6
Als Anders thuiskomt, doet hij de buitendeur snel achter zich dicht, draait hem op slot en schuift de veiligheidsketting ervoor.
Zijn hart slaat snel in zijn borstkas – om de een of andere reden is hij van de auto naar het huis gerend.
Uit Agnes’ kamer klinkt Petra’s rustige stem. Anders glimlacht bij zichzelf. Ze leest al voor uit Samen op het eiland Zeekraai. Meestal was het veel later voordat de avondrituelen het verhaaltje voor het slapen hadden bereikt. Het moest weer een goede dag zijn geweest. Anders’ nieuwe betrekking had ervoor gezorgd dat Petra per direct minder had durven gaan werken.
Rond Agnes’ modderige winterlaarzen heeft zich op de mat in de hal een natte vlek gevormd. Muts en col liggen op de grond voor de ladekast. Anders gaat naar binnen, zet de champagnefles op de keukentafel en blijft dan staan met zijn blik op de donkere tuin gericht.
Hij denkt aan de brief van Jurek Walter en weet niet meer wat hij moet doen.
De takken van de grote sering schrapen langs het raam. Hij kijkt naar het zwarte glas, ziet zijn eigen keuken weerspiegeld, hoort de takken knarsen en denkt dat hij de grote heggenschaar uit de schuur zou moeten halen.
‘Wacht, wacht,’ hoort hij Petra zeggen. ‘Ik lees eerst verder...’
Anders sluipt Agnes’ kamer in. De prinsessenlamp aan het plafond brandt. Petra kijkt op van het boek en ontmoet zijn blik. Ze heeft haar lichtbruine haar opgestoken in een hoge paardenstaart en draagt zoals gewoonlijk haar oorbellen met hartjes. Agnes zit op haar schoot en herhaalt dat het weer verkeerd was en dat ze opnieuw moeten beginnen bij de hond.
Anders loopt verder naar binnen en gaat op zijn knieën voor hen zitten.
‘Dag schatje van me,’ zegt hij.
Agnes kijkt hem vlug aan en kijkt dan weer weg. Hij aait over haar hoofd, strijkt wat haar achter haar oor en staat op.
‘Er is nog eten dat je kunt opwarmen,’ zegt Petra. ‘Ik moet dit hoofdstuk opnieuw lezen voor ik kom.’
‘Het ging verkeerd met de hond,’ herhaalt Agnes met haar blik op de grond gericht.
Anders loopt naar de keuken, pakt het bord met eten uit de koelkast en zet het op het aanrecht naast de magnetron.
Langzaam haalt hij de brief uit de achterzak van zijn spijkerbroek en denkt eraan hoe Jurek Walter herhaalde dat hij een mens was.
In een klein en overhellend handschrift heeft Walter enkele bijna kleurloze zinnen op het dunne papier geschreven. De brief is in de rechterbovenhoek geadresseerd aan een advocatenkantoor in Tensta en bevat uitsluitend een formeel verzoek. Jurek Walter vraagt om juridische bijstand om de inhoud van de veroordeling tot forensisch psychiatrische behandeling te begrijpen. Hij wil dat zijn rechten aan hem uitgelegd worden en wil geïnformeerd worden over de mogelijkheid tot heroverweging van het vonnis in de toekomst.
Anders kan niet verklaren waar zijn plotselinge onbehagen vandaan komt, maar er is iets vreemds met de toon in de brief en met de correcte woordkeuze in combinatie met de spelfouten, die dyslectisch aandoen.
De gedachten aan Walters woorden jagen door zijn hoofd als hij naar zijn werkkamer gaat en een envelop pakt. Hij schrijft het adres over, stopt de brief in de envelop en frankeert deze.
Hij verlaat het huis en loopt het kille duister in, over het veld en verder naar de kiosk bij de rotonde. Nadat hij de brief heeft gepost, staat hij even naar de passerende auto’s op de Sandavägen te kijken, waarna hij terugloopt naar huis.
De wind doet het bevroren weidegras golven als water. Een haas schiet weg naar de oude tuinen.
Hij doet het hek open en kijkt naar binnen door het keukenraam. Het hele huis lijkt op een poppenhuis. Alles is verlicht en duidelijk zichtbaar. Hij kijkt recht de gang in en ziet het blauwe schilderij dat daar altijd al hangt.
De deur naar hun slaapkamer is open. Midden in de kamer staat de stofzuiger. De stekker zit nog in het stopcontact.
Plotseling ziet Anders een beweging. Verschrikt hapt hij naar adem. Er is iemand in de slaapkamer. Hij staat naast hun bed.
Anders wil net naar binnen stormen als hij begrijpt dat de persoon in feite in de tuin aan de achterkant van het huis staat.
Hij is alleen zichtbaar door het raam van de slaapkamer.
Anders rent over het betegelde pad, langs de zonnewijzer en de hoek om.
De persoon moet hem aan hebben horen komen, want hij loopt al weg. Anders hoort hoe hij dwars door de seringenhaag dringt. Hij gaat erachteraan, duwt de takken opzij, probeert iets te zien, maar het is veel te donker.