34
Balchunas ging achter zijn bureau zitten. Zijn kantoor was net als de receptieruimte behangen met foto’s van projecten. Ertussen hingen ingelijste certificaten, eervolle vermeldingen en prijzen. Op een plank boven de archiefkasten stonden trofeeën en foto’s van Balchunas die de hand schudde van politici en beroemdheden. Hij zag er op elke foto hetzelfde uit: stralend van blijdschap. Degenen die hij de hand drukte, zagen er op elke foto ook hetzelfde uit: verbijsterd en geschrokken.
Balchunas schoof heen en weer. Hij kon zijn draai niet vinden, ging steeds verzitten op zijn stoel, waardoor het leer kraakte. Hij pakte dingen van het bureau, speelde ermee, legde ze weer neer. Hij friemelde met zijn manchetten, de zomen van zijn overhemd. Mickey bleef heel stil zitten wachten.
‘Ik heb niet veel tijd voor u, vrees ik, agent… Sorry, wat was uw naam ook alweer?’
‘Rechercheur Philips. Dat geeft niet, meneer Balchunas, ik heb niet lang nodig. Ik heb maar een paar vragen.’
‘Ga uw gang.’ Zijn glimlach was beverig en zijn stem klonk gelaten.
‘Hebt u gehoord over de ontdekking op het perceel aan de voet van East Hill? Op het terrein waar u een nieuw huizenblok zou gaan bouwen?’
Balchunas zuchtte en friemelde nog wat. ‘Ja, ja, vreselijke toestand. Schokkend.’ Zijn blik dwaalde weg bij Mickey, naar een foto van Karolis Balchunas die de hand drukte van Boris Johnson. In de spotlight leek slechts één van hen daar verheugd over te zijn.
‘Ik wil graag weten wie de eigenaar is van het pand, van de grond waar u gaat bouwen. Bent u dat zelf?’
‘Nee, nee. Wij niet. We zijn alleen maar de aannemer. Wij bouwen alleen. Soms op onze eigen grond, maar niet in dit geval.’
‘Wie dan wel?’
‘Ik… weet het niet.’
‘Dat weet u niet.’
‘Nee.’ Hoofdschuddend, met veel nadruk. ‘Nee. Ik weet het niet.’
Mickey fronste zijn voorhoofd. ‘Bouwt u wel vaker projecten zonder te weten van wie de grond is?’
Nog meer geschuif, nog meer gefriemel. ‘Nee…’
‘Waarom in dit geval dan wel?’
‘Ik… Luister. Hebt u het kadaster al geprobeerd? Zij weten het vast.’
‘En u niet?’
‘Ik kan er wel achter komen, maar dat zal tijd kosten…’
Mickey boog zich naar voren. ‘Meneer Balchunas, verzwijgt u soms iets voor me? Als dat zo is, dan kan ik dat beschouwen als belemmering van een politieonderzoek.’
Er trok een woedende uitdrukking over Balchunas’ gezicht. Zijn wangen kleurden. Hij balde zijn vuisten. ‘Wie is uw superieur, rechercheur?’ Zijn stem klonk ineens sterk, helder.
Mickey antwoordde niet meteen. Hij knikte alleen in zichzelf. Dit verliep volgens een bepaald patroon. Telkens als hij iemand verhoorde die geld had, die zichzelf zag als een man met status en invloed, kwam die uitspraak. Maar alleen als hun een vraag werd gesteld over iets wat ze niet wilden bekendmaken. Iets waar ze zich voor schaamden. Of waarover ze de controle niet wilden verliezen.
‘Kan ik ervan uitgaan dat u de vraag niet wilt beantwoorden, meneer?’
‘Wilt u de mijne beantwoorden? Ik heb vrienden bij de politie, rechercheur. Hooggeplaatste vrienden. Belangrijke vrienden.’ Hij gebaarde naar zijn ingelijste foto’s. Helaas wees hij toevallig naar Philip Glenister, poserend in zijn rol als hoofdinspecteur Gene Hunt in de televisieserie Life on Mars.
Mickey overwoog Phils naam te noemen, degene die hij zag als zijn baas, maar hij dacht niet dat Phil hooggeplaatst genoeg was om indruk op Balchunas te maken. Dus noemde hij een andere naam. ‘Hoofdinspecteur Brian Glass.’
Balchunas ging met een onbewogen gezicht achteroverzitten. ‘Nu wil ik graag dat u vertrekt, rechercheur. Ik ben een drukbezet man. Ik heb veel werk te doen, vooral gezien wat er vandaag is gebeurd. Dit kan me een heleboel geld gaan kosten.’
‘Dat begrijp ik, meneer Balchunas, maar –’
‘Ik ben niet wettelijk verplicht u iets te vertellen. Eventuele verdere vragen kunt u me stellen via mijn advocaten.’
‘En dat zijn?’
‘Fenton Associates.’
Fenton Associates. Lynn Windsors bedrijf. Met hun kantoor in het grote pand onder aan East Hill.
‘Oké.’ Mickey stond op en draaide zich om naar de deur. Keerde zich weer om. ‘Nog één ding.’
Balchunas wachtte af, schijnbaar met ingehouden adem.
‘De persoon die bij u achter in de auto zat.’
Er schoot weer angst door zijn ogen. ‘Persoon?’
‘Ja. De man die bij u in de auto zat. U stapte uit, de auto reed weg, met hem erin. Wie is hij?’
Balchunas’ mond bewoog, maar er kwam geen geluid uit.
‘Meneer Balchunas?’
‘Er… Er was niemand anders. Alleen ik.’
‘Dat is een leugen, meneer. Er zat een man achter in de auto. En ik wil graag weten wie hij is.’
Balchunas stond op. Er was woede in zijn ogen te zien. ‘Eruit. Nu. Anders zal ik u rapporteren bij uw superieur. Ik stuur mijn advocaat op u af vanwege uw pesterij. Kom op. Wegwezen.’
Mickey voelde zelf ook woede opkomen, maar hij onderdrukte het. ‘Ik ga al, meneer Balchunas. Maar ik denk dat u nog wel van me zult horen.’ Hij vertrok.
Buiten, lopend door Middleborough, probeerde hij de puzzelstukjes aan elkaar te leggen. Het lukte niet. Er bleef iets buiten zijn bereik, iets waar hij net niet helemaal bij kon. Maar hij wist dat het allemaal een stuk duidelijker zou worden als hem maar eenmaal weer te binnen schoot wie die man in de auto was.