En het vervolg? Dat trekt in secondesegmenten als episodes van een
feuilleton door Hammers brein:
'Ben je gèk geworden', roept hij. 'Weet je wat daarop staat, op kunstroof.'
'Kan je haar boven je schrijftafel hangen,' oppert Eva, 'of boven je bed en altijd met je ogen aanraken, je leek in dat museumpje je leek wel verliefd. Op jouw leeftijd. Mijn pa.'
'Je moet het onmiddellijk terugbrengen, het ze terugbezorgen. Ze hebben natuurlijk al vastgesteld dat het weg is en er politie bij gehaald.'
'Nou en?' Behept met de borstenvesting van Helga, daar haar armen gekruist overheen, staat Eva wijdbeens als een betonnen beeld van Kathe Kollwitz aan de andere kant van het bed met het opgebaarde meisje te grijnzen. Ze mogen je opsluiten voor jaren, denkt de ex-edelachtbare, en ik kom je niet bezoeken.
'Eva, dat kan niet', zegt hij. 'Bovendien heb je mij medeplichtig gemaakt. Ik zie de kranten al voor me.'
'Pappie, wie zegt dat het ding vandaag zou zijn gestolen, dat zou ook vorig jaar al kunnen zijn gebeurd, bij wijze van spreken, zonder dat het ooit iemand is opgevallen. Er is daar geen toezicht, geen controle van camera's, geen hond die het mij heeft zien doen, geen douanemannetje dat mij heeft betrapt met mijn eerlijke gezicht.'
'Spreek mij vooral van hond in de misdaadwereld waar jij nu ook bij hoort.'
'Pappie!' Ze stampvoet en beweegt haar schouder of ze de muur zal bestormen. 'Hier heb je je gedroomde lieveling, je zonneschijntje, neem haar mee naar huis, zet haar voor je bord als je gaat eten, ben je niet zo al-leenderig in je ongezellige kamers met al die papierrotzooi, een foto van mammie heb je niet eens.'
Hammer, cement in zijn benen, zakt neer op het bed. Zwarte lakens, het beddengoed opengeslagen, hij kan zo gaan liggen, zijn lippen gedrukt op het ovale stukje hout met de meisjesogen. 'Waar heb je me aan blootgesteld aan die grenspost daarginds. Daar herinneren ze zich een zenuwachtige Kunsthistorikerin te hebben doorgelaten, nota bene in gezelschap van een Justiz-minister der Niederlande, die binnen een kwartier kan worden geïdentificeerd.'
'Schrijf je niet te veel romannetjes, pa?' Eva legt het miniatuur op haar hand en kijkt ernaar met profane kennersblik: - 'Leuk dingetje anders wel.' Als ze haar andere hand erop legt, is het verdwenen als tussen de in gebed samengevouwen vleugeltoppen van de aangevreten engel op het graf van opa Oldorff, die zij niet heeft gekend. Zo loopt ze er de kamer mee uit, waar haar vader het grootste deel van de nacht klaarwakker in het zwart blijft kijken.
Een afbeelding van het verdwenen portretje verscheen in de krant, in alle kranten, 'van het kleine meesterwerk ontbreekt ieder spoor'. Hij heeft het fotootje sentimenteel uitgeknipt en in een boek gelegd om vaak naar zijn onbereikbare geliefde te kijken, hij weet inmiddels niet meer welk boek, het zal na Eva's opruimingsfurie wel uit zijn huis zijn verdwenen ook. Zijn geheugen wordt klein, hij heeft er nooit bevlogen colleges over gegeven, en ook de diefstal zelf zou al in de opstuwende vaagten binnen zijn hoofd zijn opgelost, als Eva alles niet opnieuw had opgedregd:
Eer- of een ander gisteren, op de vooravond van zijn inscheping op de Carta Mundi, in de huiskamer boven haar kunstgalerie. Opeens stond ze voor hem met op elkaar gelegde handen. 'Weet je nog?' Ze opende ze als een relikwiecassette en op haar vingers sluimerde het Cranachmeisje, dat naar hem is blijven glimlachen, zoals ze al glimlacht sedert de zestiende eeuw, de jongste kwarteeuw in het donker. Hij gromde van verrassing, van ontroering, haar terug te zien als uit de diepten, zoals toen ze hem voor het eerst verbijsterde met haar stille aanwezigheid in een doods museumpje. Het suizelde, alsof er in zijn hersenkronkels wind begon te fluisteren, die gedachten aanvoerde, herinneringen, dromen, alles vloeide in elkaar als verschillende waters tot eenzelfde stroom en daar dobberde hij in weg. Wat hij zich zogenaamd herinnerde te dromen of omgekeerd, of nog anders, het imbroglio van geestesbewegingen, waar komt dat vandaan, uit welk bewustzijn, alle bewustzij-nen behoren tot wat het onderwerp van zijn essaytje is: het eigenlijke, dit is: de essentie.
Dat Eva het schilderijtje altijd in haar bezit heeft gehouden, in een bankkluisje in het buitenland, weet hij, ze heeft het niet in een ontraceerbaar postpakketje teruggestuurd naar het museum en het verkopen in haar kunstwinkel ging natuurlijk niet, ze biechtte het hem jaren geleden alsnog op na enig alcohol, maar hij heeft het tot deze avond nooit meer in het echt gezien. Om smeltend naar te kijken, vergelijk het eens met de affreuze canvaslappen in het ziekenhuis, beklodderd door hetzelfde slag ongetalenteerde amateurs als op het schrijfschooltje.
'Ik vond dat het in jouw leven hoorde, pa.'
Wat hoorde in Hammers leven? Alles wat erin heeft plaatsgevonden, ook het verlangde, maar nooit verworvene, het miniatuurtje is daar maar een afbeelding van, zoals de romans die hij heeft afgescheiden maar voorstellingen zijn van mensenlevens waarin van alles zou moeten horen dat toch niet in de puzzel kan worden gepast. Wat schiet men op met afbeeldingen en voorstellingen.
'Ik wil het niet', zei hij en schoof het van zijn knie, waar zij het had neergelegd, op de leren bank waar hij zat, - in de hoek daarvan het speelgoedpoesje van mottig ruiend pluche met iets vanbinnen dat niet meer rinkelde. Zo bezat Julius in zijn kinderjaren een beer die praatte, met een sopraanstem, het beest verdween op de dag dat alles verdween, zo was hij meteen volwassen. 'Ik bedoel, ik wil dit schilderijtje niet in mijn leven, want het is gejat', verduidelijkte hij. 'Het erop vereeuwigde meisje, dat is iets anders.' Hier zuchtte hij. 'Dat is een dichteresje. Ze doet aan wichelen en planetenlezen.'
Eva: 'Hè? Waar haal je dat vandaan. Dat ben ik in geen enkel kunsthistorisch Cranachboek tegengekomen.'
Op dat moment sprong aan de buitengevel de lichtreclame aan. Eva Hammer Arts Antiques, waarvan het schijnsel binnenskamers aan het gezicht van de directrice bleef plakken, in wie Hammer Helga herkende, sprekend Helga, maar wie was Helga ook weer.
'Bemoei jij je liever niet met wat jij vindt
dat in mijn leven hoort', zei hij.