Achtenveertig

De komende twee dagen bestaan uit ontzettend veel regelen en het huis eerst steeds voller en dan uiteindelijk steeds leger zien worden. Van de dertig uur die de verhuizing in beslag neemt, lijkt het alleen de laatste twee uur, als alles in de vrachtwagens wordt geladen, pas op een echte verplaatsing van spullen. Alle uren daaraan voorafgaand zijn slechts voorbereiding.

Bij een trans-Atlantische verhuizing moet alles zeewaardig verpakt worden. Een nogal tijdrovend klusje, want voor alle meubelstukken moeten kisten getimmerd worden. Zes mannen zijn daar non-stop mee bezig.

Verder heeft de familie Garcia het weer druk. Tijdens onze verhuizingen valt er altijd veel te halen voor Feliciano, Maria en consorten. Door ervaring wijzer geworden, heb ik deze keer meer dan ooit benadrukt dat ze zelf voor vervoer en spierbundels moeten zorgen. En na drieënhalf jaar redetwisten en op zijn eigen aparte gevoel afgaan, lijkt Feliciano deze keer mijn woorden ter harte te hebben genomen. Hij is duidelijk niet van plan het stapelbed van Caesar op zijn nekje te nemen en het lopend dwars door Mexico City naar huis te dragen, maar staat trots achter een keurige camioneta met twee grote pubers ernaast. That’s the spirit.

Feliciano wordt ook bij deze verhuizing vergezeld door moeder de vrouw. Ze heeft een gebloemd schort voorgehangen en maakt voor iedereen de meest heerlijke taco’s. Het is echt gezellig in huis. Carmen kan vandaag en morgen gewoon naar school en Caesar scharrelt wat rond. El señor is de hele dag bezig met de juiste formulieren bij elkaar te krijgen.

Paspoorten hebben we uiteraard nu nodig, maar ook de doktersdossiers, verzekeringspapieren, autopapieren, geboortebewijzen van Carmen en dat soort zaken moeten verzameld worden.

Net als bij elke verhuizing gaat niks vanzelf. Bij alles moet je zelf goed opletten; voor je het weet is je laptop al ingepakt terwijl je duidelijk hebt aangegeven dat alles wat op tafel staat, niet ingepakt moet worden. Er lopen veel mensen rond, iedereen stelt vragen en we moeten goed opletten dat het juiste op de boot, en niet bij de familie Garcia, belandt. Na twee dagen zijn el señor en ik compleet gaar. Gelukkig is het einde in zicht.

We zitten buiten op het muurtje bij de entree de kisten te turven die de verhuizers uit huis dragen. Het zijn er meer dan honderd.

Het is al tegen achten en Carmen en Caesar beginnen moe te worden. El señor stelt voor dat ik een hoteltaxi bel, zodat wij drieën alvast naar het Nikko-hotel kunnen, waar we de laatste avond slapen. Nu komt het heel dichtbij allemaal. Over een kwartier staat de taxi voor de deur. Ik sleep de koffers alvast richting voordeur. Acht stuks in totaal. Daar gaan we het de komende maanden mee doen.

De afgelopen weken hebben steeds in het teken gestaan van afscheid nemen. Eerst van el señors collega’s. Toen van mijn vriendinnen. Vervolgens van Caesars school en klas. Van vriendjes. Nog een keer van een paar vriendinnen. Van onze Nederlandse vrienden. Nog één klein borreltje dan met Gerardo, Mauricio en advocaat Polio, al jaren een vriend van el señor.

Afscheid van zwemjuf Yanira en tennistrainers Eduardo en Armando.

Maar steeds keerden we daarna gewoon terug naar ons huis, naar Maria, naar ons Mexicaanse leven.

Nu kunnen we het niet langer uitstellen. We moeten afscheid van Maria nemen. En zij moet afscheid nemen van Caesar en Carmen, over wie ze zo lang heeft gemoederd. Een emotioneel moment. Ik omhels haar stevig en bedank haar voor alles. Zeg dat ze de beste is in haar soort, dat we haar nooit zullen vergeten en ze altijd onderdeel van ons gezin zal blijven. Maria krijgt het zichtbaar moeilijk en kijkt me met haar donkere ogen verdrietig aan.

Vervolgens stort Caesar zich in haar armen en begint hartstochtelijk te huilen. Hij zegt dat hij haar zo gaat missen en dat hij verdrietig is dat hij weg moet. Maria moet zich verbijten en krijgt het nog zwaarder. Ze aait Caesar over zijn haren, waar ze zo vaak ‘s ochtends een scheiding in heeft gekamd, en zegt dat ze hem ook heel erg gaat missen. Caesar klampt zich aan mij vast en ik geef Carmen aan Maria. Nu staan de tranen in haar ogen, als ze Carmen voor de laatste keer vasthoudt. Haar grote, roze, Hollandse baby, die ze zo graag in bad deed. Mijn hart breekt.

In de taxi houd ik de kinderen stevig vast. Carmen is moe en steekt haar duimpje in haar mond, Caesar huilt en bij mij lopen de tranen ook over mijn wangen. Voor de laatste keer rijden we door onze geliefde woonplek Polanco. Ik probeer elke boom, elk stalletje, elk restaurant en elke rommelige parkeerplek in mij op te nemen. Het gaat te snel. Ik ben in gedachten nog bij Maria.

Dan staan we met koffers en al in de lobby van het Nikko-hotel. Ik sla een heel diepe inwendige zucht van verlichting en voel een last van mijn schouders glijden. We zijn veilig. We hebben het gered. We zijn zonder kleerscheuren door dit avontuur gekomen. Als el señor zich zo meteen bij ons voegt, kan ons niets meer gebeuren.

In de kamer leg ik Carmpje meteen in haar bedje. Ook Caesar en ik kleden ons uit en gaan samen in het grote bed liggen. Caesar is alweer helemaal de oude. Hij heeft op de televisie een game-optie ontdekt die niet werkt. Hij loopt naar de telefoon en belt zelfstandig naar de receptie.

“Hola, met Caesar,” zegt hij. “Ik kan geen spelletjes op mijn kamer doen.”

Hij is even stil en hangt dan op met de woorden: “Si, gracias.”

Tien minuten later staat er een monteur voor de deur die uitgebreid naar de televisie komt kijken.

Zonder resultaat. Leg dat een jongetje van zes maar eens uit.

Vanaf dat moment ontstaat er een hotline van kamer 103 richting receptie, conciërge en keuken van het Nikko-hotel. Caesar belt en belt. De receptie neemt op een gegeven moment niet meer op.

Dat maakt Caesar niet uit, hij heeft nu een manier gevonden om de laatste bioscoopfilms te bekijken op de televisie. Bruno vindt hij erg grappig, want die loopt steeds in zijn blootje. Van de roomservice kan hij vooral de spaghetti aanbevelen.

Al snel verschijnt el señor in levenden lijve op onze kamer. We omhelzen elkaar lang. Hij kijkt naar de tevreden slapende Carmen en ziet dat Caesar ook weer helemaal het mannetje is. Uitgeput stapt hij in bed. Ik hou hem vast en hoor aan zijn ademhaling dat hij in no time in slaap is gevallen. Two down, two to go. Want ook Caesar kan de slaap niet vatten.

Samen gaan we om twaalf uur ‘s nachts met beertje Winnie naar beneden. Caesar wil dat ik overal foto’s van hem en Winnie maak, als aandenken. Zo poseren ze dus midden in de nacht in het tabakswinkeltje, waar we na het zwemmen altijd iets lekkers kochten, bij de komecorner waar el señor altijd even langsliep, op de roltrappen en in de bar.

Buiten gaan we nog even op het stoepje zitten. Morgen vliegen we weer een nieuwe toekomst tegemoet. Ik snuif de geur van Mexico City voor de laatste keer heel bewust op. Het ruikt lekker. Het ruikt naar warmte, naar groen, vermengd met een vleugje riool, etensgeuren en uitlaatgassen, dat hoort bij een ontwikkelingsstad. Het is gek genoeg een heel prettige geur.

Het is de geur die ik overal zal herkennen. En waar ik me altijd bij thuis zal voelen.

EOF