93
Phil bekeek Donna Warrens voordeur en probeerde te bedenken hoe hij die open kon krijgen. ‘Ik denk dat we hem moeten intrappen.’
‘Wat, en de hele straat waarschuwen?’ zei Don. ‘Laat mij maar.’
Phil stapte opzij om plaats te maken. Don viste in zijn jaszak en haalde er een zilverkleurig dingetje uit.
‘Wat is dat?’ vroeg Phil.
‘Slotgereedschap,’ antwoordde Don kalm. ‘Dat hadden we vroeger allemaal bij ons. In de goeie ouwe tijd.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘En dat noemt zich politieman. Jullie jongelui, echt waar. Jullie weten niks.’
Hij had het binnen de kortste keren voor elkaar. Phil stond al die tijd de straat in te kijken of er ergens gordijnen bewogen, of buren zich ermee zouden bemoeien, of iemand de politie belde. Uiteindelijk concludeerde hij dat de kust vrij was. Zo’n soort buurt was dit gewoon niet.
‘Voilà,’ zei Don. ‘We zijn binnen.’
De deur ging open. De twee mannen stapten de gang in en sloten de deur geruisloos weer achter zich.
‘Niks aanraken. Beweeg je niet.’
‘Wat? Wil het ei wijzer zijn dan de kip?’ bromde Don.
Ze bleven staan, vlak over de drempel. Phil zag nu van dichtbij wat hij door het raam al had gezien. Rose Martins levenloze lichaam op de vloer. ‘O god…’
‘Dat is geen gemakkelijke dood geweest,’ zei Don.
‘Dat is het nooit,’ zei Phil zuchtend. ‘We zijn te laat. Te laat, verdomme.’
Hij keek weer omlaag. Het lichaam lag daar al een tijdje. Het begon alle gelijkenis te verliezen met de persoon die ze ooit was geweest. Haar geest was allang vertrokken en haar lichaam veranderde in iets anders: niets meer dan een verzameling materie, een organisch component van de planeet.
‘Dat bericht op je telefoon. Ze moet hem meteen daarna hebben ontmoet.’
Phil knikte zonder zijn blik van het lichaam af te wenden. ‘Hij rende het ziekenhuis uit toen jij verscheen. Toen Lister zelfmoord pleegde.’
‘Denk je dat hij dit heeft gedaan?’
Phil zuchtte. ‘Ik moet er niet aan denken dat een politieman hier verantwoordelijk voor is, maar…’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Het lijkt er wel op. Indirect, in ieder geval.’
Hij bleef naar het lichaam staren. ‘Arme Rose…’
‘Ik dacht dat je haar niet mocht.’
‘Is ook zo. Maar dat wil nog niet zeggen…’ Weer een zucht. ‘Ik heb haar leven een keer gered.’
‘Dat zei ze.’
‘Waarom is het me geen tweede keer gelukt?’
Don draaide zich naar hem om. ‘Ga nou niet zo beginnen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Jezelf de schuld geven. Dat leidt naar een heel duistere plek, geloof me. En daar wil je niet naartoe.’
Niet nog eens, bedoel je, dacht Phil. ‘Nee. Dat zal wel niet.’
‘Je had niets kunnen doen. Ze wist dat ze riskante dingen deed. Ze had het niet moeten doen.’
‘Nee.’ Nog steeds starend. ‘Maar… waarom?’ Nog een zucht. ‘Ik weet het niet. Misschien kon zij ook niet geloven dat haar eigen collega een moordenaar was.’
‘Misschien. We zullen het nooit weten.’
Phil keek op. ‘Maar waar is die andere vrouw? Donna Warren, zo heette ze toch?’
Van de plek waar hij stond kon Don de keuken in kijken. ‘Ik heb niet het idee dat ze hier is.’ Hij draaide zich om naar Phil. ‘Je denkt toch niet dat zij dit gedaan heeft?’
‘Denk jij dat?’
Don antwoordde niet.
‘We weten allebei wie we hiervan verdenken.’ Phil keek nog eens de kamer in en probeerde zijn blik niet te laten hangen bij het lichaam van Rose. ‘Ik zie dat boek ook nergens.’
‘Hoe beschreef ze het ook alweer?’ vroeg Don.
‘Een goedkoop blauw schrift. Laten we boven kijken.’
Ze liepen langzaam de trap op, voorzichtig, zodat ze de trapleuning of muren niet aanraakten. Don volgde in Phils voetstappen op de vloerbedekking. Ze liepen de grootste slaapkamer in.
‘Zo te zien is hier gevochten.’
Don keek rond. ‘Maar geen schrift.’
Phil draaide zich naar hem om. ‘Weet je wat ik denk? We vinden het niet. Het is hier niet.’
‘Denk ik ook. We kunnen beter gaan.’
Ze draaiden zich om en liepen de trap weer af zonder iets aan te raken. Beneden wendde Don zich tot Phil. ‘Ik denk dat je-weet-wel-wie het heeft.’
Phil lachte grimmig. ‘Je-weet-wel-wie? Zijn we nu in Harry Potter-land?’
Don fronste zijn voorhoofd. ‘Wat?’
‘Laat maar. Je hebt gelijk. Glass zal het wel hebben. We kunnen beter –’
‘Is dit wat jullie zoeken, heren?’
Ze draaiden zich allebei om, geschrokken van de stem. Twee mannen, in pak met stropdas, stonden in de deuropening naar de keuken. Een van hen stak een goedkoop blauw schrift in een plastic bewijszakje omhoog. De ander had een pistool.
De man met het pistool nam het woord. ‘Ik denk dat we beter even ergens kunnen praten, hè?’
Phil haalde zijn schouders op. ‘Wat je wilt.’
‘Lopen.’
Ze liepen.