5
‘Kom binnen. Neem plaats.’ Marina Esposito glimlachte. Ze kreeg geen reactie.
De vrouw ging tegenover haar zitten. Het bureau in Marina’s kantoor was helemaal tegen de achterste muur gezet. Ze had geprobeerd haar kamer op het politiebureau van Southway zo gezellig en knus mogelijk te maken: met posters aan de muren, comfortabele stoelen en een kleed op de vloer. Geen luxe, vond Marina, maar noodzaak. Er kwam nooit iemand naar haar toe omdat hij of zij zo gelukkig was.
‘Zo…’ Ze bekeek het dossier dat voor haar lag. Ze kende de naam van de vrouw. Wist waarschijnlijk meer over haar dan ze besefte. ‘Hoe gaat het, Rose?’
Rechercheur Rose Martin glimlachte stralend. ‘Prima.’
‘Denk je dat je weer aan het werk kunt?’
‘Zeker weten.’ Ze deed haar ogen dicht en rolde met haar nek en schouders. Marina hoorde wat zachte klikjes. ‘Ik ben al te lang vrij. Ik word gek van de hele dag televisiekijken.’
‘Iedereen zou gek worden van Diagnosis Murder.’
Marina wist hoelang Rose al vrij was. Zijzelf was ook betrokken geweest bij die zaak, vijf maanden eerder. De Creep was een moordlustig roofdier geweest. Hij had Rose ontvoerd, haar vastgebonden en onderworpen aan seksuele martelingen. Ze had geprobeerd te ontsnappen, maar pas na tussenkomst van Phil Brennan was ze daadwerkelijk bevrijd.
Rose had onder Phils leiding gestaan. Maar Marina wist dat hij haar niet in zijn team had willen hebben, haar niet zelf had uitgekozen en haar zelfs niet eens mocht. Hij vond haar manipulatief, onbetrouwbaar en problematisch agressief.
Tijdens het onderzoek naar de Creep was Rose Martin een affaire begonnen met de baas, de vorige hoofdinspecteur, om haar eigen carrière te bevorderen. De chef was stapelverliefd op haar geweest. De beslissingen die hij op haar verzoek had genomen, hadden ertoe geleid dat hij bijna fatale steekwonden had opgelopen en vervolgens was afgekeurd voor actieve dienst. Erger nog, vond Phil, was dat hij daarbij op roekeloze wijze de levens van alle teamleden in gevaar had gebracht.
Maar alles was met de mantel der liefde bedekt en versimpeld, zodat de media hun helden en boeven kregen. Phil de held. Rose Martin de moedige maar tragische heldin. De Creep de boef. Hoofdinspecteur Ben Fenwick het ongelukkige slachtoffer.
Marina was professioneel genoeg om niet op de mening van haar partner af te gaan en haar eigen oordeel te vellen. Maar ze was erbij geweest. Ze kende de onverkwikkelijke waarheid. En ze was het met hem eens geweest over Rose Martin. Toch zette ze dat allemaal van zich af en bleef onpartijdig. Deed haar werk.
Rose zag er goed uit, moest Marina toegeven. De lange vrouw had haar donkere haar gekruld en gestyled en droeg een mantelpak met kokerrok, naaldhakken en een roomwitte zijden blouse. Zakelijk gekleed, dacht Marina. Een sterke uitstraling. Voorbereid op een gevecht. Maar ook uitgerust, opgeknapt en gerevalideerd. Klaar om weer aan het werk te gaan.
Op Marina’s aanbeveling.
Marina keek nog eens in het dossier dat voor haar lag. Ze streek een dikke pluk haar die voor haar gezicht was gevallen weer achter haar oor. Ze was een beetje kleiner dan Rose Martin en kleedde zich volslagen anders, maar ze liet zich niet intimideren door de sterke uitstraling van de andere vrouw. Marina, met haar lange, donkere, golvende haar en Italiaanse gelaatstrekken, hield van kant en fluweel, lange boerenrokken en doorschijnende blouses, cowboylaarzen en sjaals. Ze wist dat ze vaak werd afgeschilderd als een karikatuur, precies zoals sommige politiemensen verwachtten dat een psycholoog eruitzag, maar daar zat ze niet mee. Ze speelde er soms zelfs op in, genoot ervan. Dat ze voor de politie werkte, betekende nog niet dat ze net zoals zij hoefde te denken of zich net zo hoefde te kleden. En bovendien sprak haar staat van dienst voor zich.
‘Oké,’ zei ze knikkend, ‘je bent al te lang vrij. En wat heb je zoal gedaan, behalve Dick Van Dyke kijken?’
‘Sporten.’ Rose Martin hield het oogcontact in stand. ‘Fit blijven. Actief blijven. Alles om de verveling te verdrijven. Ik sta te popelen om weer te beginnen.’
‘Oké.’ Marina knikte weer.
‘Luister,’ zei Rose. Er klonk wat irritatie in haar stem door en het schild begon van haar af te glijden. ‘Ik ben er vrij snel overheen gekomen. Over… wat er is gebeurd. Ik heb ermee gedeald. Maanden geleden al. Ik kon allang weer aan het werk.’
‘Je beseft toch wel dat wanneer – als – je terugkomt, dat misschien niet meer aan de frontlinie zal zijn?’
Rose brieste. ‘Ik zou niet weten waarom niet.’
‘Ik waarschuw je alleen alvast. Zodat je je bewust bent van die mogelijkheid.’
‘Maar ik kan weer beginnen. Ik voel het. Luister, voordat dit allemaal gebeurde had ik het inspecteursexamen gedaan, en daar ben ik voor geslaagd. Ik zat te wachten op promotie. Als ze weten wat goed voor ze is, laten ze me meteen terugkomen als inspecteur. Ik heb hoofdinspecteur Glass gesproken, en hij is het met me eens.’
Interessant, dacht Marina. Hoofdinspecteur Glass was Ben Fenwicks vervanger. Ze vroeg zich af in hoeveel hoedanigheden.
Ze knikte opnieuw zwijgend. Rose Martins houding was typisch voor veel agenten die bij haar kwamen. Ze dachten dat ze alles in de hand hadden. Bereikten een punt waarop ze hun ziekteverlof verstikkend begonnen te vinden, waarop ze zeker wisten dat ze weer klaar waren voor de uitdagingen van het werk en niet konden wachten om weer te beginnen. En als er dan problemen ontstonden, als ze flashbacks kregen, dan konden ze altijd vertrouwen op hun vroegere innerlijke kracht om hen daardoorheen te helpen. Zelfs in de betrekkelijk korte tijd dat Marina dit werk nu deed, had ze al te veel politiemensen gezien die dat probeerden, met een inzinking tot gevolg. Hun innerlijke kracht had hen bij de eerste de beste uitdaging in de steek gelaten. Ze waren er uiteindelijk toch niet tegen bestand geweest, en zo waren ze weer terug bij af.
Ze boog zich naar voren in haar stoel. ‘Luister, Rose. Ik bedoel dit niet negatief, maar het is te gemakkelijk om te denken dat je gewoon weer aan het werk kunt alsof er niks gebeurd is, dat je kunt doorgaan waar je gebleven was.’
Rose boog zich ook naar voren. ‘Ik ken mezelf. Ik weet hoe ik me voel. Ik weet wanneer ik ergens last van heb en wanneer het goed zit. En nu zit het goed.’
‘Zo simpel is het niet.’
‘Dat is het nooit, hè?’ Rose lachte blaffend. Knikte. ‘Dit heeft met Phil Brennan te maken, of niet? Ik weet wat hij van me vindt. En als er iemand is die wil voorkomen dat ik terugkom, dan zal hij het wel zijn.’
Marina zuchtte, zonder een poging te doen het te verbergen. ‘Ik ben psycholoog, Rose. Ik heb me te houden aan de hippocratische eed. Wil je nou echt dat ik “paranoïde waandenkbeelden” in je dossier aanteken?’
Rose Martin leunde achterover en staarde Marina aan.
Marina boog zich weer naar voren. ‘Luister, Rose. In de afgelopen vijf maanden heb je niet met me willen praten. Je hebt al mijn pogingen om je te helpen afgeslagen.’
‘Omdat ik geen hulp nodig had. Ik ben er op eigen kracht overheen gekomen.’
‘Dat zeg jij. Je wilde niet eens naar die cursus woedebeheersing die ik had aanbevolen.’
Rose Martins ogen fonkelden bij die woorden. ‘Ik had je hulp niet nodig,’ herhaalde ze.
Marina zuchtte. ‘Ik wil alleen maar zeggen dat ik weet hoe het is.’
Rose snoof. ‘Ga je nu proberen mijn vriendin te spelen? Zeggen dat jij de enige bent die me begrijpt?’
Marina bekeek de aantekeningen op haar schoot en nam een beslissing. Ze keek op. ‘Nee, Rose.’ Met het staal in haar stem verborg ze haar onderdrukte woede over hoe de vrouw zich opstelde. ‘Luister, ik zal mijn pet even afzetten en afwijken van het script. Vergeet dat ik psycholoog ben en jij politieagente. Nu praten we van mens tot mens.’
Rose zei niets.
‘Ik weet inderdaad wat je doormaakt, Rose. Mij is namelijk hetzelfde overkomen. Het was voor jouw tijd, maar de omstandigheden leken erg op elkaar. Als je me niet gelooft, mag je het natrekken.’
Marina zweeg even in een poging zich niet te laten overmannen door de herinneringen. Toen ging ze door. ‘En ik deed hetzelfde als jij. Ik dacht dat ik het wel aankon. Gewoon doorgaan met mijn leven, alsof er niets was gebeurd. Ik heb het geprobeerd. En het lukte me niet.’ Ze onderdrukte de emotie in haar stem.
Het schild glipte weg. Rose fronste geïnteresseerd haar voorhoofd. ‘En toen?’
Marina haalde haar schouders op. ‘Ik wist me te redden. Uiteindelijk. Het duurde even. Langer dan ik had verwacht. Langer dan ik billijk vond. Het viel niet mee. Maar ik ben er gekomen. Na verloop van tijd.’
De twee vrouwen zaten zwijgend tegenover elkaar. Toen ging Rose’ telefoon.
Ze nam op, ook al deed Marina haar mond al open om te zeggen dat ze het toestel had moeten uitschakelen. Marina keek naar het gezicht van de andere vrouw. Het ging van aanvankelijke vijandigheid naar beleefde belangstelling. Toen trok er een glimlach over Rose’ gezicht. Ze pakte een notitieblokje en pen uit haar tas en schreef iets op. Ze verbrak de verbinding, liet de telefoon zakken en wendde zich tot Marina.
‘Dat was hoofdinspecteur Glass. Hij heeft me nodig bij een zaak.’
Marina knikte bij die woorden. Nodig. ‘Aha. En wanneer moet dat gebeuren?’
‘Nu meteen. Personeelstekort. Hij vindt dat ik er klaar voor ben.’
‘O ja?’
Weer een glimlach bij Rose Martin. Triomfantelijk. Vol adrenaline.
Marina haalde haar schouders op. ‘Dan kun je maar beter gaan.’
‘Moet je geen rapport over me schrijven?’
‘Dat heeft nu niet veel zin meer, hè?’
Rose verliet de kamer.
Marina schudde haar hoofd en zette Rose Martin van zich af. Ze controleerde in haar agenda wanneer haar volgende afspraak was en keek op haar horloge. Overwoog wat ze tussen de middag zou eten. Ze vroeg zich af wat haar dochter Josephina nu aan het doen was bij haar grootouders.
Toen ging haar telefoon, ze nam op.
Het was brigadier Anni Hepburn. ‘Ben je druk?’ Voordat Marina kon antwoorden, vervolgde ze: ‘Zin in wat afleiding?’
Marina boog zich naar voren. ‘Wat is er?’
Anni’s stem werd aarzelend. ‘Ik ben in het ziekenhuis. Het General. En ik kan wel wat hulp gebruiken…’