25
‘Pas op waar je loopt. Het is hier nogal gammel.’ Phil ging voorop, met Marina achter hem aan. De booglampen waren aan gelaten, en de kabels ervan leidden de houten trap op naar generatoren die buiten stonden. Er was maar ruimte voor één persoon tegelijk, dus deed hij voorzichtig, zich ervan bewust dat ze achter hem liep.
Hij was kwaad op zichzelf. Wat hij in dat andere huis had gezien, had hem zenuwachtig en onrustig gemaakt, maar hij wist niet waarom. Hij wist echter wel dat het antwoord ergens binnen in hem lag. En tot hij het vond, kon hij het met niemand anders delen. Zelfs niet met Marina.
Hij vond het vreselijk om dingen voor haar achter te houden. Het brak zijn hart om de bezorgdheid op haar gezicht te zien, in de wetenschap dat hij niets kon zeggen. Hij hoopte maar dat ze het zou begrijpen. Later.
Hij kwam beneden in de kelder aan, en Marina volgde na een paar tellen.
‘Dit is het,’ zei hij. Hij wachtte terwijl ze alles in zich opnam, probeerde het door haar ogen te bekijken.
Ze keek om zich heen en haar ogen werden groot toen ze de kooi zag. ‘O god…’
‘Precies. Zo reageerde ik ook.’ Het gevoel van onbehagen keerde terug toen hij er weer naar keek. Zijn geest probeerde de kooi op een onbewust niveau te koppelen aan het symbool op de muur… Nee. Er ging hem nog steeds geen licht op.
Marina keek nog eens in het rond. ‘En die bloemen? Hebben jullie die zo gevonden?’
Phil keek naar de vloer. Sommige bloemblaadjes waren bij elkaar geveegd en verwijderd. Een paar waren er vertrapt door de technische recherche.
‘Nee, ze lagen overal uitgestrooid.’
Ze glimlachte kort, maar de glimlach vervaagde terwijl ze weer aan het werk ging. Zich concentreerde.
‘Er hangen ook een paar bossen.’ Hij wees naar de muren. De bossen hingen er nog. Verwelkend, stervend.
‘Precies op die plekken?’
‘Ja.’
Ze knikte, bleef staan en draaide langzaam om haar as. Ze nam alles in zich op: de bloemen, de kooi, de werkbank, het tuingereedschap, de tekens op de muur. Haar lippen begonnen te bewegen terwijl ze voor zich uit prevelde.
Phil had haar dit eerder zien doen. Ze verwerkte informatie, zette op een rijtje wat ze zag, interpreteerde het tafereel. Het bleef hem maar verbazen hoe ze dat deed, en hoe nauwkeurig haar resultaten altijd waren.
Ze liep door de kelder met plastic handschoenen aan en papieren hoesjes over haar schoenen. Toen knielde ze neer en bekeek een van de bossen bloemen. ‘Rozen… rood, blauw, geel…’ Toen een volgende. ‘Anjers, rood, blauw, geel, dezelfde kleuren… en hier petunia’s, chrysanten, dezelfde kleuren…’ Ze keek nog een keer rond. ‘Op de vloer achtergelaten om te verwelken. Bruin te worden…’
‘Wat betekent dat?’
‘Degene die dit heeft gedaan, heeft deze bloemen zelf gekweekt of ergens gekocht. Ik neig naar dat eerste. Deze ruimte heeft een… hovenierachtige sfeer. Dat tuingereedschap daar…’
Marina liep naar de werkbank. Bekeek het meubelstuk, het gereedschap dat er lag. ‘Is hier iets verplaatst?’
Phil kwam naast haar staan. Hij rook haar parfum. Hij wilde haar vasthouden. ‘Ik geloof dat één stuk gereedschap is meegenomen naar het lab, maar ik had ze gevraagd de rest nog even te laten liggen.’
Ze knikte; haar lippen bleven bewegen. Ze pakte de zeis, bekeek hem rustig. ‘Hij is… aangepast. Dit is niet voor de tuin. Ze zijn al heel lang niet meer in de tuin gebruikt.’
‘Dat dacht ik ook.’
‘En deze werkbank…’ Ze knielde ernaast en rook met gesloten ogen aan het gebutste, gehavende oppervlak. Ze bleef zo zitten. ‘Hmm…’ Deed het nog een keer. ‘Aardachtig… maar meer…’
Ze stond op en klopte haar rok af. Draaide zich om en keek naar de muur achter haar. Liep ernaartoe. Ze bekeek het geschilderde symbool. Raakte het aan.
‘We dachten eerst dat het een pentagram was,’ zei Phil. ‘Maar dat is het duidelijk niet.’
‘Nee.’ Marina volgde met haar vingers gebiologeerd de lijnen van het symbool. ‘Dat is het niet. Eerder een soort ster. Maar ik snap wel waar de vergissing vandaan komt. Het is een eenvoudig te trekken conclusie… als je geen open, creatieve geest hebt…’
Phil zei niets. Had ze hem nu zojuist beledigd?
Ze bracht haar gezicht dicht naar de muur toe. Rook eraan. ‘Geen verf. Geen…’ Ze wendde zich tot Phil. ‘Is dit al geanalyseerd?’
‘Nog niet. Ze zullen wel een monster hebben genomen. Ik weet niet wanneer we resultaten kunnen verwachten. Heb je enig idee wat het is?’
‘Ik vermoed… iets van de aarde… een plantenbrouwsel? Lichaamsvloeistoffen misschien zelfs? Een mengsel van allebei? Ik weet niet… Maar wel iets in die richting, vermoed ik…’
Marina kwam overeind en keek nog eens om zich heen. Ze liep naar de kooi. Bekeek hem aandachtig. Draaide zich om, keek naar de werkbank en toen weer naar de bossen bloemen aan de muren.
Vervolgens ging haar blik weer naar het teken op de muur. Ze liep naar de bossen bloemen toe, met trage, afgemeten passen langs elke bos. Haar mond bleef al die tijd bewegen en haar voorhoofd was gefronst alsof ze ingewikkelde wiskundige berekeningen maakte.
Ze ging midden in de kelder staan, spreidde haar armen helemaal, draaide ze en strekte haar vingers – half heidense priesteres, half yogalerares. Ze hield haar adem in.
Phil keek naar haar. Gefascineerd. Hij hield zo veel van die vrouw dat het hem soms beangstigde.
‘Oké,’ zei ze uiteindelijk. ‘Daar gaan we.’