19

 

 

 

 

 

 

Het was maar goed dat ik erop had aangedrongen om om acht uur met Cassian af te spreken, want ook al werd ik wakker bij het krieken van de dag, na één blik op Rhysands slapende gezicht besloot ik om de komende uren eraan te besteden hem langzaam en liefdevol wakker te maken.

Ik zag er verhit uit tegen de tijd dat Rhys me afleverde bij de oefenmat boven op het Huis van de Wind, de plek die omgeven werd door een muur van rode rotsen, blootgesteld aan de elementen. Hij beloofde me dat hij me na de lunch de bibliotheek zou laten zien waar ik onderzoek zou kunnen doen. Toen gaf hij me een ondeugende knipoog en een kus op mijn wang, voordat hij met een krachtige vleugelslag de lucht in schoot.

Cassian leunde tegen de muur naast het wapenrek en zei: ‘Ik hoop dat je jezelf niet al te veel hebt uitgeput, want dit gaat écht pijn doen.’

Ik sloeg mijn ogen ten hemel terwijl ik het beeld probeerde te verdrijven van Rhysand die me op mijn buik legde en kussend langs mijn ruggengraat naar beneden ging. Steeds lager. Ik probeerde het gevoel te verdrijven van zijn sterke handen die me bij mijn heupen pakten en me optilden, zodat hij onder me kwam te liggen en zich aan me tegoed deed, totdat ik hem zachtjes smeekte en hij achter me omhoogkwam en ik in mijn kussen moest bijten om te voorkomen dat ik het hele huis wakker zou maken met mijn gekreun.

Rhysand in de ochtend was… Ik had er geen woorden voor hoe het was wanneer hij niet gehaast was, lui, ondeugend, als zijn haar nog verward was van de slaap en zijn ogen die glazige, puur mannelijke blik hadden. Zojuist had er nog steeds een luie, tevreden glans in gelegen, en bij zijn spottende zedige kusje op mijn wang was er een roodgloeiende siddering door me heen gegaan.

Later. Ik zou hem later martelen.

Maar nu… Ik beende op Cassian af terwijl ik mijn schouders losmaakte. ‘Twee Illyrianen die me op één ochtend laten zweten. Wat kun je als vrouw dan nog doen?’

Cassian lachte bulderend. ‘Je hebt er in elk geval zin in.’

Ik grijnsde en zette mijn handen in mijn zij terwijl ik het wapenrek bekeek. ‘Welke?’

‘Geen.’ Hij knikte naar de met witte kalk getekende ring achter ons. ‘Het is al een tijdje geleden dat we getraind hebben. Vandaag nemen we de basisbeginselen nog eens door.’

Er klonk zo veel spanning in zijn woorden door dat ik zei: ‘Zo lang is het niet geleden.’

‘Anderhalve maand.’

Ik keek naar hem, de opgevouwen vleugels, het donkere haar dat tot op zijn schouders viel. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Niks.’ Hij beende langs me heen naar de ring.

‘Is het Nesta?’

‘Niet alles in mijn leven draait om jouw zus, hoor.’

Daar ging ik verder niet op in. ‘Heeft het iets te maken met het bezoek aan het Hof van de Nachtmerries morgen?’

Cassian trok zijn shirt uit en onthulde een gespierde torso bedekt met prachtige, sierlijke tatoeages. Illyrische symbolen voor geluk en eer. ‘Er is niks. Ga maar in de goede houding staan.’

Ik gehoorzaamde hem, maar bleef hem oplettend aankijken. ‘Je bent… boos.’

Hij weigerde om nog iets te zeggen en ik begon met mijn warming-upronde: diverse oefenslagen, trappen en strekoefeningen die bedoeld waren om mijn spieren los te maken. Pas toen we aan een oefenduel waren begonnen, zijn handen ingetapet tegen mijn genadeloze reeks stoten, zei hij: ‘Jij en Rhys hebben de waarheid voor ons verborgen gehouden. En wij zijn Hybern binnengegaan terwijl we van niks wisten.’

‘Waarover?’

‘Dat jij Edelvrouwe bent.’

Hijgend sloeg ik tegen zijn opgestoken handen in een één-tweecombinatie. ‘Wat had het uitgemaakt als jullie het wisten?’

‘Het zou álles veranderd hebben. Alles zou anders zijn verlopen.’

‘Misschien heeft Rhys daarom besloten om het geheim te houden.’

‘Hybern was een rámp.’

Ik hield op met stoten. ‘Jullie wisten dat ik zijn metgezel was toen we gingen. Ik snap niet waarom het feit dat ik Edelvrouwe was alles verandert.’

‘Het is zo.’

Ik zette mijn handen in mijn zij en negeerde zijn gebaar om door te gaan. ‘Waarom?’

Cassian streek met een hand door zijn haar. ‘Omdat… omdat als jij zijn metgezel was, het zijn taak was om jou te beschermen. O, kijk niet zo. Het is ook jouw taak om hem te beschermen. Ik zou mijn leven hebben gegeven voor jou als zijn metgezel – en als je vriend. Maar dan was je nog steeds… van hem.’

‘En als Edelvrouwe?’

Cassian liet een haperende ademtocht ontsnappen. ‘Als Edelvrouwe ben je van míj. En van Azriel, van Mor, van Amren. Je behoort aan ons allemaal toe, en wij behoren aan jou toe. We zouden je niet zo in gevaar hebben gebracht.’

‘Misschien wilde Rhys het daarom geheimhouden. Jullie zouden minder gefocust zijn geweest.’

‘Dit is tussen jou en mij. En geloof me, Rhys en ik hebben er… woorden over gehad.’

Ik trok een wenkbrauw op. ‘Je bent boos op me?’

Hij schudde zijn hoofd en sloot zijn ogen.

‘Cassian.’

Hij stak alleen zijn handen op in een stilzwijgend bevel om verder te gaan.

Ik zuchtte en begon weer. Pas toen ik de oefening vijftien keer herhaald had en hijgde als een werkpaard, zei Cassian: ‘Jij dacht dat je niet van belang was. Je hebt ons gered, zeker, maar… je dacht dat je hier niet van belang was.’

Eén-twee, één-twee, één-twee. ‘Dat ben ik ook niet.’ Hij deed zijn mond open, maar ik ging verder, tussen het hijgen door: ‘Jullie hebben allemaal een… een taak. Jullie zijn allemaal onmisbaar. Ja, ik heb mijn eigen talenten, maar… Jij en Azriel waren gewond, mijn zussen waren… nou ja, je weet wat er met hen is gebeurd. Ik heb gedaan wat ik kon om ons daar weg te krijgen. Ik had liever dat ik het zelf was dan een van jullie. Ik had niet kunnen leven met het alternatief.’

Hij hield zijn handen onafgebroken in de lucht terwijl ik ze afranselde. ‘Er had je van alles kunnen overkomen aan het Lentehof.’

Ik stopte. ‘Als Rhys mij niet lastigvalt met die overbezorgde onzin, zie ik niet in waarom jíj…’

‘Je moet niet denken dat Rhys niet buiten zichzelf was van ongerustheid. O, hij lijkt wel heel beheerst, Feyre, maar ik ken hem. De hele tijd dat jij weg was, was hij in paníék. Ja, hij wist – wij wisten – dat je je mannetje kon staan. Maar dat weerhoudt ons er niet van om ons zorgen te maken.’

Ik wapperde met mijn pijnlijke handen en wreef over mijn armen, die nu al zeer deden. ‘Jij was ook boos op hem.’

‘Als ik niet herstellende was geweest, had ik hem van de ene kant van Velaris naar de andere geschopt.’

Ik zei niets.

‘We waren allemaal doodsbang dat jou iets zou overkomen.’

‘Ik kon me prima redden.’

‘Natuurlijk. Dat wisten we ook. Maar…’ Cassian sloeg zijn armen over elkaar. ‘Rhys heeft vijftig jaar geleden dezelfde stunt uitgehaald. Toen hij naar dat verrekte feestje van Amarantha ging.’

O.

‘Dat zal ik nooit vergeten, weet je,’ zei hij, en hij slaakte een zucht. ‘Het moment dat hij tot ons sprak, van geest tot geest. Toen ik me realiseerde wat er aan de hand was en dat hij… ons had gered. Wij zaten hier gevangen en konden niets doen, maar…’ Hij krabde aan zijn slaap. ‘Het werd stil in mijn hoofd. Zoals nooit tevoren. Niet sinds…’ Cassian keek met tot spleetjes geknepen ogen naar de wolkeloze hemel. ‘Ook al brak hier de hel los, in ons hele gebied, het werd gewoon… stil.’ Hij tikte met een vinger tegen de zijkant van zijn hoofd en fronste. ‘Na Hybern heeft de genezer me in slaap gehouden terwijl ze bezig was met mijn vleugels. Dus toen ik twee weken later wakker werd… toen hoorde ik het pas. En toen Mor vertelde wat er met jou was gebeurd… toen werd het weer stil.’

Ik probeerde de brok in mijn keel weg te slikken. ‘Jij hebt me gevonden toen ik je het hardst nodig had, Cassian.’

‘Blij dat ik je van dienst kon zijn.’ Hij lachte grimmig naar me. ‘Je kunt op ons vertrouwen, weet je. Jullie allebei. Hij heeft de neiging om alles zelf te doen, om zich helemaal te géven. Hij kan het niet uitstaan als iemand anders zich opoffert.’ De glimlach verdween. ‘En jij ook niet.’

‘Jij wel dan?’

‘Het is niet makkelijk, maar ik kan het wel. Ik ben generaal van zijn legers. Dat houdt onder meer in dat ik moet weten hoe ik moet delegeren. Ik ben al meer dan vijfhonderd jaar bij Rhys en hij probeert nog steeds alles zelf te doen. Hij denkt nog altijd dat het niet genoeg is.’

Dat wist ik maar al te goed. En de gedachte aan Rhys, in deze oorlog, terwijl hij het probeerde op te nemen tegen alles wat ons bedreigde… Ik werd misselijk. ‘Hij geeft toch voortdurend bevelen.’

‘Jawel. En hij weet precies waar wij goed in zijn. Maar als het erop aankomt…’ Cassian trok de banden om zijn handen strakker aan. ‘Als de Edelheren en Keir niet mee willen doen, staat hij alleen tegenover Hybern. En hij zal het grootste deel op zich nemen zodat wij het niet hoeven te doen.’

Er kwam een raar, gespannen gevoel in me op. Rhys zou het overleven. Hij zou het niet wagen om alles op te offeren, zodat wij…

Dat zou hij wel doen. Hij had het gedaan met Amarantha en hij zou het zonder aarzelen weer doen.

Ik sloot me ervoor af. Duwde het weg. Focuste op mijn ademhaling.

Cassians aandacht werd getrokken door iets achter me. En terwijl zijn lichaam ontspannen bleef, kwam er een roofdierachtige glans in zijn ogen.

Ik hoefde me niet om te draaien om te weten wie er stond.

‘Wil je meedoen?’ vroeg hij vriendelijk.

Nesta zei: ‘Het lijkt erop dat jullie alleen je stembanden aan het trainen zijn.’

Ik keek achterom. Mijn zus had een lichtblauwe jurk aan die haar huid een gouden gloed gaf. Haar haar was opgestoken, haar rug een stijve pilaar. Ik wilde iets zeggen, me verontschuldigen, maar… niet waar hij bij was. Ze zou dit gesprek niet in Cassians aanwezigheid willen voeren.

Cassian stak een ingetapete hand uit. Zijn vingers maakten een wenkende beweging. ‘Bang?’

Ik hield wijselijk mijn mond terwijl Nesta vanuit de deuropening het verblindende licht van de binnenplaats in stapte. ‘Waarom zou ik bang zijn van een bovenmaatse vleermuis die zich graag overgeeft aan driftbuien?’

Ik maakte een verstikt geluid en Cassian wierp me een waarschuwende blik toe, alsof hij wilde zeggen: waag het niet om te lachen. Maar ik tastte in mijn geest naar de band en liet mijn mentale schilden zo ver zakken dat ik tegen Rhysand kon zeggen, waar hij ook was: Kom me alsjeblieft redden van het gekibbel van Cassian en Nesta.

Een tel later kweelde Rhys: Spijt dat je Edelvrouwe bent geworden?

Wat genoot ik toch van die stem, die humor. Ik drukte het opkomende gevoel van paniek snel weg en reageerde: Hoort dit bij mijn taken?

Een sensuele, donkere lach. Waarom denk je dat ik zo wanhopig op zoek was naar een partner? Ik heb dit bijna vijf eeuwen in m’n eentje moeten doen. Het is niet meer dan eerlijk dat jij het nu moet ondergaan.

Cassian zei tegen Nesta: ‘Je lijkt een beetje gespannen, Nesta. En gisteravond ging je zo snel weg. Is er een manier waarop ik kan helpen die spanning wat te verlichten?’

Alsjeblieft, smeekte ik tegen Rhys.

Wat krijg ik ervoor terug?

Ik wist niet zeker of ik via de band een sissend geluid kon laten horen, maar uit het gegrinnik dat even later door mijn geest echode, maakte ik op dat het gevoel was overgebracht. Ik zit in bespreking met de bestuurders van de Gaarden. Die zullen niet blij zijn als ik ineens ben verdwenen. Ik probeerde niet te zuchten.

Nesta peuterde aan haar nagels. ‘Amren komt zo om me te…’

Ze werd onderbroken door een schaduw die over de binnenplaats viel. En het was niet Rhysand die tussen ons in landde, maar…

Ik heb een andere knapperd naar je toe gestuurd om te bewonderen, zei Rhys. Niet zo knap als ik, natuurlijk, maar een goeie tweede.

Toen de schaduwen die hem omgaven waren opgetrokken, keek Azriel naar Nesta en Cassian en wierp toen een meevoelende blik in mijn richting. ‘Ik moet wat eerder beginnen met onze les.’

Een armzalige leugen, maar ik zei: ‘Prima. Geen probleem, hoor.’

Cassian keek boos naar mij en toen naar Azriel. We negeerden hem allebei en ik liep naar de schaduwzanger toe terwijl ik de tape van mijn handen wikkelde.

Dank je, zei ik via de band.

Je kunt het vanavond goedmaken.

Ik probeerde niet te blozen bij het beeld dat Rhys me in gedachten stuurde, en waarin hij tot in detail liet zien hoe ik hem kon bedanken. Ik liet mijn mentale schilden met een klap neer. Ik had kunnen zweren dat er aan de andere kant geklauwde vingers langs het zwarte diamant trokken in een sensuele, stilzwijgende belofte. Ik slikte moeizaam.

Azriel spreidde zijn vleugels en de felle zon liet ze donkerrood en goud opglanzen. Toen opende hij zijn armen voor me. ‘Het dennenbos is wel geschikt – bij het meer.’

‘Waarom?’

‘Omdat je beter in het water kunt vallen dan op de harde rotsen,’ antwoordde Cassian terwijl hij zijn armen over elkaar sloeg.

Mijn maag kromp ineen, maar ik liet me door Azriel optillen. Ik werd gehuld in zijn geur van koele nachtmist en cederhout toen hij zijn vleugels één keer liet klapperen. Stof waaide op van de binnenplaats.

Ik ving Cassians vernauwde blik op en ik grijnsde breed. ‘Succes,’ zei ik, en Azriel, de Ketel zegene hem, schoot de strakblauwe lucht in.

We hoorden Cassians rauwe vloek wel, maar we verwaardigden ons niet erop te reageren.

Cassian was een generaal, dé generaal van het Nachthof.

Dan kon hij Nesta toch zeker wel aan.

 

‘Ik heb Amren afgezet bij het Huis,’ zei Azriel toen we op de oever van een turquoise bergmeer landden dat omzoomd was door dennenbomen en graniet. ‘Ik heb gezegd dat ze onmiddellijk naar het oefenveld moest gaan.’ Een lachje. ‘Dat wil zeggen, na een paar minuten.’

Ik snoof en strekte mijn armen. ‘Arme Cassian.’

Azriel maakte een geamuseerd geluid. ‘Inderdaad.’

Ik bewoog mijn voeten en er schoten kleine grijze steentjes weg onder mijn laarzen. ‘Dus…’

Azriels zwarte haar leek het verblindende zonlicht te absorberen. ‘Om te vliegen,’ zei hij droog, ‘heb je vleugels nodig.’

Natuurlijk.

Mijn gezicht werd warm. Ik draaide met mijn polsen en liet ze kraken. ‘Het is al even geleden dat ik ze heb opgeroepen.’

Zijn doordringende blik bleef op mijn gezicht, mijn houding gericht. Net zo onbeweeglijk en standvastig als het graniet waar dit meer in was uitgehouwen. Vergeleken met hem voelde ik me een fladderend vlindertje. ‘Wil je dat ik me omdraai?’ Hij trok een donkere wenkbrauw op.

Ik keek beschaamd. ‘Nee. Maar… ik moet het misschien een paar keer proberen.’

‘We zijn vroeg genoeg begonnen met de les – we hebben alle tijd.’

‘Ik waardeer dat je doet alsof het niet was omdat ik wanhopig graag weg wilde bij het ochtendlijke gekibbel van Cassian en Nesta.’

‘Ik zou mijn Edelvrouwe daar nooit aan onderwerpen.’ Hij zei het met een stalen gezicht.

Ik grinnikte en wreef over een pijnlijke plek op mijn schouder. ‘Ben je… er klaar voor om Lucien vanmiddag te ontmoeten?’

Azriel hield zijn hoofd scheef. ‘Zou ik me erop moeten voorbereiden?’

‘Nee. Ik dacht gewoon…’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Wanneer ga je weg om informatie over de Edelheren te verzamelen?’

‘Nadat ik met hem heb gesproken.’ Zijn ogen glansden en stonden geamuseerd. Alsof hij wist dat ik tijd aan het rekken was.

Ik blies mijn adem uit. ‘Oké. Daar gaan we dan.’

Dat ik dat deel van mezelf moest aanraken, dat deel dat Tamlin me had gegeven… Een essentieel stuk van mijn hart deinsde ervoor terug. Ook al schiep ik er diep vanbinnen ook een kwaadaardig genoegen in dat ik me dat had toegeëigend. Dat ik me al die dingen had toegeëigend.

Ik onderdrukte de gedachten en focuste op de Illyrische vleugels. Die dag op de Steppes had ik ze opgeroepen uit pure herinnering en angst. Maar om ze nu tevoorschijn te laten komen… Ik liet mijn geest naar Rhys’ vleugels gaan, hoe die aanvoelden en bewogen en hoe zwaar ze waren.

‘Het frame moet iets steviger zijn,’ adviseerde Azriel toen er een gewicht aan mijn rug begon te trekken. ‘Versterk de spieren die ernaartoe lopen.’

Ik gehoorzaamde hem en mijn magie luisterde. Hij gaf meer feedback, een beetje erbij en een beetje laten vieren, hier wat verzachten en daar wat verstevigen.

Mijn adem raspte in mijn keel en het zweet liep over mijn rug toen hij ineens zei: ‘Goed.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Ik weet dat je geen Illyriaan bent, maar… hun soort vindt het ongepast om iemands vleugels zonder toestemming aan te raken. Vooral bij vrouwen.’

Hún soort. Niet zijn soort.

Het duurde even voordat het tot me doordrong wat hij vroeg. ‘O… o. Ga je gang.’

‘Ik moet vaststellen of ze goed aanvoelen.’

‘Oké.’ Ik draaide mijn rug naar hem toe en mijn spieren kreunden toen ze zich inspanden om de vleugels te spreiden. Alles – van mijn nek tot mijn schouders, mijn ribben, mijn ruggengraat en mijn achterste – leek ermee in verbinding te staan en protesteerde hevig onder het gewicht en de bewegingen.

Met Lucien op de Steppes had ik ze maar een paar seconden gehad. Ik had me niet gerealiseerd hoe zwaar ze waren, hoe complex de spieren waren.

Ondanks alle littekens waren Azriels handen vederlicht terwijl hij bepaalde gebieden vastpakte en aanraakte, en op andere delen klopte en tikte. Ik knarsetandde. Het voelde alsof… alsof er iemand aan de holte onder mijn voet kietelde. Maar hij was snel klaar en ik rolde weer met mijn schouders terwijl hij om me heen liep en mompelde: ‘Het is… fantastisch. Ze zijn hetzelfde als die van mij.’

‘Ik denk dat de magie het meeste werk heeft gedaan.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Je bent een kunstenares – het was jouw aandacht voor details.’

Ik bloosde een beetje bij het compliment en zette mijn handen op mijn heupen. ‘En nu? Springen we de lucht in?’

‘Les één: laat ze niet over de grond slepen.’

Ik keek verrast. Mijn vleugels rustten inderdaad op de rotsen. ‘Waarom niet?’

‘Illyrianen vinden dat lui – een teken van zwakte. En het is ook uit praktisch oogpunt: de grond ligt vol met dingen waar je je vleugels aan kunt beschadigen. Splinters, steentjes… Niet alleen kunnen die vast blijven zitten en leiden tot infecties, maar ze beïnvloeden ook de manier waarop de vleugel de wind vangt. Dus hou ze van de grond af.’

Er ging een scherpe pijnscheut door mijn rug toen ik ze probeerde op te tillen. Ik kreeg de linker overeind. De rechter hing slap naar beneden, als een los zeil.

‘Je moet je rugspieren sterker maken. En je bovenbenen. En je armen. En je romp.’

‘Alles, dus.’

Weer die droge, rustige glimlach. ‘Waarom denk je dat Illyrianen zo fit zijn?’

‘Waarom heeft niemand me gewaarschuwd voor die bijdehante kant van jou?’

Azriels mondhoeken krulden om. ‘Beide vleugels omhoog.’

Een rustig maar onverzettelijk bevel.

Ik kromp ineen, draaide mijn lichaam alle kanten op terwijl ik worstelde om de rechtervleugel omhoog te krijgen. Zonder succes.

‘Probeer ze te spreiden en ze dan op te vouwen, als je ze niet rechtstreeks kunt opsteken.’

Ik gehoorzaamde hem en siste bij de scherpe pijn in elke spier van mijn rug toen ik de vleugels uitspreidde. Zelfs het kleinste windvlaagje vanaf het meer kietelde en trok eraan, en ik zette mijn voeten stevig uit elkaar op de rotsachtige oever in een poging iets van evenwicht te vinden.

‘Vouw ze nu naar binnen.’

Dat deed ik en ik sloot ze – met zo’n snelle beweging dat ik voorover tuimelde.

Azriel ving me op voordat ik met mijn gezicht op de stenen kon vallen. Hij pakte me stevig onder mijn oksels en hees me overeind. ‘Als je je rompspieren traint, wordt je evenwicht ook beter.’

‘Terug naar Cassian dus.’

Een knikje. ‘Morgen. Focus vandaag op optillen en opvouwen, spreiden en optillen.’ Azriels vleugels glansden rood en goud op toen de zon erdoorheen scheen. ‘Kijk, zo.’ Hij gaf een demonstratie, spreidde zijn vleugels wijd uit, vouwde ze op, spreidde ze uit, kantelde ze en vouwde ze op. Steeds opnieuw.

Zuchtend volgde ik zijn bewegingen. Mijn rug bonsde en deed pijn. Misschien waren vlieglessen voor mij wel tijdverspilling.

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml