Dertien

De guard staat wijdbeens op de stoep. Hij draagt een felblauw mondkapje. Het is gemaakt van papier en zit met dubbel elastiek achter zijn hoofd.

Een wapenstok bungelt aan zijn linkerbeen. Het mondkapje moet hem beschermen tegen de Mexicaanse griep; waar we vanuit Nederland haast letterlijk middenin zijn beland. De wapenstok moet ons beschermen tegen drugsgangsters. Zijn indrukwekkende verschijning strookt niet met de realiteit, ‘s Nachts hoor ik hem luidruchtig snurken.

Ook alle voorbijgangers dragen een mondkapje. Het blauwe is het meest vertegenwoordigd. Maar er zijn ook witte verkrijgbaar. Heel af en toe zie ik een exemplaar van wat steviger materiaal, het type dat mensen in de bouw gebruiken om zich tegen het stofte beschermen. Zelf draag ik geen mondkapje. In eerste instantie wist ik niet waar ik ze moest kopen. Toen ik daar – toch vrij snel – achter kwam waren ze allemaal uitverkocht. De voorraad is sindsdien niet meer op peil gebracht.

Dat geldt ook voor de tamiflu die ik bij de apotheek in mijn beste Spaans wilde bestellen. De apotheker keek mij van boven zijn mondkapje meewarig aan. In een stad met vierentwintig miljoen inwoners waren maar vijfhonderdduizend doses verkrijgbaar.

Dus blijven wij hoofdzakelijk binnen. Het begrip qualitytime krijgt hiermee een nieuwe dimensie. De school van Caesar is al twee weken gesloten. En de crèche waar Carmen deze week zou beginnen, houdt zijn deuren ook stevig dicht. Shrek en Fiona komen in deze periode in elk geval geen aandacht tekort. Ook de voetbal en op de valreep nieuw gekochte goaltjes voor op het terras mogen niet klagen.

Inmiddels komt er rook uit de Wii en ligt het knisperboekje van Kikker in de kreukels. Een imaginary postbode bestelt aan de lopende band zelfgeschreven briefjes en handmatig gevouwen envelopjes bij oma’s aan de andere kant van de wereld.

De Mexicaanse griep biedt gelukkig ook veel afleiding. Even ligt de focus niet meer op de bloederige drugsoorlog die hier onverminderd hevig woedt. Die is in 2006 begonnen toen de regering de oorlog verklaarde aan de drugsmaffia. Helaas vecht de regering ook tot op het hoogste niveau tegen haar eigen corrupte politici en politiebeambten.

Binnen de drugsbendes heerst, na de arrestatie van kopstukken, continu een hernieuwde strijd om de macht. De moordpartijen nemen extreme vormen aan. Marteling en onthoofding van politiemensen en andere tegenstanders zijn aan de orde van de dag. Met de feestdagen kregen de afgehakte hoofden zelfs een kerstmuts op. Een signaal van de drugswereld om te laten zien wie de baas is.

“Mama, ga je mee voetballen?” klinkt het voor de zesde keer vandaag.

“Ja beer, ik kom eraan,” antwoord ik. “Even aan Maria vragen of zij op Carmen wil passen.”

Maria, die net even verdiept was in een Mexicaanse soap, komt aangelopen. Liefdevol tilt ze Carmen uit de box. Voor haar zou het ook prettig zijn als deze ellende is afgelopen. Vorig weekend hebben we haar gevraagd – in ruil voor veel pesos – hier te blijven om de kans dat ze besmet terug zou keren uit te sluiten. Dat begreep ze heel goed. Hoewel het niet altijd eenvoudig is, samenwonen met een vreemde die je nog steeds maar half verstaat, blijft het voornamelijk een geweldige luxe.

Binnensmonds zuchtend, maar met kindvriendelijke glimlach betreed ik de voetbalarena. En laat me voor de zoveelste keer zogenaamd inmaken.

Na de match zit ik met een koel drankje achter de laptop. Automatisch surf ik naar Funda. Tik ‘Leiden in en klik vervolgens op ‘zoeken’. Daarna beweeg ik met de muis helemaal naar beneden naar de rode letters ‘toon aanbod sinds’ en klik op ‘1 dag’. De laatste tijd een ritueel geworden.

Ik vind het geweldig om huizen te kijken en de markt in de gaten te houden. Niet dat ik nu al terug wil, houd ik mezelf voor, maar voor straks. Ik vind het leven hier te interessant. Ik woon in een doorgaans bruisende stad, ben omringd door luxe, heb veel hulp, dus tijd voor iedereen die ik belangrijk vind (man, kinderen en niet te vergeten mijzelf), kan eindelijk eens sporten, fotoalbums maken, veel lezen en schrijven.

Mexicanen zijn open en vriendelijk, warm en gastvrij. Ze genieten van het leven. Rijk én arm. Mexico City is een prachtige stad. Overal vrolijke mensen op straat. Er is enorm veel bedrijvigheid. Dure winkelpanden liggen aan straten met kuilen in de weg. Het is een stad vol contrasten.

Waar de palmbomen wuiven tegen een strakblauwe lucht. En het gevaar op de loer ligt.

Want groot gevaar vormen de kidnappings. Het is een complete industrie geworden, onder andere om de drugsoorlog te financieren. De ene na de andere zakenman wordt klemgereden of door zwaarbewapende mannen uit huis gehaald, ontvoerd, en na betaling van losgeld al dan niet levend teruggevonden. Felix Batista, een befaamde anti-kidnapspecialist uit de Verenigde Staten, werd tijdens een reeks lezingen aan Mexicaanse zakenmensen over persoonlijke beveiliging zélf ontvoerd. Sindsdien ontbreekt van hem elk spoor.

Helaas denkt de gewone man ook een graantje mee te kunnen pikken van deze trend. Die ontvoerder is zo mogelijk nóg gevaarlijker, omdat hij totaal geen ervaring heeft. Het kan dus alle kanten op gaan als je in zijn handen valt. Bij de professionals heb je maar twee smaken plus één zekerheid: je komt terug. Levend of dood.

Ook journalisten zijn in Mexico hun leven niet zeker. Afgelopen jaar zijn er tien vermoord, en televisiestations worden regelmatig bedreigd. Met name berichten over de relatieve successen die de overheid zou boeken worden niet gewaardeerd. Deze oorlog heeft in drie jaar tijd aan ruim zeventienduizend mensen het leven gekost.

Ik sluit Funda af. El señor komt zo thuis. Hij moest gewoon werken. In het heetst van de griepuitbraak werden alle kantoorpanden in de stad ook nog eens ontruimd vanwege een aardbeving. Stond iedereen met zijn mondkapje samengepakt op straat.

Niemand heeft ooit beweerd dat emigreren saai zou zijn. Gelukkig maar, want ik houd wel van wat opschudding. Al vraag ik me wel af hoe lang we hier nog blijven. We wonen nu ruim twee jaar in Mexico City. Wanneer zijn we het beu? En komen we zonder kleerscheuren deze periode door?

Verder peinzend loop ik weer naar het raam. De guard kijkt toe hoe de gemondkapte tuinman het perkje bewatert. De ondergaande zon verdwijnt achter de gebouwen aan de overkant van de straat. Langzaam trek ik het lichtdoorlatende rolgordijn naar beneden. Het vormt een buffer tussen binnen, waar alles vertrouwd en van mijzelf is, en buiten, waar alles zo anders is.