56
Caruso had zijn boterhammen op en hij en Ryan waren bezig de bug-bots uit te schakelen om batterijvermogen te sparen. Ze zouden tot de avond wachten voordat ze ze weer zouden inschakelen, in de hoop dat Rehan tegen die tijd weer terug zou zijn.
De satelliettelefoon die op tafel lag ging en Caruso nam op: ‘Ja?’
‘Dom? Met Bell.’
‘Wat is er, Rick?’
‘We hebben een probleem. Toen we op kantoor kwamen, zijn we begonnen met jullie geluidsopnamen, zodat we ongeveer een kwartier achterlopen met de vertaling ervan.’
‘Geen probleem. Rehan is een tijdje geleden vertrokken en daarom zijn we de...’
‘Er is wél een probleem. We hebben zojuist vertaald wat hij zei voordat hij de deur uit ging.’
Domingo Chavez stond in een file, nog geen vijfhonderd meter na de afrit naar het vliegveld. Nadat hij het scherpschuttergeweer en de munitie had opgehaald bij de Gulfstream van Hendley Associates, kwam hij vast te zitten in het verkeer achter een ernstig ongeluk op de Business Bay Bridge. Hij was blij dat hij dankzij de airco geen last had van de enorme hitte buiten, want het zag ernaar uit dat hij hier nog een hele tijd vast zou staan.
Voor zich, een kilometer of vijf verderop, zag hij de Burj Khalifa tegen de lucht afsteken. Aan de andere kant, helemaal bij de kust, lag Palm Jumeirah, zijn eindbestemming. Op dat moment ging zijn mobiele telefoon. ‘Go for Ding,’ zei hij.
Het was Ryan. Hij zei opgewonden: ‘Rehan weet dat Embling en Al Darkur in Burj Khalifa zijn! Hij is er nu met een paar mannen naartoe.’
‘Shit! Bel Nigel.’
‘Heb ik gedaan. Niemand nam op. Heb ook de vaste lijn gebeld, maar ook daar werd niet opgenomen.’
‘Verdomme!’ zei Chavez. ‘Ga er snel naartoe. Ik sta in een file.’
‘We zijn al onderweg, maar het kost ons nog zeker twintig minuten.’
‘Schiet op, knul! Zij zijn onze enige link met Sam! We mogen hen niet kwijtraken!’
‘Dat weet ik!’
In de bmw iets ten westen van de Business Bay Bridge stompte Domingo Chavez gefrustreerd op zijn stuur. ‘Verdomme!’
Mohammed al Darkur en Nigel Embling waren geboeid met plastic strips: hun handen achter hun rug, hun enkels aan elkaar geketend. Rehan had zijn mannen opdracht gegeven naast de panoramaramen in de verdiepte woonkamer te gaan staan, met hun rug naar het glas. Generaal Rehan zat voor hen op de lange bank, met zijn benen over elkaar en zijn armen op de kussens. Hij was zichtbaar op zijn gemak, nu hij de gevangenen in zijn macht had. Rehans mannen − kolonel Khan en een bewakingsteam van acht man − stonden in de kamer. Een andere wachtpost bleef in de hal staan. Alle mannen hadden hun eigen pistool uitgezocht, zoals een Steyr, sig en CZ, en Rehan en Khan hadden een Beretta in een schouderholster.
Als Nigel Embling nog enige twijfel had gehad over de betrouwbaarheid van isi-majoor Mohammed al Darkur, dan was die nu verdwenen. Rehans mannen sloegen Al Darkur een paar keer met zijn gezicht tegen de ruit, terwijl de vijfendertigjarige Pakistaan zijn oudere landgenoot gillend vervloekte.
Ook wanneer Nigel niet veertig jaar in hun land had gewoond, had hij geweten dat deze twee Pakistanen niets met elkaar hadden.
Al Darkur schreeuwde en vroeg in het Engels aan Rehan: ‘Wat hebt u met de Amerikaan in Miran Shah gedaan?’
De kalme generaal glimlachte en antwoordde, ook in het Engels: ‘Ik heb die man persoonlijk ontmoet, maar hij had niet veel te zeggen. Ik heb opdracht gegeven hem te martelen zodat hij ons uw plannen zou vertellen. Maar ik neem aan dat uw toekomstplannen nu niet meer zo belangrijk voor me zijn als toen ik die opdracht gaf, gezien het feit dat u geen toekomst meer hebt.’
Al Darkur zei met opgeheven hoofd: ‘Anderen zitten u ook achterna. We weten dat u samenwerkt met de mensen die de coup voorbereiden, we weten dat u in het Haqqani-kamp vlak bij Miran Shah een buitenlandse groepering hebt getraind. Anderen zullen me achterna komen en zij zullen u tegenhouden, inshallah!’
‘Ha!’ Rehan lachte. ‘Inshallah? Als Allah dat wil? Laten we maar eens afwachten of Allah wil dat ú slaagt of dat Hij wil dat ík slaag.’ Rehan keek naar zijn twee bewakers die bij het raam vlak bij de gevangenen stonden. ‘Het is benauwd in dit appartement. Open eens een raam.’
De twee bewakers trokken hun pistolen, draaiden zich als één man om en schoten het dikke panoramaraam waar de gevangenen voor stonden kapot. Het raam was drie bij drie meter, en het glas verbrijzelde niet meteen, maar toen er steeds meer kogelgaten in de ruit kwamen, ontstonden er witte barsten in het glas. De mannen herlaadden hun pistolen terwijl het glas bleef kraken en scheuren. Ten slotte viel de enorme glasplaat naar buiten, zodat de vlijmscherpe glassplinters 108 verdiepingen naar beneden vielen.
De warme wind waaide naar binnen en blies een paar kleine stukjes glas het luxe appartement in. Rehan en zijn mannen moesten hun ogen afschermen. Door het gehuil van de wind die om het gebouw woei, was Rehan gedwongen op te staan en naar zijn gevangenen toe te lopen om zich verstaanbaar te kunnen maken.
Hij keek even naar majoor Al Darkur en wendde zich daarna tot Nigel Embling die met geboeide handen en voeten tegen een andere ruit zat, vlak naast het enorme gat. ‘Ik ben in uw verleden gedoken. U komt uit een andere eeuw, Embling. U bent de buitenlandse spion van een koloniale macht die op de een of andere manier niet heeft meegekregen dat zijn land geen kolonies meer heeft. U bent een zielige man. U en de andere ongelovigen uit het Westen hebben de kinderen van Allah zo lang verkracht dat u niet begrijpt dat uw tijd voorbij is. Maar nu, oude gek, nú is het kalifaat terug! Ziet u dat dan niet, Embling? Ziet u dan niet dat de vernietiging van het Britse kolonialisme de weg heeft geplaveid voor mijn greep naar de macht?’
Embling schreeuwde tegen de grote Pakistaan die vlak bij hem stond, waarbij het speeksel uit zijn mond vloog: ‘Uw greep naar de macht? Jullie zijn degenen die Pakistan vernietigen! Alleen goede mannen zoals de majoor hier zullen uw land uit de afgrond trekken, niet monsters zoals u!’
Riaz Rehan wuifde zijn opmerking weg. ‘Vlieg naar huis, Engelsman,’ en daarna knikte hij kort naar de twee isi-mannen die vlak bij Nigel Embling stonden. Ze stapten naar voren, grepen de lange man bij zijn schouders en trokken hem achteruit naar het open raam.
Hij gilde toen ze hem over de rand duwden en loslieten. Hij viel achterover, bij het gebouw vandaan, tuimelde naar buiten de hete woestijnlucht in, naar het beton en het staal 108 verdiepingen lager.
Majoor Mohammed al Darkur schreeuwde tegen Rehan. ‘Kuttay ka bacha! − Klootzak die je bent!’
Ondanks de boeien aan zijn handen en voeten probeerde hij op de grote generaal af te stormen. Twee bewakers grepen hem voordat hij voorover viel en vochten met hem. Ten slotte trokken ze hem achteruit naar het grote gat in het panoramaraam en keken naar hun generaal voor instructies.
Generaal Rehan knikte en zei met een vage glimlach: ‘Stuur hem maar naar zijn Britse vriend.’
Al Darkur vloekte en schreeuwde en probeerde te schoppen. Hij schudde een van zijn armen vrij van de man die hem naar de rand sleurde, maar een andere man trok zijn wapen en rende naar hem toe. Samen duwden de drie mannen de majoor op de grond in de glassplinters en de stukken gebroken glas van het raam.
Het duurde even, maar uiteindelijk werden ze Al Darkur de baas. De anderen stonden in de kamer te lachen terwijl de isi-officier alleen met zijn torso vocht.
Al Darkur schreeuwde tegen Rehan: ‘Mather chot! − Lul die je bent!’
De drie bewakers sleepten majoor Al Darkur over de vloer en duwden hem dichter naar de rand. Mohammed hield nu op met vechten. De wind die vanuit de woestijn langs 108 verdiepingen warm glas en metaal omhoog waaide, blies het haar voor zijn ogen. Hij sloot ze, kneep ze stevig dicht en begon te bidden.
De drie gewapende mannen grepen hem onder de oksels, tilden hem op en pakten hem vast bij zijn riem. Daarna tilden ze zijn lichaam op en wilden hem naar buiten zwaaien.
Maar ze bewogen zich niet tegelijk. De bewaker die Al Darkurs linkerschouder vasthad, strompelde bij het raam vandaan en draaide zich om; hij liet de majoor los en daardoor verloren de andere twee hun greep.
Voordat iemand in de kamer kon reageren, stapte een tweede man die bij het raam stond bij de geboeide majoor vandaan. Deze man tuimelde achterover het appartement in en viel naast de bank in de verdiepte zithoek.
Rehan draaide zich om. Hij wilde zien wat de man in vredesnaam aan het doen was, maar zijn blik dwaalde langs zijn bewaker naar de crèmekleurige leren bank die nu onder de bloedspatten zat.
Rehan keek weer naar buiten. In de verte zag hij een zwarte vlek in de lucht een paar honderd meter verderop, boven het Burj Al Arab Hotel. Een helikopter?
Eén seconde later, net toen de laatste man die Al Darkur vasthield de majoor losliet, naar zijn bloedende been greep en op de grond viel, schreeuwde generaal Riaz Rehan: ‘Scherpschutter!’
Kolonel Khan sprong over de bank heen en trok Rehan op de betegelde vloer op het moment dat er een gloeiend hete geweerkogel langs het voorhoofd van de generaal vloog.