Hoofd als van Michelangelo's Mozes: er staan twee stompe horentjes
op.
'Herr Hammer. Herr Hammer!'
De acteur, zijn schedel en gezicht bovendien beplakt met tot proppen gekneed zilverfolie, hurkt bij hem neer, maar de visagist trekt zijn juist voltooide creatie van de douchestralen vandaan. Hij sluit de kranen en met zijn assistente in het stofschort tilt hij het naakte scharminkel overeind, in wie wij nog amper Julius G.M. Hammer herkennen. Of hij Belzec heeft overleefd, hij kan niet staan op zijn dunne benen, die wegglijden op de natte tegels. Ze vouwen hem op het kille stoeltje, druipend uit al zijn poriën rilt hij van de kou die hem thermogeen doortrekt, merci madame, de vrouw drapeert handdoeken over hem heen, hij niest vijf keer.
Ecce homo. Heli's Angel en don Juan de la Mancha, zijn fucking achternaam is dezelfde als van de starfucking held uit de boeken van Mickey fuck Spillane, de rechter is zijn bef en hamertje kwijt, de hoogleraar zijn krijtje, de politicus zijn praatjes, de schrijver zijn volle zinnen, hoe wil hij worden herinnerd.
In het raam is wind te vermoeden en wat is dat voor een grijzigbruinig gedwarrel. Als hij zijn bril opzet, kan hij dan ook weer coherenter denken? De bril klemt rond zijn grote teen, alsof een geniepig dier er zijn kaken omheen heeft gezet en niet meer loslaat, de vrouw bevrijdt hem ervan, reinigt de glazen met haar schort, beademt ze, wrijft ze opnieuw, houdt ze tegen het licht, dan gebeurt er iets onbedoelds.
Coherent denken? Er is maar één gedachte: dat meisje, Leentje, als Leentje hem zo maar niet ziet, als door een bodyscanner, gelukkig is ze er niet om hem in deze staat te minachten, maar waar is ze, waar is de parelschone.
Het zilveren hoofd met de horenstompen praat tegen hem, zoals iedereen door elkaar heen dingen tegen hem zegt. Niet dat hij niets verstaat, hij verstaat alles, maar hij heeft moeite met begrijpen. Hoofdzakelijk is hij verbaasd, alsof hij, naakte grijsaard, weer de naakte zuigeling is, die hij zich niet eens herinnert ooit te zijn geweest. Zoals in de wieg zo'n spartelende bol rosbief door ogen als vergrootglazen de wereld met verbazing ziet bewegen, terwijl hij zelf niet beseft dat hij bestaat en zich kan verbazen. Daar is moedertje, ze ruikt naar peertjes, doet hem in het badje, ze doet hem kleertjes aan, als u even zou willen meewerken, hoogheid, wij tapen u de incontinentieluier om.
Iemand, de vrouw, verwijdert de doorweekt rondom zijn voeten gezakte hupse onderbroek, waarin hij ook kan zwemmen, en wringt hem uit, dan rolt ze de kardinaalssokken over zijn wreven naar boven. Thank you, danke, grazie, gratias, hoe zegt men het in het corsi-caans. Waar hebben al die stemmen, tongen, talen het over, bespreekt men nog steeds de kont van Kidman?
Niest u maar eens flink, dat reinigt de hersens. Hier is uw overhemd, gewassen, gestreken, uw pantalone, gestoomd, in de vouw, de scheur onzichtbaar gerepareerd, dankzij Ugolina, kom bij de film, bij de film is niets onmogelijk, net als in romans, u ziet er weer keurig uit, weet u dat een snor u goed zou staan.
Dit zegt, hoofd scheef, de gezichtenmaker.
Hammer, zijn broek weer aan, niets eronder, moet in de behandelstoel gaan zitten, waar hij zichzelf in de spiegel vóór hem ziet, althans veronderstelt dat hij het is die daar als een wazig spook in het glas hangt, hij mist zijn bril, spectacles, Brille, lunettes. De man kamt edelachtbares haar. Zoals dit pleegt te gebeuren met het haar van een overledene, gesoigneerd door iemand die het lijk, toen het nog leefde, niet heeft gekend. Al ziet hij onscherp, al zou hij helemaal niets zien, hij hoeft zichzelf niet te zien om te voelen dat er een scheiding in zijn haar wordt getrokken, midden over zijn schedel. Zo zit mijn hoofdbegroeiing al vijftig jaar niet meer, het is de coupe van vroeger, jeugdige schrijver, jeugdige rechts-magistraat, naar wij op de foto's en karikaturen uit die dagen nog kunnen zien. Van de Wilhelmknevel aan zijn bovenlip zat de scheiding perfect evenwijdig met die in zijn haar, - dat deelde zijn gezicht in twee helften: te ener zijde, hier sprak de hondenkop Bossaert, de aanwezig veronderstelde bezonnenheid der rechtspleging, aan de andere kant de flierefluiterigheid der schrijverij.
Er gebeurt nog meer met zijn hoofd, wat hij op dezelfde manier waarneemt, zo goed als blind, op gevoel, al weet hij niet wat hij voelt. Hij wordt gedept, bestreken, gelikt door een kwastje, getrimd door een schaartje, getamponeerd, gestreeld, beklopt, gemasseerd.
Daar zweeft zijn bril naderbij, er is iets met het linkerglas. Ugolina, hoge stem, verklaart nerveuzig: het glas had los in het fragiele montuur gezeten, dat was verbogen doordat het zich aan monseignores teen bevond, toen ze het poetste is het eruit gevallen, toen is ze erbovenop gaan staan, toen knapte het in tweeën, dixmilles fois mi dispiace, toen heeft ze met een reepje sellotape de scherven aan elkaar geprutst, u heeft zeker geen re-servebril bij u.
Of er matglas voor zijn linkeroog wordt geplaatst, een miststrook waarin hij gelooft een klein reptiel te zien, staart in een kronkeling, dwars door het lijfje heen het pulserende hartje, de slingerbaantjes van de ingewanden. Hij dekt de troebelte af met zijn hand, zodat zijn rechteroog nu waarneemt wat de plastische artiest bij hem heeft aangericht:
Het grauw is uit zijn gezicht, hij is
gegrimeerd met blosjes, zijn wenkbrauwen zijn bijgeknipt en
opgepen-seeld, er is kleur aangebracht op zijn mond en dat haar,
dat haar. Zo zag hij eruit als hij op de televisie moest, goddank
tijden geleden, maar in zijn ministertijd wel honderden keren.
Altijd die schok van schrik en afgrijzen, waarvan hij ook nu
verstart, om zijn geflatteerde vervalste voorkomen. Nieuws-,
politieke en andere duidingsprogramma's, panelgesprekken,
praatgedoe rondom een tafel, literatuurrubrieken, een keer in een
uitzending over het kweken en verzorgen van orchideeën, ja zelfs
eens, het behoort tot zijn schaamten, in een spelletjesshow, -
overigens won hij toen. Altijd moest zijn kop eerst worden
geplamuurd en beschilderd, er moest rommel in zijn haar en, toen
hij die nog had, zijn snor, waarna hij eruitzag zoals in
maffiafilms de door kogels getroffen godvader in zijn sarcofaag
ligt uitgestald, gezandstraald en verplastict.