33
Op een koude oktoberavond in Makhachkala, Dagestan, kwamen vijfenvijftig Jamaat Shariat-strijders naar een lage kelderruimte voor een ontmoeting met Suleiman Murshidov, de oude spirituele leider van hun organisatie. De mannen waren tussen de zeventien en zevenenveertig jaar oud en samen hadden ze honderden jaren ervaring met stadsguerrilla. Ze waren persoonlijk geselecteerd door hun commandanten, en vijf van hen waren zelf leider van een cel. Hun was verteld dat ze naar een buitenlandse basis zouden worden gestuurd voor een training en daarna zouden meedoen aan een operatie die de loop van de geschiedenis zou wijzigen. Ze dachten allemaal dat hun operatie een gijzelingsactie zou zijn, waarschijnlijk in Moskou, met als uiteindelijke doel de vrijlating van hun commandant Israpil Nabiyev.
Ze hadden maar half gelijk.
Geen van deze ruwe vechtersbazen kende de gladgeschoren man die bij Murshidov en zijn zonen was. Ze vonden dat hij op een politicus leek, niet op een opstandeling, en ze waren verbijsterd toen Abu Dagestani vertelde dat deze man tijdens de operatie hun leider zou zijn.
Georgi Safronov sprak de vijfenvijftig mannen in de kelder hartstochtelijk toe; hij vertelde dat ze op het juiste moment te horen zouden krijgen wat hun uiteindelijke doel was, maar dat ze nu allemaal met een vrachtvliegtuig naar Quetta, Pakistan, zouden vliegen en van daaruit een gevaarlijke tocht richting het noorden zouden maken naar hun kamp. Daar, vertelde hij, zouden ze drie weken lang een intensieve training krijgen van de beste moslimstrijders ter wereld, mannen die de afgelopen tien jaar meer operationele ervaring hadden opgedaan dan hun broeders in het nabijgelegen Tsjetsjenië.
De vijfenvijftig mannen waren blij toen ze dit hoorden, maar hadden er grote moeite mee Safronov als hun leider te zien.
Dat zag Suleiman Murshidov en dat had hij ook verwacht. Daarom sprak hij de groep weer toe en vertelde hun dat Georgi een Dagestaan was en dat zijn plan en zijn opofferingen in de komende twee maanden meer voor de Noordelijke Kaukasus zouden doen dan Jamaat Shariat zonder hem in de eerstkomende vijftig jaar zou kunnen doen.
Na een laatste gebed stapten de vijfenvijftig mannen in een aantal minibusjes en reden naar het vliegveld.
Georgi Safronov was het liefst met hen meegereden, maar dat vond generaal Ijaz, zijn Pakistaanse partner in deze actie, te gevaarlijk. Nee, Safronov zou met een burgervliegtuig rechtstreeks naar Peshawar vliegen, met valse documenten die door de Pakistaanse geheime dienst waren gemaakt. Daar zou hij worden opgehaald door Ijaz en zijn mannen, en per vliegtuig rechtstreeks naar het kamp vlak bij Miran Shah worden gebracht, waar Georgi samen met de andere mannen zou moeten trainen. Hij zou niet even vaardig met wapens worden, niet fysiek even fit en ook niet even gehard voor de strijd als de andere mannen, maar hij zou leren en hij zou sterker en taaier worden.
Hij hoopte dat hij het respect zou verdienen van deze mannen die hun hele volwassen leven hadden gewijd aan het verzet tegen de Russen in en rond Makhachkala. Nee, zij zouden hem nooit net zo accepteren als Israpil Nabiyev. Maar ze zouden Abu Dagestani gehoorzamen en Safronovs opdrachten uitvoeren. En als hij in Pakistan zou leren vechten zoals voor hun toekomstige gevechten noodzakelijk was, dacht Safronov dat ze hem misschien als hun echte commandant zouden gaan zien en niet alleen als iemand die een plan had bedacht om hun doel te verwezenlijken.
Een paar minuten na zeven uur parkeerde Jack Ryan zijn gele Hummer voor het huis van Melanie Kraft. Ze woonde aan de Princess Street in Alexandria, om de hoek van waar Robert E. Lee was opgegroeid en vlak bij het vroegere huis van George en Martha Washington. Dit deel van de straat was nog steeds geplaveid met kinderkopjes uit de tijd voor de Amerikaanse Revolutie. Jack keek naar de prachtige oude huizen en verbaasde zich erover dat een regeringsambtenaar van midden twintig zich hier een huis kon permitteren.
Toen hij haar voordeur zag, begreep hij het. Op dit adres stond een prachtig bakstenen Georgiaans huis, maar Melanie woonde in het koetshuis achter in de tuin. Dat was natuurlijk ook een leuk optrekje, maar van buiten kon hij al zien dat haar huisje maar iets groter was dan een garage voor één auto.
Nadat ze hem binnen had gevraagd, zag hij dat het een bijzonder klein, maar smaakvol ingericht appartement was.
‘Leuk optrekje.’
Melanie glimlachte. ‘Dank je. Ja, dat vind ik ook. Maar zonder hulp zou ik me dit niet kunnen permitteren.’
‘Hulp?’
‘Een vroegere hoogleraar van me van de AU is getrouwd met een makelaar en dit huis, uit 1794, is van hen. Zij verhuurt dit koetshuis aan me voor een bedrag dat ik ook kwijt zou zijn aan een gewoon appartement hier. Het is klein, maar meer heb ik niet nodig.’
Jack keek naar de kaarttafel in de hoek. Daarop stond een MacBook Pro en er lag een enorme stapel boeken, schrijfblokken en losse, bedrukte vellen papier. Een paar boeken, zag Ryan, waren in het Arabisch.
‘Is dit het nctc-Zuid?’ vroeg hij glimlachend.
Ze grinnikte, maar pakte snel haar jas en handtas en liep naar de deur. ‘Zullen we?’
Blijkbaar zat een rondleiding er niet in, maar behalve de badkamer kon hij vanwaar hij stond toch alles al zien. Hij liep achter haar aan de deur uit de koude avond in.
Het was een wandeling van tien minuten naar King Street en tijdens het lopen praatten ze over de oude gebouwen. Er waren heel veel mensen buiten op deze zaterdagavond.
In het restaurant werden ze naar een romantisch tafeltje voor twee personen gebracht met uitzicht op de straat. Nadat ze de menukaart hadden gekregen, vroeg Jack: ‘Ben je hier al eens eerder geweest?’
‘Eerlijk gezegd niet. Ik moet bekennen dat ik zelden buiten de deur eet. Af en toe wat kippenvleugeltjes bij Murphy’s is al een hele uitspatting voor me.’
‘Niks mis met kippenvleugeltjes.’
Jack bestelde een fles pinot noir en al kletsend bekeken ze het menu.
‘Jij heb dus op Georgetown gezeten,’ zei Melanie.
Ryan glimlachte. ‘Weet je dat omdat Mary Pat je dat heeft verteld, omdat je me hebt gegoogled of omdat je bij de cia werkt en alles weet?’
Ze bloosde licht. ‘Ik heb op de AU gezeten en toen zag ik je weleens in de stad. Je zat een jaar hoger, volgens mij. Je kon jou moeilijk over het hoofd zien met die grote vent van de Secret Service die altijd om je heen hing.’
‘Mike Brennan, hij was een tweede vader voor me. Geweldige vent, maar hij joeg heel veel mensen angst aan. Hij is mijn excuus voor het feit dat ik op de universiteit een saai sociaal leven heb geleid.’
‘Goed excuus. Ik ben ervan overtuigd dat beroemd zijn nadelen met zich meebrengt.’
‘Ik ben geen beroemdheid. Niemand herkent me. Mijn ouders hadden geld, maar ik heb niet alles voor niets gekregen. Ik heb op de middelbare school en op de universiteit gewoon vakantiebaantjes gehad. Ik heb zelfs een tijdje in de bouw gewerkt.’
Melanie zei: ‘Ik doelde eigenlijk op de pracht en praal die met beroemd zijn wordt geassocieerd, niet dat je het niet verdient dat je succes hebt.’
‘Sorry,’ zei Jack. ‘In dat opzicht heb ik mezelf al heel vaak moeten verdedigen.’
‘Dat begrijp ik. Jij wilt worden geaccepteerd om wie je zelf bent en niet om wie je ouders zijn.’
‘Je bent heel opmerkzaam,’ zei Jack.
‘Ik ben analist.’ Ze glimlachte. ‘Ik analyseer.’
‘Misschien moeten we ons menu maar eens analyseren voordat de ober terugkomt.’
Met een brede glimlach zei Melanie: ‘O-o, iemand probeert een ander onderwerp aan te snijden.’
‘Echt wel!’ Nu lachten ze allebei.
De wijn werd gebracht en nadat Jack hem had geproefd, schonk de ober hun glazen vol.
‘Op Mary Pat.’
‘Op Mary Pat.’ Ze toostten en glimlachten naar elkaar.
‘Zeg,’ zei Jack, ‘vertel me eens iets over de cia.’
‘Wat wil je weten?’
‘Meer dan je me kunt vertellen.’ Hij dacht even na. ‘Ben je weleens in het buitenland geweest?’
‘Je bedoelt voor de Agency?’
‘Ja.’
‘Jawel.’
‘Waar? O sorry, dat mag je me natuurlijk niet vertellen, hè?’
‘Sorry,’ zei ze en haalde haar schouders op.
Jack zag dat ze, hoewel ze nog maar een paar jaar als analist bij de geheime dienst werkte, toch al goed geheimen kon bewaren.
‘Spreek je ook vreemde talen?’
‘Ja.’
Jack wilde haar net vragen of dat ook geheim was, toen ze zelf begon te vertellen.
‘Niveau drie Masri, dat is Egyptisch-Arabisch, niveau twee Frans en niveau één Spaans. Niets bijzonders.’
‘Hoeveel niveaus zijn er?’
‘Sorry, Jack. Ik ga niet vaak uit.’ Ze moest om zichzelf lachen. ‘Ik praat niet vaak met mensen buiten regeringskringen. Het wordt de ilr-schaal genoemd: Interagency Language Roundtable. Er zijn vijf vaardigheidsniveaus. Niveau drie betekent in feite dat ik me goed in die taal kan uitdrukken, hoewel ik wel foutjes maak, maar die beïnvloeden het begrip voor iemand voor wie die taal de moedertaal is echter niet.’
‘En niveau één?’
‘Dat betekent dat ik er slecht in ben.’ Ze lachte weer. ‘Wat moet ik verder nog vertellen? Ik heb Arabisch geleerd toen ik in Cairo woonde en Spaans toen ik op de universiteit zat. Je leert een taal pas echt goed als je beheersing ervan bepaalt of je wel of niet te eten krijgt.’
‘In Cairo?’
‘Ja. Mijn vader werkte bij de luchtmacht en toen ik op de middelbare school zat, hebben we vijf jaar in Egypte gewoond en twee jaar in Pakistan.’
‘Hoe was dat?’
‘Ik vond het heerlijk. Als kind was het moeilijk om steeds te verhuizen, maar ik had het niet willen missen. Bovendien heb ik toen Arabisch geleerd en dat is bijzonder handig gebleken.’
Jack knikte. ‘Dat zal wel, in jouw werk.’ Hij vond deze vrouw aardig, ze stelde zich niet aan, gedroeg zich niet te sexy en probeerde niet betweterig over te komen. Ze was duidelijk bijzonder intelligent, maar tegelijkertijd nam ze zichzelf niet al te serieus.
En ze wás heel sexy, van nature.
Het viel hem een paar keer op dat ze het gesprek regelmatig op hem probeerde te betrekken.
‘En,’ zei ze met een speelse glimlach, ‘zeg ik iets heel geks als ik aanneem dat jij niet in een koetshuis van honderdtwintig vierkante meter woont met financiële steun van je vroegere hoogleraar?’
‘Ik heb een appartement in Columbia. Dat is vlak bij mijn werk. En vlak bij mijn ouders in Baltimore. Heb jij ook familie?’
De ober bracht hun salades en Melanie begon over het restaurant te praten. Jack vroeg zich af of ze altijd van de hak op de tak sprong, of dat ze liever niet over haar familie wilde praten. Hij wist niet wat het was en drong niet aan.
Ze begonnen weer over Jacks werk te praten. Hij vertelde over zijn werk bij Hendley Associates in de meest saaie bewoordingen die hij maar kon bedenken... geen echte leugens, maar toch zat zijn uitleg vol gaten en geheimen.
‘Dus,’ vroeg ze, ‘als je vader weer president wordt, loopt er weer iemand van de Secret Service achter je aan? Gaat dat nog problemen opleveren op je werk?’
Je moest eens weten, dacht Jack. Hij glimlachte. ‘Niets waar ik niet aan gewend ben. Ik ben goed bevriend met de mannen die me bewaken.’
‘Maar toch, beperkt je dat niet heel erg?’
Jack had de neiging zich heel cool voor te doen, maar deed dat niet. Ze had hem een oprechte vraag gesteld en ze verdiende een serieus antwoord. ‘Eerlijk gezegd wel. Het was moeilijk. Als mijn vader weer president wordt, ga ik met mijn ouders praten. Ik leef een relatief onopvallend leven en ben van plan bescherming te weigeren.’
‘Is dat wel veilig?’
‘Ja, ik denk het wel. Daar maak ik me geen zorgen over.’ Hij keek haar glimlachend aan.
‘Leren ze jullie bij de cia niet hoe je een man met een lepel kunt vermoorden?’
‘Zoiets ja.’
‘Geweldig. Dan kun jij op me passen.’
‘Ik ben te duur voor je,’ zei ze lachend.
Het eten was uitstekend en hun gesprek verliep ontspannen en soepel, behalve als Jack Melanie naar haar familie vroeg. Ze hield haar mond stijf dicht, zowel over haar familie als over de cia.
Het was al tien uur geweest toen ze terugliepen. Er liepen veel minder mensen op straat en vanaf de rivier de Potomac waaide een koude wind.
Jack liep met haar mee over de oprit naar de voordeur van haar appartementje.
‘Ik heb me goed vermaakt,’ zei Melanie.
‘Ik ook. Zullen we dit gauw nog eens doen?’
‘Natuurlijk.’ Bij de deur zei ze: ‘Luister, Jack. Ik kan hier maar beter open over zijn. Ik zoen nooit op mijn eerste afspraakje.’
Glimlachend zei Jack: ‘Ik ook niet.’ Hij stak zijn hand uit die ze langzaam aannam, terwijl ze probeerde haar verbazing en gêne niet te laten blijken.
‘Nog een fijne avond. Ik laat gauw iets van me horen.’
‘Dat hoop ik.’
Het huis van Nigel Embling stond in het centrum van Peshawar, niet ver van het enorme oude Bala Hisar Fort met zijn dertig meter hoge borstwering dat de hooggelegen stad en het land eromheen domineerde.
De stad bruiste van activiteit, maar Emblings huis was rustig en schoon; een idyllische oase met planten en bloemen, het geluid van de fonteinen op de binnenplaats en de geur van oude boeken en meubels in de bijzonder Britse studeerkamer op de eerste verdieping.
Embling zat naast Driscoll aan een brede tafel in zijn studeerkamer. Tegenover hen zat de vijfendertigjarige majoor Mohammed al Darkur. Hij droeg westerse burgerkleding: een bruine lange broek en een zwart overhemd. Al Darkur was alleen naar Emblings huis gekomen om kennis te maken met een man die naar hij aannam een cia-officier was. Hij had geprobeerd na te gaan of de man die aan hem was voorgesteld als ‘Sam’ betrouwbaar was, maar Driscoll had ontwijkende antwoorden gegeven op zijn vragen over de cia-officieren die Al Darkur had leren kennen toen hij nog voor de isi werkte.
Dat werkte in Driscolls voordeel. Al Darkur vond namelijk dat de cia te veel op de hand was van bepaalde elementen binnen de Pakistaanse geheime dienst. Elementen die, dat wist Al Darkur zeker, hem actief tegenwerkten. Hij vond de cia en zeker Amerika te naïef en te bereid om diegenen te vertrouwen die lippendienst bewezen aan de waarden die de beide organisaties aanhingen.
Het feit dat Sam niet werkzaam bleek voor de Amerikaanse geheime dienst die al in Pakistan actief was, en het feit dat Sam Al Darkur ook niet leek te vertrouwen, versterkte de indruk die de Pakistaanse majoor van de Amerikaan had.
Embling zei: ‘Ik heb geprobeerd deze Rehan te checken. Hij is een verdomd mysterie.’
Sam was het hiermee eens. ‘Wij hebben dat ook geprobeerd. Hij is erin geslaagd zijn carrière tot nu toe geheim te houden. Het lijkt wel alsof hij vanuit het niets is opgedoken als hooggeplaatste pdf-officier die voor de isi werkt.’
‘Niet eenvoudig bij de pdf. Die lui zijn gek op hun ceremonieel, ze worden altijd gefotografeerd en krijgen altijd wel ergens een medaille voor. Ze hebben alle pracht en praal van de Britten afgekeken, en ik kan met een heel klein beetje trots zeggen dat wij als geen ander met onze militairen lopen te pronken.’
‘Maar geen foto’s van Rehan?’
‘Een paar, maar al van jaren geleden, toen hij nog een jonge officier was. Verder is hij een verdomde schim.’
‘Maar nu niet meer. Wat is er veranderd?’
‘Dat proberen Mohammed en ik te ontdekken.’
Al Darkur zei: ‘De enige reden die ik kan bedenken, is dat hij ergens op wordt voorbereid. Luitenant-generaal, hoofd van de isi, misschien zelfs ooit hoofd van de pdf. Ik denk dat hij een coup voorbereidt, maar hij is veel te onbekend om de regering zelf te gaan leiden. Het lijkt alsof hij zijn hele carrière als spion heeft gewerkt en dat is niet ongebruikelijk voor legerofficieren; de meesten binnen de isi worden daar slechts een paar jaar naartoe gestuurd. Het zijn geen professionele spionnen, maar professionele soldaten. Voordat ik bij de isi kwam, was ik zelf commando bij het zevende bataljon, Special Services Group. Maar Riaz Rehan lijkt precies het tegenovergestelde te zijn. Hij heeft een paar jaar gediend als luitenant en als kapitein in de reguliere pdf, in het Azad Kashmir Regiment, maar sindsdien schijnt hij een rol te hebben gespeeld bij de Inter-Services Intelligence, hoewel ze dat geheim hebben gehouden, zelfs voor de rest van de isi.’
‘Is hij een beard?’ vroeg Driscoll; de term voor een moslim binnen de isi.
‘Inderdaad. Zijn weldoeners in de leiding van het leger en de geheime dienst zijn absoluut moslim, hoewel Rehan nooit naar een moskee gaat en nooit opduikt op een lijst van aanwezigen bij geheime besprekingen die de beards altijd houden. Ik heb gevangenen gehad van de vijandige jihadstrijdersgroeperingen en hun gevraagd, heel agressief moet ik bekennen, of ze Rehan van de jim kennen. Ik ben ervan overtuigd dat niemand hem kende.’
Driscoll zuchtte. ‘Goed. Wat is de volgende stap?’
Nu fleurde Al Darkur een beetje op. ‘Ik heb twee stukjes info gekregen en met een ervan kunnen jullie me helpen.’
‘Geweldig.’
‘Ten eerste, mijn bronnen hebben ontdekt dat generaal Rehan niet alleen een kantoor heeft in ons hoofdkantoor in Islamabad, maar ook werkt vanuit een safehouse in Dubai.’
Driscoll hield zijn hoofd schuin en herhaalde: ‘Dubai?’
‘Ja, het financiële centrum van het Midden-Oosten. Zijn afdeling regelt van daaruit waarschijnlijk de bankzaken voor zijn buitenlandse operaties, maar dat op zich zou geen reden voor hem zijn om daar te werken. Ik denk dat hij en zijn hooggeplaatste mensen daar een samenzwering tegen Pakistan beramen.’
‘Interessant.’
‘In mijn functie binnen het Joint Intelligence Bureau kan ik onmogelijk buiten onze landsgrenzen een onderzoek naar hem instellen. Ik dacht dat uw organisatie, met zijn bijna onbegrensde bereik, misschien zou willen kijken wat hij in Dubai aan het doen is.’
‘Dat zal ik aan mijn meerderen vragen, maar ik ben er vrij zeker van dat ze ook een kijkje in zijn safehouse willen nemen.’
‘Geweldig.’
‘En dat andere stukje info?’
‘Deze andere aanwijzing zal ik met mijn eigen middelen kunnen onderzoeken. Ik heb onlangs gehoord over een operatie waarbij Rehans afdeling en het Haqqani-netwerk betrokken zijn. U bent waarschijnlijk bekend met Haqqani?’
Driscoll knikte. ‘Jalaluddin Haqqani. Zijn troepen hebben de macht in handen in grote delen van het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan. Hij heeft banden met de taliban, leidt een netwerk van duizenden mensen en heeft honderden Amerikaanse soldaten in Afghanistan gedood, maar ook honderden inwoners ter plaatse met bomaanslagen, aanvallen met raketten en mortieren, ontvoeringen voor losgeld et cetera.’
Al Darkur knikte. ‘Jalaluddin is een oude man en daarom wordt de organisatie nu geleid door zijn zoon Siraj, maar verder hebt u gelijk. Ik heb een man, een koerier van het Haqqani-netwerk, in Peshawar gevangengenomen nadat hij een ontmoeting had met een isi-luitenant die een bekende aanhanger van de moslims is. Hij heeft mijn mensen tijdens zijn verhoor verteld dat de isi samenwerkt met strijders van het Haqqani-netwerk in een van hun kampen in de buurt van Miran Shah.’
‘Waar zijn ze mee bezig?’
‘Dat weet deze koerier niet, maar hij weet wel dat ze in dat kamp een buitenlandse groep verwachten en dat de mannen van isi en Haqqani deze outsiders zullen trainen.’
‘urc? Al Qaida?’
‘Dat weet hij niet, maar ik ben van plan uit te zoeken wie dit zijn en wat ze doen.’
‘Hoe wilt u dat doen?’
‘Ik ga er zelf naartoe, overmorgen, en dan zal ik de weg naar het kamp zelf bekijken. We hebben natuurlijk een basis in Miran Shah, maar daar zijn Haqqani’s mensen van op de hoogte. Ze gooien er weleens een mortier naartoe, maar verder gaan ze gewoon hun gang. We hebben echter ook een paar safehouses in de stad, vooral in het zuiden. Siraj Haqqani’s mannen kennen er een paar, zodat we die niet meer gebruiken, maar mijn agenten hebben een locatie gevonden aan de Boya-Miran Shah Road; dat is toevallig vlak bij de plek waar het trainingskamp zich volgens mijn gevangene zou bevinden.’
‘Geweldig. Wanneer vertrekken we?’
‘We, Sam?’ vroeg Al Darkur met opgetrokken wenkbrauwen.
Nu bemoeide Embling zich ermee. ‘Doe niet zo dom, knul.’
Sam haalde zijn schouders op. ‘Ik zou dit graag zelf willen zien, niet omdat ik u niet vertrouw, hoor. Ik zal mijn kantoor over Dubai vertellen, maar ik ben hier. Kan dus net zo goed met u meegaan, als u dat goedvindt.’
‘Het zal niet veilig zijn. Het is Miran Shah; er zijn daar geen Amerikanen, dat kan ik u garanderen. Ik ga ernaartoe met een geselecteerde groep Zarrar Special Service-commando’s, mannen die ik volledig vertrouw. Als u meekomt, kan ik u beloven dat ik en mijn mannen evenveel gevaar lopen als u, zodat u zult profiteren van onze behoefte aan zelfbescherming.’
Driscoll glimlachte. ‘Klinkt goed.’
Embling vond het geen goed idee, maar Sam had zijn besluit genomen.
Twintig minuten later zat Sam Driscoll op het koele dakterras van Emblings huis. Hij had een kop thee in zijn ene hand en een satelliettelefoon in zijn andere. Het toestel was, net als alle satelliettelefoons van Hendley Associates, voorzien van een chip met een nsa type-1 codeersysteem, zodat alleen degene aan de andere kant van de lijn Driscoll zou kunnen horen.
Sam Granger nam op.
‘Sam, met Sam.’
‘Hoe is het?’
‘Het isi-contact lijkt betrouwbaar. Ik beloof niets, maar we hebben misschien een goede tip over Rehan en zijn activiteiten.’
Driscoll vertelde Granger over het safehouse in Dubai.
‘Dat is ongelooflijk, als het waar is.’
‘Misschien is het de moeite waard daar de jongens naartoe te sturen,’ suggereerde Sam Driscoll.
‘Wil je er niet zelf naartoe?’ vroeg Granger een beetje verbaasd.
‘Ik ga met de majoor en een team van zijn ssg-jongens naar Noord-Waziristan voor wat SV.’
‘SV?’
‘Strategische verkenning.’
‘In het Haqqani-territorium?’
‘Inderdaad. Maar ik ben in gezelschap van medestanders. Zou goed moeten zijn.’
Even was het stil. ‘Sam, jij bent degene die zijn nek uitsteekt en ik weet dat je niet roekeloos bent, maar toch... je bevindt je dan in het hol van de leeuw, bij wijze van spreken... ja toch?’
‘Ik zal even veilig zijn als die ssg-mannen en zo te zien doen ze geen gekke dingen. Bovendien moeten we weten wat de isi in dit kamp van plan is. Elk bewijs dat Rehan of zijn mensen daar zijn, is van cruciaal belang als we deze vent op een later moment verlinken aan de geheime dienst. Ik zal proberen foto’s te maken en die aan jou door te sturen.’
Granger zei: ‘Ik weet niet of Hendley zich hierin kan vinden.’
‘Dan moeten we maar vergeving vragen in plaats van toestemming.’
‘Zoals ik al zei: het is jouw nek.’
‘Inderdaad. Ik neem contact met je op als ik terug ben in Pesh. Maak je geen zorgen als je een tijdje niets van me hoort, misschien een week of twee.’
‘Dat begrijp ik. Succes.’
De stad Miran Shah is de hoofdstad van Noord-Waziristan en ligt in de Federaal Bestuurde Stamgebieden (fbs) van West-Pakistan, niet ver van de Afghaanse grens. Het gebied staat niet onder gezag van de Pakistaanse regering in Islamabad, hoewel er wel een kleine basis van de pdf is die vaak wordt aangevallen.
De stad en de regio, inclusief de gebieden die ver voorbij de irrelevante Afghaanse grens naar het westen doorlopen, staan onder bestuur van het Haqqani-netwerk, een grote rebellengroepering die nauwe banden heeft met de taliban.
Jalaluddin Haqqani vocht in de jaren tachtig tegen de Russen in Afghanistan en werd een krijgsheer met steeds meer macht en bereik. Zijn zoons traden in hun vaders voetsporen en beïnvloedden vrijwel elk aspect van het leven in Noord-Waziristan dat niet was vernietigd door de Amerikaanse drones die in het luchtruim erboven patrouilleerden en wachtten op toestemming om een raket af te vuren.
Door hun internationale invloed, hun tientallen geheime rebellenkampen en hun nauwe banden met de Pakistaanse geheime dienst, werd de familie Haqqani in de loop der jaren een natuurlijke partner van Riaz Rehan. Hij had gebruikgemaakt van hun territorium en van hun faciliteiten om strijders en agenten te trainen voor missies in India en Afghanistan, en hij had onlangs weer contact met hen opgenomen met het verzoek om een grote cel buitenlandse strijders te trainen voor een missie.
De Haqqani-leiders gingen akkoord met het verzoek van Joint Intelligence Miscellaneous en Rehan kwam zelf mee voor de beginfase van de training.
Hoewel de Russische handelaar in raketten Georgi Safronov geen enkele militaire of rebellentraining bezat, was hij aanvoerder van de Jamaat Shariat-groep die in de derde week van oktober aankwam in het Haqqani-kamp vlak bij Boya, ten westen van Miran Shah. Hij was in gezelschap van de man die hij kende als generaal Ijaz en zijn unit van vijfenvijftig Dagestaanse rebellen. De grote groep buitenlanders werd uitgerust door de Haqqani-strijders en ondergebracht in een groot grottencomplex dat in een heuvelwand was uitgegraven.
Een groot deel van de training vond plaats in de uitgegraven grotten en onder golfplaten daken die eruitzagen als aarde en akkers om niet de aandacht te trekken van de Amerikaanse drones, maar bepaalde gevechtstrainingen vonden plaats op de akkers en in de heuvels. De uav’s (unmanned aerial vehicles, onbemande vliegtuigjes of drones) waren niet onzichtbaar en daarom stonden speciaal getrainde verkenners op de uitkijk naar deze Amerikaanse ‘ogen in de lucht’. Toch waren de drones zo onopvallend dat Rehan het Haqqani-netwerk opdracht gaf om absolute prioriteit te geven, niet aan de kwaliteit van de training van de buitenlanders, maar aan het handhaven van de veiligheid van de operatie.
Het kon Rehan niet veel schelen of de Dagestaanse opstandelingen de noodzakelijke vaardigheden hadden om een ruimtevaartcentrum in Kazachstan in te nemen, maar wel of ze in staat waren hier in Pakistan een geslaagde missie uit te voeren om de kernwapens in handen te krijgen. En als daarbij de helft van hun mannen de dood vonden, had hij daar geen enkele moeite mee.
Het enige wat hij belangrijk vond, was dat de wereld hoorde dat buitenlandse terroristen atoombommen hadden gestolen onder de neus van de Pakistanen, want hij was ervan overtuigd dat de Pakistaanse regering hierdoor binnen een paar dagen of weken zou vallen.
Het Haqqani-netwerk vatte Rehans opdracht om de veiligheid op te voeren heel serieus op. Ze stuurden spionnen naar de dorpen en gehuchten tussen Miran Shah en Boya en gingen op zoek naar iedereen die belangstelling toonde voor de verplaatsing van mannen en materieel. Er gebeurde maar weinig in Noord-Waziristan zonder dat Haqqani dit wist, er ontging deze machtige groepering letterlijk niets.
De Pashtun-strijders vonden dat de Dagestaanse strijders vrij goed met hun wapens overweg konden en dat ze bijzonder gemotiveerd waren. Maar ze functioneerden niet als groep en dat was een kwaliteit die Haqqani’s mensen hadden móéten ontwikkelen in de tien jaar waarin ze over de grens tegen geallieerde groepen vochten.
De enige binnen de groep die niet wist hoe hij een wapen moest hanteren en hoe hij zijn lichaam moest gebruiken, was hun leider. Safronov had zichzelf de nom de guerre Magomed Dagestani, Mohammed de Dagestaan, gegeven. Maar hoewel hij nu een naam had die zijn bedoelingen weergaf, ontbrak het hem aan de gevechtsvaardigheden om deze naam te verdienen. Maar hij was slim en gemotiveerd om te leren, waardoor de taliban hem langzaam maar zeker konden leren hoe hij handwapens, granaatwerpers en messen moest gebruiken. Aan het einde van de eerste week had hij al heel veel geleerd.
Rehan was afwisselend in en buiten het kamp; hij verdeelde zijn tijd over zijn huis in Dubai, zijn kantoor in Islamabad en het kamp in het grottencomplex. Ondertussen moedigde Rehan de Dagestanen aan om gemotiveerd te blijven voor het harde werk dat hen te wachten stond en Safronov om sterk te blijven en toegewijd aan de zaak.