Zevenentwintig

“Mama, ik vind je zo lief. Echt zo lief,” zegt Caesar met die speciale gloed in zijn ogen.

Ik voel me warm worden vanbinnen.

“Ik jou ook, lieverd,” zeg ik ontroerd.

“Maar je weet het hè, mama?”

“Wat, lieverd?”

“Ik vind papa nog één punt liever.”

Toen ik dat de eerste keer hoorde, schrok ik heel even. Maar herstelde me snel. Ik antwoordde dat ik papa ook heel lief vind. De liefste van de wereld, zelfs. Daarbij weet ik hoe belangrijk een vader voor zijn zoon is; een relatie die ik alleen maar zal toejuichen.¬

 

‘s Avonds als ik Caesar in bed stop, snijdt hij het thema ‘lief’ nog eens aan.

“Ik vind jou een miljoen lief, mama.”

“Dank je, beer.”

“En papa een miljoen plus één punt.”¬

 

De volgende dag vraagt Caesar of vriendinnetje Ange mag komen spelen.

“Natuurlijk mag Ange komen spelen. We gaan haar even ophalen,” antwoord ik. Dat levert direct een regen aan liefdesbetuigingen op.

“Ik vind je zo lief, mam. Zo, zo lief. Ik vind je negen-negen-negen-nulnul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nul-nulnul-nul-nul-nul-nul-nul-nul…nul…nul…nul…nul…nul-nul-nul-nulnul-nul-nul lief.”

“Dank je, beer.”

“En papa vind ik één punt liever.”¬

 

‘s Avonds voor de televisie krijg ik ‘m weer om m’n oren.

“Zullen we toch een chihuahua kopen en hem dan gewoon verstoppen?” stel ik Caesar slinks voor.

“Je weet wat ik vind, mama,” antwoordt hij cryptisch.

“Nee, wat vind je dan?” vraag ik.

“Je weet het wel, er ist een heel goed Nederlands woord voor,” maakt hij het nog een tandje ingewikkelder.

“Caesar, zeg nou maar, ik weet niet precies wat je bedoelt.”

“Liever, bedoelt ik. Je weet dat ik papa liever vind dan jou. Maar als je het doet, zalt ik niks zeggen.”

Ik besluit mijn zinnen maar eens te verzetten. Want de jacht op de middagjapon is geopend. El señor en ik zijn in hoogsteigen persoon uitgenodigd voor een ontmoeting met koningin Beatrix, prins Willem Alexander en supertrooper Maxima! Zij komen op staatsbezoek in Mexico en kunnen dan een heuse ontmoeting met el señor en mijzelf niet overslaan (en een groot aantal andere ter decoratie dienende Nederlanders woonachtig in Mexico). Het kledingvoorschrift luidt: ‘donker pak’ en ‘middagjapon’.

El señor en ik hebben bedacht dat het donkere pak waarschijnlijk voor hem is bedoeld. Blijft over: de middagjapon. Ik stel me er een soort nachtjapon bij voor, die je abusievelijk ‘s middags nog aanhebt. En dan van die roze pantoffeltjes erbij met zo’n fiuffy pompoentje. Jammer dat Emilio er nog niet is; hij zou helemaal in stijl uit mijn duster kunnen piepen.

Ik duik in mijn kledingkast. Nee, dat is bezijden de waarheid, ik duik in onze kleedkamer. Bij het segment middagjapon blijf ik stilstaan. Ze hangen allebei tussen twee andere strandjurkjes. Ik ben niet zo van de uitgebreide garderobe. Wat ik heb is best mooi, maar het is zeker niet veel.

Mijn jurkjes worden bedolven onder de donkere pakken van el señor. Zo liggen de verhoudingen nu eenmaal in onze garderoberuimte.

De bruine van Massimo Dutti – één keer gedragen – kan heel goed.

Mooie satijnachtige stof, goed gemaakt, met V-hals, een beetje brede gepofte schouders en lange mouwen. Net als de Taj Mahal moet je ook de koningin niet te bloot tegemoet treden, lijkt mij.

Goed, wat erbij? Ik leg een batterij (oké, penlightformaat) laarzen en schoenen in bruintinten op ons bed. Ik besluit niet voor de schoenen te gaan, veelal sandaaltjes met een hakje, want te braaf, maar vind de laarzen te casual. Blijven over mijn hooggehakte suède enkellaarsjes; helemaal hip (we schrijven 2009) en toch elegant omdat je nog genoeg been ziet. Net nieuw, dus zonder krassen en halen, helemaal koninginwaardig.

Om mijn arm doe ik mijn verzameling leren armbandjes; allemaal met een bijzondere steen, gekocht via vriendin Nicole, een waar handelsreizigster. Bijpassende grote oorringen, met dezelfde bruine steentjes omlijst als een van de armbandjes. En dan komt de klapper: mijn Mario Hernandez-tas (bekende Colombiaanse designer). Glimmend bronsbruin, met donkerbruin suède, en de sluiting is een houten olifantstand met daarop de initialen MH gesoldeerd. Heel stoer.

Ik zie er prima uit, zo voor een ontmoeting met the queen. Het enige is dat ik de jurk een beetje te A-lijnerig vind. Strak zou beter zijn. Dit is meer een jurk voor prinses Margarita. En die scoort niet meer zo goed bij de koningin.

De basis van mijn outfit, de middagjapon, gaat dus naar sasteria (kleermaker) Adrian, om grondig verbouwd te worden. Het wordt een volledig bedekte, maar wel naadloos aansluitende topper. Want natuurlijk wil ik een poging wagen om Maxima te outshinen. Ik blijf wel gewoon een vrouw.

Ik ga op een draf naar Adrian, een man van onschatbare leeftijd – in elk geval boven de zeventig – en een onverbeterlijke flirt. Zijn vrouw is reusachtig, on-Mexicaans, en niets in haar uiterlijk verraadt een zekere verfijndheid die ze vast ook heeft, anders had ze geen winkel in maatkleding.

Samen hebben ze een zoon, die de zaak ongetwijfeld op een dag moet overnemen, maar vooralsnog vaker bij de buren aan een tafeltje domino zit te spelen onder het genot van halveliterpullen bier. Ik vind het een aandoenlijk gezin. Adrian senior is ongetwijfeld niet van de trouwste soort; het doet me daarom deugd dat ik ze enorm zie lachen samen vlak voordat ik binnenstap met mijn opdracht.

“Ik ga de reina van Holanda ontmoeten. Heel belangrijk dus. Kunnen jullie mijn jurk strakker maken?” val ik met de deur in huis. (Toevallig vandaag niet letterlijk.)

Dat kunnen ze zeker. Pa grijpt het meetlint en de spelden. Hij wrijft over mijn dijen om te voelen hoe strak het ongeveer moet worden.

“Wanneer moet het af?” vraagt hij.

“Wanneer kun je het afhebben?”

“Voor jou binnen een uur als het moet. We zijn hartstikke druk, maar voor jou maken we tijd vrij.”

“O, wat fijn. Ja, ik heb een beetje haast. Het is tenslotte de koningin.”

“Geen zorgen. Hier bestaat er maar één koningin. Dat ben jij.”¬

 

De volgende dag loop ik na de zwemles met een doezelende Carmen en de verbouwde jurk terug naar huis. Ik steek het pleintje achter de Starbucks over en ga wat boetiekjes in en uit. Ik loop een winkeltje binnen met handgemaakte sieraden. Mijn oog valt op een donkerbruine leren ketting met daaraan veertjes, turkooisblauwe stenen en oud gouden ringen. Stoer ziet het eruit.

Vrij snel daarna valt mijn oog op een brede, leren armband, bekleed met hetzelfde type goud en de turkooisblauwe stenen. En jawel, ik zie ook oorbellen, met dezelfde kleine gouden ringen en de turkooisblauwe stenen. Dit zou gaaf zijn bij mijn bruine jurk. Die is heel simpel en dan met deze sieraden gecombineerd, wordt ‘t klasse. Ik zie het voor me. Zelfs als ik moet afrekenen en zo ongeveer de prijs van een nieuwe jurk moet neertellen.

Thuis trek ik direct de jurk aan; enkellaarsjes erbij en de sieraden. Perfect. Ik zal ze eens laten zien hoe een middagjapon eruitziet. Wedden dat Maxima komt vragen hoe ik aan die sieraden kom?

Ik smacht naar iemand met stijl die deze outfit direct op waarde zal schatten. El señor is er helaas niet. Ik loop de slaapkamer uit en blijf in de deuropening staan. Caesar zit op drie meter afstand op zijn bankje met de Wii te spelen. Ik blijf net zo lang staan totdat hij me ziet.

Dat moment komt niet. Ik roep hem.

“Caesar?”

“Wat?” klinkt het kortaf.

“Hoe zie ik eruit?”

Hij kijkt even op.

“Stom.”

“Hoezo?”

“Als ik het stom vind,” zegt hij met een logica die kennelijk alleen zijn domme moeder niet begrijpt.

“Wat vind je dan stom?”

Hij kijkt me even aan.

“Alles,” klinkt de genadeklap, terwijl hij gewoon verder speelt.¬

 

De volgende dag waag ik een nieuwe poging.

“Caesar, hoe vond je nou echt dat mama eruitzag gisteren?”

“Als een idiota”, is het antwoord.

El señor lacht zich een kriek.