heb je ook HobNobs?’
Harry overhandigde de koekjestrommel. ‘Zelfs als hij helemaal geil wordt, kan hij daar niks mee doen. Niet zolang jij en ik hier zijn, en dat stel van de zedenpolitie buiten zit…’ Harry schraapte zijn keel en zette vervolgens een glimlach op. ‘Richard, wil je een koppie?’
Knox stond in de deuropening met zijn mouw over zijn ogen te vegen. ‘M’n ma was in dat huis geboren.’
‘Mandy heeft chocoladekoekies…’
Het spichtige mannetje haalde diep, trillend adem en pakte een oranje Penguin. ‘Soort van opluchting, hoor. In zekere zin…’ Hij trok de wikkel los. ‘Bond ons aan het verleden, hè? Al die spoken die ons tegenhielden… Ja. Misschien komt het allemaal wel goed.’
‘Dat is de spirit.’ Harry lepelde bitter ruikende bruine korreltjes in drie mokken en plensde er kokend water overheen. ‘Voorwaarts en opwaarts, hè?’
‘Weet je…’ Knox opende de koelkast en gluurde erin. ‘… in plaats van een afhaalmaaltijd kan ik morgen een garnalencurry voor ons in elkaar flansen als iemand even langs de winkels wipt? Het voelt alsof ik in geen maanden een zelfgekookte maaltijd heb gehad.’
Mandy stootte de koelkastdeur weer dicht. ‘Misschien later. We moeten dingen organiseren.’
Knox staarde even naar de vinylvloer, met een dieproze-paarse blos op zijn wangen. Schouderophalen. ‘Zo je wilt.’
Harry legde een hand op zijn schouder. ‘We krijgen morgen weer bezoek van Babs en Paul. Ik zal hen vragen om onderweg bij de Asda langs te gaan om de garnalen en zo te halen. Ik hou van een lekkere curry, jij niet, Mandy?’ Hij staarde haar met grote ogen aan. Alsof ze zich er schuldig over moest voelen dat ze Knox zijn MasterChefmomentje had ontzegd.
Soms kon Harry nogal een eikel zijn.
Hij knikte, alsof ze het er allemaal over eens waren dat het een geweldig idee was. ‘Goed, als je mij laat weten wat je nodig hebt, zal ik Babs bellen.’
Knox glimlachte. Daardoor werd zijn gezicht zelfs nog puntiger, als een geschoren rat. Vervolgens krabbelde hij een lange lijst met ingrediënten op en overhandigde die. ‘Ik kan het net zo goed fatsoenlijk doen. Niet zoals wanneer het allemaal uit een pot komt.’
‘Klinkt goed – ben zo terug.’
Knox wachtte tot de keukendeur dichtklapte. ‘Jij mag ons niet, hè?’
Mandy haalde haar schouders op. ‘Waarom denk je dat?’
‘De manier waarop je naar ons kijkt. Alsof ik nog steeds in de bak zit: een zedendelinquent. Smerige klootzak, die graag oude mannen verkracht.’
‘Ik wil alleen dat iedereen veilig is.’
‘Dat ben ik niet meer. God reikte naar ons in de gevangenis. Ik stond daar te kijken hoe die Rupert lag dood te bloeden op de overloop, en ik dacht: misschien is dat wel een goed idee van hem, weet je? Ze gaven hem acht jaar, omdat zijn huiscomputer vol met foto’s zat: kleine jongens die genaaid werden op het internet. Hij pakte een veiligheidsscheermes, brak dat open en sneed zijn aders van de elleboog tot de pols door. Hij kon de schaamte en het schuldgevoel niet meer verdragen…’
Knox’ ogen waren ergens tussen de vinylvloer en zijn knieën gefocust. Hij beet op zijn onderlip.
‘Misschien was dat inderdaad een goed idee van je maat.’
‘En toen hoorde ik Zijn stem. “Richard”, zegt Hij, “Richard, jij bent een van M’n schepselen, en Ik hou van al M’n schepselen. Het maakt niet uit wat je in het verleden hebt gedaan, hoor, je hebt een stukje van Ons in je. Ik heb je op deze aarde gezet om M’n werk te doen, niet dan? Je kunt het niet allemaal gaan weggooien zoals deze idioot.”’
‘Ik dacht dat God alleen maar met “ge” en “gij” sprak, zoals in de Bijbel.’
Knox keek op, haar recht aanstarend met die knaagdierachtige oogjes. ‘Het is allemaal Gods werk, toch? Alles wat we doen dient Zijn doel.’
‘Zelfs oude mannen verkrachten?’
‘Oorlog, hongersnood, pest, dood. Hij heeft al die dingen gemaakt. Etnische zuivering, zelfmoordterroristen, droogte, opwarming van de aarde, aids, Mexicaanse griep, vloedgolven, aardbevingen… Als je iedereen nam die in de afgelopen honderd jaar is doodgegaan en alle lichamen opstapelde, zou de stapel van hier tot de maan reiken, viereneenhalf keer.’ Een glimlachje. ‘Het is ons niet gegeven om Zijn plannen te begrijpen, hè?’
Mandy wist niet wie er enger was, Richard Knox of zijn god.
Julie zit in kleermakerszit op het voeteneinde van het hotelbed naar de tv te kijken. Sky’s vierentwintig-uur-nieuws is erop, een of andere plastic-harige vent die heel serieus over de situatie in Afghanistan doet.
Tony neemt nog een slok uit zijn mok, de scherpe smaak van goedkope cognac, die meteen in warmte en zoetheid omslaat. Zou Julie het merken als hij nog een kokertje bruisende coke nam? Waarschijnlijk wel. Dan zijn de rapen echt retegaar.
Zal het met supermarktcognac moeten doen.
Neil klost door de voordeur naar binnen, met in zijn handen een paar grote bruine papieren zakken van de KFC om de hoek. De geur van gefrituurde kip zweeft de krappe kamer in. ‘Verdomde koud…’ Hij kwakt de zakken op het bed en wurmt zich uit zijn jas.
Julie kijkt op. ‘Lieverd, het hele tapijt komt onder de sneeuw.’
‘Buiten is het net de verdomde grot van de Kerstman.’
Ze strekt een voet uit en wriemelt met een sok met roze en groene stippen. ‘Ik heb geen schoenen aan, schat.’
Neil verstijft. Schept zijn jas op en haast zich de badkamer in. Komt terug met een zootje handdoeken en kwakt ze op het natte tapijt. ‘Sorry.’
Tony houdt zijn adem in, wacht tot het losbarst, maar Julie haalt alleen haar schouders op en richt zich weer op de tv.
Neil opent een van de zakken en gluurt erin. ‘Wie wilde er een maïs kolf?’
Julie steekt haar hand op, en Neil reikt haar avondeten aan.
‘Bedankt, liefje.’
Tony krijgt een Botloos Banket Voor Eén, met bonen erbij. Of het Speciale Vetzakmenu, zoals Neil het noemt. Brutale aap – moet hij nodig zeggen.
Neil haalt een papieren zakje vol met dunne ritselende chips uit de zak en propt een handvol in zijn smoel. ‘Mmmnngff, mmmnnfffif, fffm mmmnnnt?’
‘Ja, Knox heeft ongeveer een halfuur geleden gebeld. Mevrouw heeft opgenomen.’
Julie steekt haar hand omhoog. ‘Sssst!’
Dat verslag over Knox’ afbrandende huis is er weer op. Begint met het silhouet van iemand die een benzinebom gooit. Protestborden. Boze gezichten. Brandweerwagens. Daarna een of andere plaatselijke hoge politiepief die verklaart dat de politie van Grampian niet van burgerwachten houdt.
Tony zuigt het vet van zijn vingers, neemt een slok van de cola light die bij zijn maaltijd zat en spoelt er een flinke teug van die goedkope cognac achteraan.
Neil steekt zijn Sprite uit. ‘Toe dan, geef ons een scheut.’
‘Jij bent als chauffeur aangesteld.’
‘Ach, kom op, dat is niet…’
‘Lieverds, ik ga het jullie geen tweede keer vragen.’
Stilte.
Ze gaan zitten en eten. Tony bladert met vette vingers Julies dossier over Danby door. Zoekt een kick. Denkt aan het plastic zakje met kokertjes in haar handtas.
Het stuk over Knox gaat naar de studio terug: een foto van hem op de achtergrond terwijl drie boomknuffelende corduroytypes zich er helemaal over opfokken waarom hij daar was, waarom hij niet met rust kon worden gelaten, waarom het zoveel kostte… Bla. Bla. Bla.
En dan het weer.
Neil snuit zijn neus in een servet, zodat het gezicht van de Kolonel onder de snot komt. ‘Wat nu?’
Julie klikt op de afstandsbediening, en het scherm wordt langzaam zwart. ‘Eet op, dan gaan we weg.’ Ze staat op en loopt voorzichtig om de doorweekte handdoeken op het tapijt heen naar de badkamer. ‘Ik rij.’
Tony probeert niet te huiveren en vult zijn cola vervolgens weer bij. Wat kan het verdommen – hij giet ook een royale scheut goedkope cognac in Neils Sprite. Solidariteit.
Als Julie rijdt, zullen ze dat allebei nodig hebben.