92
Mickey zat weer achter zijn bureau. Bezig met waar hij de grootste hekel aan had. Papierwerk. Of eigenlijk elektronisch werk, aangezien de meeste dingen die hij aan het uitzoeken was online stonden. Hij had zich gedeisd gehouden nadat Glass naar buiten was gestormd, en aangezien er verder niets gebeurde en er geen andere aanknopingspunten na te trekken waren, bleef hij proberen te achterhalen hoe het met de familie Shaw zat. Kijken waar het elkaar allemaal kruiste.
En toen ging zijn telefoon.
Eerst dacht hij dat het Lynn moest zijn. Ze wilde hem waarschijnlijk nog even laten weten wat voor geweldige nacht ze had gehad of vragen wanneer ze het nog eens over zouden doen. Hij glimlachte.
Hij haalde de telefoon uit zijn zak en keek op het schermpje. Onbekend nummer. Zijn optimisme verdween een beetje; zijn hoop vervloog en zijn fantasie werd uitgesteld. Waarschijnlijk een telefonische verkoper, dacht hij. Die zou hij maar even afwimpelen en zeggen dat hij nooit meer moest bellen.
‘Rechercheur Philips.’ Dat zou die gast wel zenuwachtig maken, dacht hij. Misschien hing hij zelfs wel op.
Maar het was geen verkoper.
‘Wat is er met jou aan de hand?’
Mickey was onthutst. De stem klonk verontwaardigd, boos. Maar wel bekend. ‘Sorry?’ zei hij.
‘Sorry? Ja, zeg dat wel, verdomme.’
Nu kon hij de stem plaatsen. Stuart. Zijn informant. ‘Wat heb ik gedaan, Stuart?’
‘Ik heb al die moeite voor je gedaan, daar gaat het om.’
Mickey snapte het nu echt niet meer. Laat hem maar praten, dacht hij, dan wordt het misschien vanzelf duidelijk. ‘Moeite?’
‘Ja, moeite. Het was niet makkelijk om die informatie boven tafel te krijgen, weet je. Ik heb mijn nek gewaagd, ja?’
‘Wat voor informatie?’
‘Waar je om had gevraagd. Ben je nog niet helemaal wakker of zo?’
Mickey glimlachte. ‘Heb je je nek gewaagd? Om me te vertellen dat Weaver waarschijnlijk is omgelegd door een of andere Litouwse huurmoordenaar?’
Het bleef even stil.
‘Wat? Waar heb je het verdomme over? Huurmoordenaar? Ik heb helemaal niks over een huurmoordenaar gezegd.’
Mickey kreeg meer belangstelling. Hij boog zich naar voren en legde zijn hand om zijn toestel zodat de rest van het team hem niet kon horen. ‘Wat had je dán voor bericht achtergelaten, Stuart?’
Een kwade zucht. ‘Ik had… Dat weet je best. Je moet mijn bericht hebben gekregen. Wat is er? Snap je niet meer hoe je telefoon werkt?’
Mickey haalde het toestel bij zijn oor weg en keek nog eens op het schermpje. Onbekend nummer. Hij zette de telefoon weer tegen zijn oor. ‘Ik denk dat we beter even kunnen praten, Stuart.’
‘Dat heb je goed, ja. Dat zei ik toch al?’
‘Wanneer?’
‘Zo snel mogelijk. Dit is supergevoelige informatie. Zoals je zou moeten weten.’
Mickey stond op. ‘De gebruikelijke plek. Tien minuten.’
‘Best. En neem je portemonnee mee. Je zal hem nodig hebben.’
‘Nog één ding,’ zei Mickey. ‘Bel je met een nieuwe telefoon?’
‘Ja. Tuurlijk. Het geld groeit me namelijk op de rug. Nee, nog steeds hetzelfde toestel. Dat zou je moeten weten, want je hebt mijn nummer. Of dat zou je althans moeten hebben.’ Hij verbrak de verbinding.
Mickey keek naar zijn telefoon. Hij had al geweten dat er iets niet klopte met Stuarts bericht. Het was niet alleen maar intuïtie geweest; het was iets concreets.
Hij ging weer zitten en bekeek zijn toestel nog eens. Hij schreef het nummer op waarmee Stuart hem net had gebeld en vergeleek dat met de belgegevens in de telefoon. Ze kwamen niet overeen.
Mickey leunde achterover en wreef over zijn kin. Overpeinsde het.
Hij bekeek al zijn andere nummers op zoek naar een match. Niets. Er moest iets zijn. Misschien had hij Stuarts nummer verkeerd ingevoerd. Nee. Een totaal ander nummer. En hij had hem er gisteren nog op gebeld. Hij had ook geen oproepen van Glass ontvangen. De hele nacht niet. Goed, hij had zijn telefoon uitgezet, maar dan hadden ze nog moeten doorkomen zodra hij vanochtend zijn toestel weer inschakelde…
Nee. Dat kon niet.
Hoewel hij niet wilde geloven wat zijn intuïtie hem vertelde, pakte Mickey het visitekaartje dat hij van Lynn Windsor had gekregen. Hij vergeleek het mobiele nummer dat erop stond met dat waar Stuart hem zogenaamd het sms’je mee had gestuurd.
Precies hetzelfde.
Hij zakte weer achterover. Nee. Dat kon niet. Het voelde alsof zijn hele wereld onder zijn voeten vandaan was gezakt. Deze informatie had hem – en het onderzoek – een heel andere richting in laten slaan. Hij moest hier iets aan doen, een plan bedenken.
Maar eerst moest hij Stuart spreken.
Hij stond op, stopte zijn telefoon in zijn zak en verliet het bureau.