76
Het circus was gearriveerd bij het ziekenhuis. Politiewagens, ondersteunende eenheden, alles. Het enige wat ontbrak, om voor de hand liggende redenen, waren ambulances. De parkeerplaats was afgesloten, en ook de voorzijde van het gebouw. Samuels lichaam lag er nog, wachtend op de patholoog.
Don en Marina stapten uit hun auto en renden naar de voordeur.
Phil zat op het trapje. Marina ging naast hem zitten. ‘Phil?’
Hij staarde alleen maar voor zich uit, leek niet eens in de gaten te hebben dat ze er was.
‘Phil, ik ben het. Marina…’
Ze hield zijn hand vast, streelde die. Niets. Ze keek om naar Don en deelde een bezorgde blik met hem. Ze probeerde het nog eens. ‘Phil…’
Het had geen zin, dacht ze; hij was verdoofd van de shock.
Don ging aan zijn andere zijde zitten. ‘Phil, ik ben het, Don. Phil, jongen, ben je… ben je daar?’
Niets.
Marina bleef zijn hand aaien. Ze leunde tegen hem aan.
‘Marina…’ Zijn stem klonk zacht, alsof hij van de andere kant van een lange, donkere tunnel kwam.
Marina kneep wat harder in zijn hand. ‘Ja, Phil, ik ben hier.’
Hij keek haar aan en ze zag iets in zijn ogen waarvan ze hoopte dat ze het nooit meer zou zien. Pijn. Verdriet. Een volkomen hopeloosheid.
‘Hij is echt, Marina. De man uit mijn droom. Hij bestaat echt. Hij was hier…’
Ze kneep nog harder in zijn hand.
‘O god… o god…’
Ze liet hem niet los.