Tien

Wat een pokkeweer. De lucht is grijs. Het regent. Het is koud. Het water druipt over mijn blote voeten mijn schoenen in. We hebben net het restaurant verlaten. Vorige week zaten we er ook. Op het terras, in de zon.

Tijdens de wandeling van tien minuten naar ons huis zingen we een meerstemmige klaagzang. “Gadver, die regen,” bromt el señor.

“Ik hebt het koud,” mokt Caesar.

“Pokkezooi,” vloek ik.

Alleen Carmen neemt het zoals het komt en blijft de grijze wereld vriendelijk lachend vanuit haar wagen aanschouwen.

Regen in Mexico is anders dan in Nederland. We zijn het niet gewend, het is tegen de afspraak, het komt zeker in het weekend niet uit en het haalt simpelweg Mexico’s grootste unique sellingpoint weg.

“Als het hier gaat regenen, kunnen we net zo goed in Nederland zitten,” val ik mijn huidige thuisbasis ondankbaar af.

Op zo’n moment meen ik het nog ook. El señor is het roerend met mij eens.

Blij met zoveel bijval duik ik dieper in het onderwerp.

“Dit land is er niet op ingericht. Vooral niet op de kou zonder centrale verwarming.”

“Klopt,” vindt ook el señor, die ondertussen Caesar uit een plas trekt.

“In Nederland zouden we nu lekker met de verwarming aan, een knapperend brandend haardvuurtje, met Bob en Leo aan onze voeten, Carmen op schoot en Caesar tussen ons in op de bank, voor de televisie zitten, kijkend naar een stel dat vol goede moed met de noorderzon vertrekt om met meeneming van hun mokkende puberkinderen en tienduizend euro in Baskenland een bed & breakfast te beginnen en vervolgens zes maanden nadien nog steeds op het verwilderde terrein in hun caravan bivakkeert en terwijl de regen op het dak tikt moedeloos kijkt naar hun achteraf toch best wel bouwvallige bedoening,” fantaseer ik verder.

Ondertussen is het opgehouden met regenen en is ook mijn woordenstroom opgedroogd. We zijn weer thuis. Snel zet ik het kleine kacheltje in de woonkamer aan. Caesar kruipt op de bank, Carmen zit kraaiend van plezier in haar wipstoeltje Gordon Ramsay te kijken, el señor klapt zijn laptop open om nog wat te becijferen en ik zit aan het bureau dit hoofdstuk te schrijven. Hè, wat gezellig!

En buiten begint de zon alweer door te komen.

En dat komt zeer goed uit, want el señors zus Jet en vriend Mol komen ons wederom bezoeken. Ze zijn al vanaf eind oktober op reis en hebben veel continenten aangedaan. Van Australië werden ze erg hang loose en in Azië zijn ze via Manilla gereisd, waar ze de laatste woonen rustplaats van Frank, de vader van Jet en el señor, bezocht.

De vorige keer dat ze hier waren hebben ze alleen maar regen en koufronten getrotseerd, dus ik ben blij dat ik kan laten zien dat zonlicht hier écht regel is en geen uitzondering. Jet en Mol zien er weer very cool uit in hun matching jeans die ze voor drie dollar op de kop hebben getikt in Thailand.

Omdat zij hun komst al voor onze verhuizing hebben geboekt, toen we nog een logeerkamer in de aanbieding hadden, zorgen wij nu voor gepast onderdak. Niet in een prachtige hacienda zoals mama en Hans ten deel viel, maar in het stapelbed van Caesar onder respectievelijk een SpiderManen Sesamstraatdekbed.

Caesar ligt dus weer lekker in het ouderlijk bed, tussen ons in. Hij snurkt van plezier. El señor en ik slapen wat minder goed, maar amuseren ons wel over onze zager. Elders is het ook behelpen. Als ik ‘s ochtends hun kamer binnenloop om wat kleren voor Caesar te pakken, zie ik Mols blote voeten minstens twintig centimeter over de bovenrand van het stapelbed uitsteken.

Geen probleem, want het is tijd voor actie. Het wederom lange weekend brengen we door in Taxco, een prachtig oud stadje op twee uur rijden van Mexico City.

Taxco staat bekend om haar zilvermijnen. Het is nationaal erfgoed, dus de kenmerkende achttiende-eeuwse witte huizen met rode daken zijn prachtig geconserveerd. Allemaal leuk en aardig, maar eerst vlijen Jet en ik ons in onze nieuwe bikini’s aan de rand van het zwembad. Die ligstand is mij op het lijf geschreven, zeker nu ik al een paar dagen denk weer zwanger te zijn.

Bizar maar waar: sinds de ‘pijnloze’ (ja doei, Gisele Bündchen) bevalling van Carmen ben ik helemaal lyrisch over alles wat met zwangerschap, bevallen en kinderen te maken heeft. Carmen is zo’n fantastische aanwinst; nu wil ik het nest nóg meer uitbreiden. Die negen maanden migraine zijn alweer vergeten. Of ben ik gewoon nog een beetje van slag door de hormonen?

Jet, psychiater in opleiding, die trouwens best een diagnose had kunnen stellen over mijn mentale toestand, val ik als arts dus allesweter lastig met mijn vermeende zwangerschapskwalen. Als bewijs van mijn schijnzwangerschap eet ik het hele weekend sinaasappelijs uit van die bevroren sinaasappels.

Van de weeromstuit begint Jet zich ook misselijk te voelen. Haar borsten zijn eigenlijk al een tijdje pijnlijk. En groter dan normaal.

“Ben je niet zwanger?” vraag ik, omdat ik op dit moment nogal in het onderwerp zit.

“Nah, volgens mij niet,” zegt Jet. “Ik ben wel al even met de pil gestopt, maar nog niet echt bezig met alles bijhouden en zo.”

We lopen verder. Even een van de vele zilverwinkeltjes binnen. Ik zie voor oma Joke een mooi sieraad. Ik stel voor om het met z’n allen te kopen voor haar verjaardag in april. Verder scoren we voor Carmen een mini-armbandje waar we haar naam in laten graveren.

Ondertussen vind ik het idee van een zwangere Jet wel erg gaaf. Wij hebben al twee kinderen en zijn, mijn broedse neigingen ten spijt, gewoon compleet, maar voor Jet en Mol zou ik het geweldig vinden. Ze zijn een heel erg leuk stel en grote kindervrienden.

Voordat ik mij aan mijn volgende ijssinaasappel wijd, loop ik met Jet even een van de vele farmacias (apotheken) in die Mexico rijk is.

“Hup Jet, we kopen een test. Je weet maar nooit. En anders gewoon om het uit te sluiten.”

Jet aarzelt even, maar vindt het dan best.

We voegen ons weer bij de mannen en kids op een dakterras met uitzicht over Taxco. Overal hebben restaurants hun terras op de bovenste verdieping zodat je goed van de omgeving kunt genieten. Jet gaat naar het toilet met de test, de mannen zijn diep in gesprek, Caesar zit te tekenen en Carmen ligt lekker in haar wagen te slapen. Ik neem nog een hap ijs.

Opeens komt Jet uit het toilet.

“En?” roept Mol.

“Ja,” zegt Jet.

“Nee, echt?” zegt Mol, terwijl hij verbaasd een hand door zijn haar haalt.

“Ja, echt,” lacht Jet.

Hoewel het buiten allang donker is, licht het hele terras op door de grijns die Mol tentoonspreidt.

“Champagne!” roept hij.