Eén
Bob en Leo hebben het nu beter dan ooit. Houd ik mij schuldig voor, die ene keer per jaar dat ik aan onze voormalige huisdieren denk. Ik heb mijn aandacht namelijk verlegd naar een nieuw exemplaar. Al past de titel ‘huisdier’ hem niet zo perfect. Want hoe geliefd Héctor ook is, hij heeft nooit bij ons in huis gewoond.
Hij is zelfs geen dier. Dat wil overigens niet zeggen dat Héctor niets beestachtigs heeft. Hij is op het oog prima in te delen in het knaagdierenrijk. Héctor beschikt over een klein snuitje, puntige tandjes en olijke kraaloogjes.
Veel huisdieren zijn bekend met Héctor. Keffend en soms grommend wachten zij hem op. Héctor levert dan snel zijn bestelling af en rept zich naar zijn gereedstaande Zündapp. Een flinke dot gas en hij schiet de straat uit. De blaffende honden ver achter zich latend. Zo doet ie dat. Héctor de postbode.
Prettig genoeg hebben Héctor en ik dezelfde wijk. Mijn woongebied is zijn werkterrein. Ik kom hem haast dagelijks tegen. We hebben elkaar leren kennen doordat mijn moeder en die van el señor ons regelmatig pakketten opsturen. Vooral om mijn verslaving aan Nederlandse roddelbladen te voeden.
Héctor ziet mij dus altijd op mijn best. Gelukzalig verwelkom ik hem en zijn pakket, want ik weet wat het mij voor goeds gaat brengen. Sinds de geboorte van Carmen heeft Héctor het razend druk gekregen. Haast dagelijks diept hij een pakket op uit zijn Zündapp-tassen. Vaak blijft hij staan kijken terwijl ik het uitpak. Hij vond het roze zwembroekje erg leuk.
Omdat ik een buitenmens ben – niet te verwarren met hiken in de bossen en andere outdooractiviteiten waar je Beversport-bergschoenen en klapkuiten voor nodig hebt – zie ik Héctor zeer vaak in de buurt rondsnorren. We zwaaien dan uitbundig naar elkaar. In het gelukkige geval dat hij iets voor mij in zijn tassen heeft, slingert hij met gevaar voor eigen leven zijn brommert in een U-bocht en komt het mij persoonlijk bezorgen. Ik geef hem dan een verbale aai over zijn kopje, en spinnend vervolgt hij weer zijn route.
Het gelukkigst maken wij elkaar als wij een ontmoeting hebben zo rond elf uur in de ochtend. Ik heb dan net nog wat slaap ingehaald van een doorwaakte babynacht en begeef mij in de stralende ochtendzon richting Starbucks. Héctor – die er dan al een halve werkdag op heeft zitten – is hoog toe aan een versnapering. Samen met zijn collega’s staat hij rond de kofferbak van een merkwaardig type auto waar grote dampende pannen in staan. Hij vindt het heerlijk om de ochtend af te sluiten met een pittige taco. En precies daar, vaak als hij op het punt staat zijn eerste hap te nemen, kruisen zich onze wegen.
Ik zie hem meestal al van grote afstand. De Mexicaanse postbezorgers hebben namelijk een nogal vrolijk gekleurd uniform aan, bestaand uit een beige broek met een wit-met-fluorescerend-roze-en-groen overhemd erop. Het zijne bloest nogal. Vanwege zijn tengere gestalte en de leugenachtige one-size-fits-all-belofte van zijn kostuum, komt hij er modetechnisch bekaaid van af. Zijn meer uit de kluiten gewassen collega’s komen er goed mee weg, maar bij Héctor benadrukt het slechts zijn nietigheid.
Dan kom ik de hoek om. Een en al zonnige ochtendfrisheid, een natuurlijke schoonheid uitstralend, met lang loshangend haar, nog vochtig van de douche, nonchalant gekleed in strakke spijkerbroek met luchtig topje.
(Zo kun je het zien. Al zien de meeste mensen waarschijnlijk gewoon een slonzige moeder zonder make-up, die nog net de moeite heeft genomen zich naar de douche te slepen, maar geen zin heeft om haar haar te föhnen en wier jeans inderdaad strak zit vanwege overtollige zwangerschapskilo’s.) Het hele clubje waarin Héctor zich aan de rand bevindt bekijkt mij nieuwsgierig.
Ik lach stralend en steek mijn hand op. “Hola Héctor!” roep ik, zijn verbaasde collega’s passerend. Héctors kraaloogjes glimmen. Hij grijnst van oor tot oor. “Hola!” roept hij terug, met meer volume dan je bij zijn gestalte zou verwachten. Ik lach opnieuw. Het maakt me extreem vrolijk dat in een stad met vierentwintig miljoen inwoners de postbode mij persoonlijk kent. Ik draai me nog een keer om. Héctor staat met rechte schouders en zijn neusje fier in de lucht tevreden in zijn taco te happen.
Ik duw de wandelwagen verder richting de Starbucks. De poes ligt rustig te slapen. Dat is geen postnatale dwaling overigens, maar gewoon haar bijnaam. Door el señor bedacht. Carmen lijkt zachtjes te miauwen in plaats van te huilen en ze knort ook een beetje zoals poezen dat kunnen.
Dat ze ligt te slapen is overigens wél een postnatale dwaling. Van haar kant dan. Ze slaapt namelijk de hele dag. Altijd. Om dan toch nog iets aan haar etmaal te hebben, is ze ‘s nachts klaarwakker.
Ik ben dus wel toe aan een lekker scheutje caféïne. De tijd dat ik alles caféïnevrij bestelde is wel zo’n beetje voorbij. Het liefst gaf ik ook Carmen een dubbele shot in haar melkfles. De kinderarts zei dat ik actief moest proberen haar ritme te veranderen.
Een uurtje later lopen we weer richting huis. Ons thuis in Mexico City.
Het verkeer raast langs ons heen. De palmbomen wuiven ons tegemoet.
De zon straalt. El sehor en ik vertrokken begin 2007 naar Mexico. Binnen zes weken tijd verbrandden we alle schepen achter ons. De hoogstnoodzakelijke ingrediënten voor dit avontuur, wijzelf en ons driejarige zoontje Caesar, bleven over. We hebben veel in Nederland achtergelaten.
Ook hond Bob en poes Leo. Maar we hebben er wel mooi een andere poes voor teruggekregen. Een rasechte Mexicaanse.♦