48
Paul Laska had dit prachtige negentiende-eeuwse Franse landgoed graag in de zomer bezocht. Het had een fantastisch zwembad, het strand beneden was besloten en ongerept, langs de hele achterkant van het enorme ommuurde terrein was een terras, en in de tuinen en op het terrein bevonden zich ideale natuurlijke hoekjes waar je je kon ontspannen, dineren of bij zonsondergang van een cocktail genieten.
Maar nu was het eind oktober en hoewel het hier in de achtertuin nog steeds heel mooi was en het ’s middags een graad of achttien was en ’s avonds een graad of negen, was hier niet veel waarmee een zeventigjarige man zich buitenshuis kon vermaken. Het zwembad en de Middellandse Zee waren ijskoud. Bovendien had Laska helemaal geen tijd voor lichtzinnigheid; hij was op een missie.
Saint Aygulf was een bloeiende kuststad, zonder alle drukte en de drommen mensen van Saint Tropez, iets ten zuiden ervan aan de zuidkust van de Baai van Saint Tropez. Maar de stad was even mooi als zijn beroemdere buur; in feite waren de prachtige villa, de heuvels erachter en het water ervoor, om het maar zachtjes uit te drukken, paradijselijk.
De villa was echter niet van hem, maar van een beroemde Hollywoodacteur die afwisselend aan de Amerikaanse westkust en aan de Franse zuidkust woonde. Een telefoontje van een naaste medewerker van Laska had ervoor gezorgd dat hij de villa een week mocht gebruiken, hoewel Laska dacht dat hij hier niet langer dan een dag zou blijven.
Het was ruim na negen uur ’s avonds toen een stevig gebouwde Fransman van midden vijftig via de schuifdeuren van de bibliotheek het achterterras op stapte. Hij droeg een blauwe blazer en had zijn boord openstaan zodat zijn dikke nek zichtbaar was. Hij was uit Cannes gekomen en liep alsof hij ergens moest zijn.
Toen de man naar hem toe liep, stond Laska op uit zijn stoel bij het enorme zwembad.
‘Wat fijn om je weer te zien, Paul.’
‘Idem, Fabrice. Je ziet er gezond en gebruind uit.’
‘En jij ziet eruit alsof je daar in Amerika te hard werkt. Ik heb het je al zo vaak gezegd: kom naar het zuiden van Frankrijk, dan heb je het eeuwige leven.’
‘Mag ik je voor het diner een glas cognac inschenken?’
‘Merci.’
Laska liep naar een roltafeltje en terwijl de mannen over de prachtige villa en de knappe vriendin van de acteur van wie de villa was praatten, schonk de Tsjechische miljardair cognac in een paar cognacglazen en gaf een ervan aan zijn gast. Fabrice Bertrand-Morel pakte het glas van hem aan, nam een slokje en knikte waarderend.
Laska gebaarde dat de Fransman aan de tafel kon gaan zitten.
‘Zoals altijd ben je een echte heer, mijn beste Paul...’ − Laska knikte glimlachend en verwarmde het bolle gedeelte van zijn glas met zijn handen − waarna Bertrand-Morel zijn zin afmaakte: ‘... waardoor ik me afvraag waarom je je bodyguards toestemming hebt gegeven me te fouilleren om te kijken of ik een zender bij me heb. Dat was een beetje te intiem.’
De oudere man haalde zijn schouders op. ‘Israëli’s,’ zei hij, alsof dat een verklaring was voor de fouillering die zojuist in de villa had plaatsgevonden.
Bertrand-Morel liet het onderwerp rusten. Hij hield zijn cognacglas boven een theelichtje dat op tafel stond om het te verwarmen. ‘Dus, Paul. Ik vind het heel fijn je in eigen persoon te zien, ook al moest ik eerst mijn overhemd omhoogtrekken en mijn riem losmaken. Het is al zo lang geleden. Maar wat is er eigenlijk zo très important dat we elkaar op deze manier moeten ontmoeten?’
‘Misschien kan dat wachten tot na het diner?’
‘Vertel het me nu maar. Als het zo belangrijk is, kan dat diner wel wachten.’
Laska glimlachte. ‘Fabrice, ik weet dat jij een man bent die assistentie kan verlenen bij de meest delicate zaken.’
‘Zoals altijd sta ik tot je dienst.’
‘Ik neem aan dat je op de hoogte bent van die John Clark-zaak die in de VS in het nieuws is?’ Laska formuleerde deze stelling als een vraag, maar twijfelde er eigenlijk niet aan dat de Franse onderzoeker alles over die zaak wist.
‘Oui, l’affaire Clark. Jack Ryans persoonlijke huurmoordenaar... dat schrijven de Franse kranten in elk geval.’
‘Het is inderdaad een bijzonder ernstig schandaal. Jij en je mannen moeten meneer Clark voor me vinden.’
Fabrice Bertrand-Morel trok zijn wenkbrauwen enigszins op en nam een slokje cognac. ‘Ik begrijp wel waarom mij wordt gevraagd deze man te zoeken. Dat is omdat mijn mensen over de hele wereld verspreid zijn en goede connecties hebben. Maar wat ik niet begrijp, helemáál niet begrijp, is waarom jou dat wordt gevraagd. Op welke manier ben jij hierbij betrokken?’
Laska keek uit over de baai. ‘Ik ben een bezorgde burger.’
Bertrand-Morel grinnikte en daardoor schokte zijn grote lichaam op en neer in zijn stoel. ‘Het spijt me heel erg, Paul, maar ik moet meer weten dan dat voordat ik met deze operatie instem.’
Nu keek de Tsjechische Amerikaan zijn gast recht aan. ‘Goed dan, Fabrice. Ik ben een bezorgde burger die ervoor zal zorgen dat jouw organisatie elk gewenst bedrag krijgt om meneer Clark gevangen te nemen en hem terug te brengen naar de Verenigde Staten.’
‘Dat kunnen we doen, hoewel ik begrijp dat de cia op dit moment aan dezelfde opdracht werkt. Ik ben bang dat er een kans is dat we op elkaars tenen trappen.’
‘De cia wil deze man niet gevangen nemen. Ze zullen een gemotiveerde detective zoals jij niet voor de voeten lopen.’
‘Doe je dit om Edward Kealty te helpen?’
De oudere man knikte en nam een slokje cognac.
‘Nu begrijp ik waarom president Kealty’s mensen hiervoor niet bij me zijn gekomen.’ De Fransman knikte. ‘Moet ik ervan uitgaan dat hij informatie bezit die lastig zal zijn voor kandidaat Ryan?’
‘Het feit dat John Clark bestáát, is al lastig voor kandidaat Ryan. Maar als hij niet gevangen is, als hij niet op de televisie een politiebureau in wordt gesleurd, lijkt president Kealty machteloos en blijft de man een fascinerend mysterie. We willen niet dat hij een mysterie is, we willen dat hij een gevangene is, een crimineel.’
‘Wij, Paul?’
‘Ik zeg dit als een Amerikaan en een liefhebber van het recht.’
‘Ja, natuurlijk ben je dat, mon ami. Ik zal meteen met de zoektocht naar meneer Clark beginnen. Ik neem aan dat jij de rekening zult betalen en niet de Amerikaanse belastingbetaler?’
‘Als jij me het bedrag persoonlijk doorgeeft, zal ik ervoor zorgen dat mijn stichting je schadeloos stelt. Geen factuur.’
‘Pas de problème. Jij bent altijd goed voor je geld.’