Twaalf

“Nee, Eus, ik werk heel hard, dit is mijn enige echte vakantie en die ga ik niet doorbrengen in het huis van jouw of mijn moeder. Sorry.”

El señor heeft gesproken. Tegen mij hoeft hij geen sorry te zeggen, want ik begrijp het volkomen. Het enige is dat ik als aanspreekpunt voortdurend vragen krijg van het thuisfront of we al weten ‘hoe we het gaan doen in Nederland. Iets waar we ons liever niet al drie maanden voor vertrek mee bezighouden.

“En waar gaan we dan logeren?” vraag ik.

“We boeken een hotel. Echt, ik wil niet steeds op en neer reizen en een beetje centraal in het land zitten. We gaan gewoon lekker naar Leiden,” hakt el señor de volgende knoop door.

Hoewel ik het prima vond zoals we het vorig jaar deden; de ene helft bij mijn moeder, de tweede bij de zijne, was het wel een gesjouw en gesjees.

Even terug naar Nederland betekent sociaal hard werken. Je wilt iedereen zien, iedereen wil jou zien, of liever nog: de kinderen. Maar de tijd is beperkt en je kunt simpelweg niet je hele familie, vriendenen kennissenkring in ruim een week afwerken.

Wij combineren onze skivakanties die we al jarenlang met dezelfde vriendengroep houden altijd met een bezoek aan Nederland. We zijn met die wintersport gestart toen we nog studeerden en nu gaan er al veel kinderen mee. Het is echt iets heiligs geworden, waar ook andere vrienden van ons die in het buitenland wonen voor terugkomen. In die week zijn we dus in één klap helemaal bijgepraat met iedereen op een heel leuke en relaxte manier. Super!

Nu nog de Nederland-tiendaagse inplannen. Daar zit doorgaans wat meer onderhuidse druk achter. Hoewel we allebei al langer ons ouderlijke nest hebben verlaten dan dat we er hebben gewoond, lijkt er sinds we geëmigreerd zijn een nieuw sentiment te leven. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met de kleinkinderen. Het wordt dus balanceren tussen aan ieders behoeften voldoen en het enigszins overeind houden van een vakantiegevoel. Dat laatste met name voor el señor, die keihard moet werken en heel weinig vrij heeft.

We proberen de puzzel zo goed mogelijk te leggen. Wie willen we zien?

Wie kunnen we zien? Wie moeten we zien? We negeren de jetlag, maar proberen de avond dat we in Nederland neerstrijken vrij te houden om koffers uit te pakken en enigszins te acclimatiseren. Dat betekent dat we één weekend en nog vijf losse avonden te verdelen hebben. De zaterdagmiddag en -avond zijn voor de familie van el señor. Dan krijgt mijn moeder de zondag, want we hebben een dag nodig in het weekend om haar vijfenzestigste verjaardag te vieren. Op haar verjaardag zelf kan ik er jammer genoeg niet bij zijn, dus doen we het maar zo. Ook mijn broer komt met zijn vrouw en vijf kinderen over uit Frankrijk.

Dat betekent dat de rest genoegen moet nemen met doordeweekse dagen. Ik wil uiteraard graag met mijn vader afspreken en met mijn vriendinnen bijkletsen, en el señor wil nog wat anderen zien. Verder heb ik ook nog een zakelijke afspraak. Ik vind dat heel stoer klinken, zeker nu ik al bijna twee jaar niet meer werk. Ik mag op gesprek bij een grote uitgever die het met mij over mijn verhalenbundels wil hebben. Spannend.

We passen en meten en komen er uiteindelijk uit. Voor spontaniteit is geen plaats meer, maar je kunt natuurlijk niet alles hebben.

De reis verloopt zo smooth als je je bij een nachtvlucht, taxiritten en wachttijden van in totaal vijftien uur met een mannetje van vijf en een baby van een half jaar kunt voorstellen. Het is even aanpoten, maar er zijn gelukkig geen excessen. Ik heb weleens een moeder de hele nacht haar kinderen zien omkleden omdat ze steeds moesten overgeven. Heel rot voor haar.

Op zon moment weet je precies hoe zij zich voelt, maar moet je dat vooral niet gaan tonen met bijvoorbeeld bemoedigende glimlachjes. De kans is namelijk aanwezig dat die worden uitgelegd als: ‘Ja, lach maar, met je tuttekinderen die zogenaamd braaf zijn’, als ze innerlijk niet meer geheel zen is. Of ze is zo onzeker geworden door de hele toestand dat ze hoopt dat niemand het ziet/ruikt. In dat geval zal ze zich eerder betrapt dan bemoedigd voelen. (Dit is op generlei wijze wetenschappelijk onderzocht, maar berust op pure projectie van de schrijfster van dit boek, die het zelfs als ze de hele nacht haar kinderen zou moeten omkleden wegens misselijkheid nog steeds druk zou hebben met de buitenwereld – al gaat het de laatste jaren steeds beter, eigenlijk.)

We komen onverwacht verrassend kwiek tevoorschijn uit onze nachtelijke overtocht. Dat de zon lekker schijnt in Nederland is nog zo’n mazzeltje. Na het settelen in onze hotelkamer, bellen we oom Jan, die ook in Leiden woont, voor een borrel. Bitterballen, leverworst en kaasplankjes zullen het recept zijn voor de komende week.

Op zaterdag hebben we el señors familie uitgenodigd. We gaan naar een hotel in Leiden waar de kids kunnen zwemmen en de ouders kunnen eten en drinken. El señor kwam daar vroeger als kind al, dus dit lijkt ons een leuk idee. Caesar vindt het in elk geval geweldig en heeft heel veel plezier met zijn nichtjes.¬

 

De volgende dag gaan we naar een pretpark in Rotterdam. Iedereen is er.

Mijn broer Rogier uit Frankrijk, die ik al twee jaar niet heb gezien, mijn zusje Hester met haar man en mijn Franse neefjes en nichtjes.

Voor Caesar is het echt heel leuk om te ervaren dat hij onderdeel is van een groter geheel. In het familiezieke Mexico hebben alle kindjes het na het weekend over neefjes en nichtjes met wie ze gespeeld hebben. Caesar kan altijd alleen maar zeggen dat hij met Carmen en met ons iets heeft ondernomen. Nu kan hij na de vakantie iedereen met nieuwe wapenfeiten om de oren slaan.¬

 

‘s Avonds tijdens het diner onthullen we de website die ik heb gemaakt ter ere van de jarige. Al mijn moeders vrienden en familie heb ik overgehaald een stukje te schrijven met herinneringen en foto’s. Het is heel leuk geworden en past wel bij mijn moeder, die het mooi vindt zo in het middelpunt van de belangstelling te staan. Van de website wordt ook nog een fotoboek gemaakt, dat mijn zusje haar straks geeft op haar feest.

Dit soort dingen deed ik in Nederland ook al, maar sinds we zijn geëmigreerd doe ik het extra, om te compenseren dat we veel moeten missen.

De rest van de week vliegt voorbij. Mijn vader en zijn Engelse vrouw Pat komen een nachtje in ons hotel logeren, wat erg gezellig is. Verder ga ik naar vriendin Gonneke, waar mijn andere vriendinnen zich ook verzamelen, deze keer met kids erbij. Dat leek mij wel een leuk idee. In de praktijk is het geen aanrader. Je kunt geen gesprek voeren en ik zie met stijgend schuldgevoel het nieuwe huis van Gon steeds verder ontploffen.

Hoewel niet voor herhaling vatbaar, toch leuk om ook even alle kinderen gezien te hebben.

Het moment suprème nadert met rasse schreden. In mama’s Peugeot race ik naar mijn afspraak bij de uitgeverij. Wat gek om weer zelf te schakelen.

En wat zit ik opeens dicht op de weg. Zodra ik binnenkom begin ik te praten. Ik vertel en vertel. De ene anekdote na de andere rolt uit mijn mond.

Tegenover mij zit Maria (heb er opeens meerdere in mijn leven), die zegt mijn schrijfstijl te waarderen. Ze vindt de verhalen uit de bundels leuk, maar heeft meer vertrouwen in een lang, aaneensluitend verhaal.

“Geen probleem,” roep ik voor mijn beurt. Eigenlijk heb ik geen idee wat nu precies de insteek van het gesprek is. Heel stom, heb ik niet naar gevraagd. Ik ben gewoon gestart met praten. Op de terugweg in de auto twijfel ik enorm aan mijn bizarre optreden.

“Hoe ging het?” vraagt el señor bij terugkomst.

“Ze denkt vast dat ik knettergek ben,” zeg ik.

“Heb je een contract?” vraagt hij weer.

“Nee, ik dacht eerst dat het al rond was, anders nodigen ze je toch niet uit, maar nu lijkt het erop dat er niks zeker is. Eigenlijk ben ik bang dat ik het verknald heb.”

Tijd om echt na te sudderen over het al dan niet mislukte gesprek is er niet. Oma Joke en opa Jan zijn er. Biertjes, bitterballen en voetballen staan er op het menu. Zodra de deur achter hen dichtvalt, worden ze afgelost door de volgende bezoekers.

De wintersport is als altijd weer geweldig. Bert is zonder vrouw en kids overgekomen uit Manilla, en Kirsten en Ruud zijn net terug uit Papoea Nieuw-Guinea en in afwachting van wat hun volgende woonplaats gaat worden. Caesar speelt veel met vriendje Joep en vriendinnetje Noortje, el señor en ik vermaken ons met alle ouders. Omdat we dit al zo lang doen met elkaar, is het altijd relaxed en gezellig. We racen met de huurauto terug naar Nederland, logeren nog een nachtje bij oma Joke en vertrekken dan weer richting Schiphol.

Zelfs de terugreis verloopt soepel. Wat wil een mens nog meer?