Vierenveertig

Ik loop langs de keuken, waar Maria is. Dan hoor ik el señor kermend “O” en “Ah” zeggen en “Si”, om na ongeveer tien minuten te eindigen in een langgerekt “Muy bueno!” Maria lacht verlegen.

We hebben haar een knalroze digitaal fototoestel gegeven voor haar verjaardag, zodat ze veel foto’s kan maken van oogappeltje Carmen en van Caesar. Ze klikt wat af. Het ene wazige beeld van Carmen na het andere.

Zo lief. En steeds probeert ze mij of el señor te strikken om de door haar gemaakte foto’s te bekijken. El señor is een week afwezig geweest, dus die heeft een hoop in te halen.

Glimlachend loop ik verder.

Caesar zit op de bank. Hij baalt.

“Weet je wat miss Mory zegt? Dat ik sabado (zaterdag) óók naar school moet. Wat stom!”

Zaterdag moet Caesar inderdaad naar school. Het hele jaar staat al in het teken van zijn graduation. Kennelijk heeft hij dat zelf niet doorgehad.

Heel officieel krijg hij een soort van diploma en wordt er een groot optreden verzorgd waarin hij zal dansen en zingen en waarvoor hij het hele jaar al met zijn klas aan het oefenen is.

“Stom, stom, stom,” herhaalt hij nog eens.

Ik vind het verre van stom. Ik verheug me er enorm op. We hebben een uitnodiging ontvangen die voor altijd in mijn hart gegrift zal staan. Op de voorkant prijkt een foto van Caesar in een paarse glimmende cape en met zo’n hoedje op zijn hoofd met een flosje voor zijn gezicht. Zijn oortjes piepen er intelligent onderuit.

Er zijn vele mijlpalen in het leven. Die van jezelf zijn al spannend en leuk; die van je kinderen nóg spannender en leuker.

Laat ik maar bij het spannende beginnen. Het spannende, wat vaak kan ontaarden in spanning, schrijf ik geheel op mijn conto. Wat was ik zenuwachtig, de ochtend van vertrek. En eigenlijk ook de avond van tevoren. Caesar had op vrijdagmiddag nog een feestje, in zo’n kleverig, veelkleurig kinderhol helemaal aan de andere kant van de stad, waar ik hem om zeven uur ‘s avonds nog uit moest plukken.

Snel door het verkeer naar huis; met veel duwen trekwerk, dus. Daar kreeg Caesar van mij nog minder dan een minuut om zich uit te kleden en in bad te gaan. Te bang was ik dat hij de volgende ochtend niet uitgerust zou zijn voor zijn grote dag; die om acht uur ‘s ochtends al zou beginnen en tot acht uur ‘s avonds zou voortduren.

Toen ik na die minuut met opgestroopte mouwen bij de badkuip stond en daar geen ontklede Caesar aantrof, gaf ik een oerkreet. Ik brulde zijn naam. Bedremmeld kwam het blote ventje aanrennen. “Mama, niet zo gillen, ik wast in de andere badkamer.”

Ik putte me uit in excuses en realiseerde me dat ik enorm opgefokt gedrag vertoonde. Toen Caesar veilig in bed lag, buiten het bereik van zijn gestreste moeder, had ik het er met el señor over. Hij vond mijn ‘voorbereidingen’ maar overdreven.

“Stel je niet aan, Eus, hij krijgt gewoon een diploma van de kleuterschool.”

Dat was eerlijk gezegd wel waar. Al wist ik ook dat het hele schooljaar al in het teken stond van deze graduation. Ik had Caesar al vaak met zijn klas DE DANS zien oefenen. Ook zong hij de longen uit zijn lijfje als we samen in bad zaten.

We Are the World, stond er op het repertoire. Ik greep meteen mijn kans en zong uit volle borst mee. Ik herinnerde mij dat ik vroeger met mijn zusje datzelfde nummer tot in den treure inzong door het kleine microfoontje in een oude radiocassetterecorder. Ik deed Michael Jackson, zij Diana Ross. Caesar en ik deden om en om een regel. Zonder enige gêne galmde het door de badkamer.

Ik zing al mijn hele leven aan alle kanten buiten de maat; zo erg dat ik als er iemand jarig is (zelfs mijn eigen kinderen) niet durf mee te zingen met Lang zal ze leven. Het zit in de familie. Althans, ik ben niet de enige.

Mijn vader kan goed zingen. Hij stond in de kerk altijd uit volle borst een soort van operatoon aan te slaan. Mijn broer en ik bromden en piepten daar willekeurig onderdoor en overheen. Van mama en mijn zusje kan ik het me niet meer zo goed herinneren, dus die zullen wel wat meer binnen de toon zijn gevallen.

Ik had mijn hoop op Caesar gevestigd. Hij had zelfs gezegd dat hij misschien een paar zinnen alleen zou moeten zingen tijdens de graduation.

Dus wij oefenden en oefenden met groot plezier vanuit de badkuip. Of hij nou wel of niet ‘een solo’ zou krijgen, de graduation was hoe dan ook het event van het jaar.

Het is op zijn school de afsluiting van een fase, waarna de kids naar de grote school in Santa Fe gaan, waar ze tot hun achttiende blijven. Elke dag zijn ze dan pas om vier uur thuis en ze krijgen veel huiswerk, zowel in het Spaans als in het Engels. Nu krijgt Caesar elke dag een Engels boekje mee dat hij dient te lezen, wat rekensommen, en af en toe oefenen we samen voor een dictee. Kinderwerk vergeleken met wat er daar in Santa Fe gebeurt. Om half-zeven ‘s ochtends zal de schoolbus voor de deur staan.

Die tijd zal voor ons niet komen, al staan wij nu ook akelig vroeg naast ons bed. Op zaterdag nota bene. Graduation dayl Een kwartier eerder dan op de uitnodiging stond, melden wij ons met Caesar aan de schoolpoort. Caesar verdwijnt direct achter de coulissen om zijn voorbereidingen te treffen. El señor en ik lopen naar de hoofdingang. En zien overal bekenden. In een lange rij.

“Waar komt die rij vandaan?” vragen wij verbouwereerd. Domingo, de vader van Paula, antwoordt dat zij er om zes uur ‘s ochtends al waren.

Wij, van negen uur ‘s ochtends, moeten dus een paar tientallen meters achter Domingo plaatsnemen. En het kan nog veel erger. Carla en Aline, van tien over negen, worden zo nog een aantal meters van de poort verwijderd.

Maar dan heb je ook wat. Een grote tribune, een geweldige show, professionele kostuumpjes, Caesar die erop los rock-’n-rolt en zingt (niet solo), en een geweldig feest na afloop. Met springkastelen, glijbanen, suikerspinnen, popcorn en alles wat de jonge alumnus van tegenwoordig gelukkig maakt. Ook de ouders ontbreekt het aan niets.

Het mag dan wel het diploma van de kleuterschool zijn, ik vind het fantastisch dat we dit al zo groots kunnen vieren.

En het feesten gaat vrolijk verder. De volgende dag zitten we in Zydeco, een café waar veel Nederlanders voetbal kijken. Nederland speelt tegen Kameroen.

“Smerige pokkenhond!”

Vriend Bart is het niet eens met een beslissing van de scheidsrechter.

Heerlijk om weer eens onvervalst Nederlands gevloek te horen. We kijken alle wedstrijden in Zydeco of Le Bouchon, een van onze lievelingsrestaurants.

Het is heel gezellig met alle Nederlanders. Favorieten zijn Bart en zijn vrouw Machteld, met wie we veel contact hebben gekregen de laatste tijd. Maar ook met Frank, Hessel, Joris en Linda, en Drik en Hélène hebben we op de valreep veel leuke borrels.

Zelf heb ik nog een andere favoriet: Ad. Hij woont al vijfendertig jaar in Mexico en schrijft net als ik over zijn belevenissen daar. De meeste verhalen sturen we elkaar per mail en voorzien we van commentaar. Ook Ghislaine – zeg maar Ghies – zal ik missen. Met haar had ik altijd zoveel te bespreken dat we gewoon door de toespraak van de ambassadeur heen lulden, wat ons steevast geïrriteerde ‘sssst’-klanken opleverde. Gelukkig zien we Ellen en Ange deze zomer gewoon alweer in Nederland.

De wedstrijden waar Nederland niet in speelt, kijken we vaak met Caesar en Carmen in een van de restaurants in Polanco. Overal hangen grote schermen, en iedereen nuttigt zijn maaltijd onder het genot van een wedstrijd. Carmen en Caesar krijgen bij binnenkomst een Mexicaans vlaggetje op hun wangen getekend en vinden het allemaal wel prima. Ze hebben allebei een Mexicaans voetbalshirt om extra te scoren.

We zitten bij Le Bouchon de wedstrijd tussen Mexico en Argentinië te kijken. Het gaat slecht. Mexico staat met 3-0 achter. Caesar en ik gaan even naar buiten. Daar zit op het terras een heel oud vrouwtje, met lang geblondeerd haar en een grote Chanel-zonnebril op haar neus. In haar gezelschap verkeert een klein wit hondje met een jurkje aan en twee witte paardenstaartjes.

“Kijk Caesar, wat een gek hondje,” zeg ik. “Net een meisje.”

Caesar neemt het duo belangstellend op.

“Wat goed dat die mevrouw niet mijn moeder is,” zegt hij.

Ik versta hem niet helemaal. “Wat zeg je?”

“Wat goed dat die mevrouw niet mijn moeder is, en ik niet dat hondje bent. Wat goehoed!”