26

 

 

 

 

 

 

Dus die lege stoel was voor hem.

En Rhys…

Hij bleef onderuitgezakt zitten en nipte van zijn wijn. ‘Welkom terug, Eris,’ zei hij lijzig. ‘Het is… Wat? Vijf eeuwen geleden sinds je hier voor het laatst bent geweest?’

Mors ogen gleden naar Rhys. Er flitste een verraden gevoel in op en… pijn.

Omdat hij ons niet had gewaarschuwd. Omdat hij ons hiermee verraste.

Ik vroeg me af of ik mijn gezicht beter onder controle had dan mijn vriendin, terwijl Eris op de lege stoel ging zitten. Hij nam niet de moeite om ook maar te knikken naar Keir, die wantrouwig toekeek. ‘Het is inderdaad een tijdje geleden.’

Hij was genezen sinds die dag op het ijs – geen spoor meer van de wond in zijn buik die Cassian hem had bezorgd. Zijn rode haar hing als een zijden gordijn over zijn goed gesneden, kobaltblauwe jasje.

Wat doet hij hier, stuurde ik onmiddellijk via de band naar Rhys. Ik deed niet de moeite om mijn gevoelens te verbergen.

Ervoor zorgen dat Keir ermee instemt ons te helpen, was alles wat Rhys zei, zijn woorden strak en kortaf. Ingehouden.

Alsof hij nog steeds de volle omvang van zijn woede in bedwang moest houden.

Er kringelden schaduwen rond Azriels schouders en ze fluisterden in zijn oor terwijl hij met een strakke blik naar Eris keek.

‘Jij wilde ooit een band opbouwen met het Herfsthof, Keir,’ zei Rhys terwijl hij zijn kelk neerzette. ‘Nou, dit is je kans. Eris is bereid om je een officieel bondgenootschap aan te bieden, in ruil voor jouw diensten in deze oorlog.’

Hoe heb je hem in hemelsnaam zover gekregen dat hij daarmee instemde?

Rhys antwoordde niet.

Rhysand.

Keir leunde achterover in zijn stoel. ‘Dat is niet genoeg.’

Eris snoof en schonk een kelk vol wijn uit de karaf die midden op tafel stond. ‘Ik was vergeten waarom ik zo opgelucht was toen onze afspraak de vorige keer niet doorging.’

Rhys wierp hem een waarschuwende blik toe. Eris nam een grote slok.

‘Wat wil je dan, Keir?’ vroeg Rhys vriendelijk.

Ik had de indruk dat als Keir mij weer zou noemen, hij tegen de muur gekwakt zou worden.

Maar Keir wist dat waarschijnlijk ook, want hij zei tegen Rhysand: ‘Ik wil eruit. Ik wil ruimte. Ik wil dat mijn volk bevrijd wordt uit deze berg.’

‘Jullie zijn hier van alle gemakken voorzien,’ zei ik. ‘En toch is dat niet genoeg?’

Keir negeerde me. Net zoals hij, dat wist ik zeker, de meeste vrouwen in zijn leven negeerde.

‘Je hebt dingen geheimgehouden voor mij, Edelheer,’ zei Keir met een hatelijk lachje. Hij vouwde zijn handen en liet ze op de beschadigde tafel rusten. Precies boven op een van de diepe krassen. ‘Ik heb me altijd afgevraagd waar jullie met z’n allen naartoe gingen als jullie niet hier waren. Hybern heeft die vraag uiteindelijk voor mij beantwoord, dankzij die aanval op… Hoe heet het? Velaris. Ja. Op Velaris. De Stad van het Sterrenlicht.’

Mor zat doodstil.

‘Ik wil toegang tot de stad,’ zei Keir. ‘Voor mij en mijn hof.’

‘Nee,’ zei Mor. Het woord weerkaatste tegen de pilaren, het glas, de stenen.

Ik was geneigd om met haar in te stemmen. De gedachte aan deze mensen, aan Keir in Velaris… Ze zouden de stad bezoedelen met hun aanwezigheid, hun haat en kleingeestigheid, hun arrogantie en wreedheid.

Maar Rhys boorde de suggestie niet meteen de grond in.

Dat kun je niet menen.

Rhys keek naar Keir terwijl hij via de band antwoordde: Ik heb dit voorzien, en ik heb voorzorgsmaatregelen genomen.

Ik dacht even na. De bespreking met de bestuurders van de Gaarden… Had dat hiermee te maken?

Ja.

Rhysand zei tegen Keir: ‘Er zouden voorwaarden aan verbonden zijn.’

Mor deed haar mond open, maar Azriel legde zijn hand vol littekens op de hare.

Ze rukte haar hand weg alsof ze zich gebrand had – net zoals hij gebrand was.

Er vertrok geen spier in Azriels koele masker bij die afwijzing. Eris grinnikte zachtjes. Dat was genoeg om de woede in Azriels lichtbruine ogen te doen ontsteken terwijl hij ze op de zoon van de Edelheer richtte. Eris knikte alleen maar naar de schaduwzanger.

‘Ik wil onbeperkte toegang,’ zei Keir tegen Rhys.

‘Die krijg je niet,’ zei Rhys. ‘Jullie verblijf zal beperkt zijn, in beperkte aantallen. Die later vastgesteld worden.’

Mor richtte haar ogen smekend op Rhys. Haar stad, de plaats waar ze zoveel van hield…

Ik kon het bijna horen. De barst waarvan ik wist dat die zou weergalmen binnen onze eigen kring.

Ten slotte keek Keir naar Mor, en hij zag haar wanhoop en woede. En hij glimlachte.

Hij had niet echt de wens om hier weg te komen.

Hij had alleen de wens om iets te nemen waarvan hij ongetwijfeld wist dat zijn dochter het liefhad.

Ik was Keir met plezier naar de keel gevlogen toen hij zei: ‘Afgesproken.’

Rhys liet nog geen glimlach zien. Mor keek hem onafgebroken aan, haar gezicht gerimpeld in een smekende uitdrukking.

‘Er is nog één ding,’ zei ik en ik rechtte mijn schouders. ‘Nog één verzoek.’

Keir keurde me eindelijk een blik waardig. ‘O ja?’

‘Ik heb de Ouroboros-spiegel nodig,’ zei ik terwijl ik ijs in mijn aderen dwong. ‘Met spoed.’

Interesse en verbazing flitsten op in Keirs bruine ogen. In Mors ogen.

‘Wie heeft je verteld dat ik die heb?’ vroeg hij zacht.

‘Maakt dat iets uit? Ik wil hem.’

‘Weet je wel wat de Ouroboros ís?’

‘Let op je woorden, Keir,’ waarschuwde Rhys.

Keir leunde naar voren en legde zijn onderarmen op tafel. ‘De spiegel…’ Hij lachte binnensmonds. ‘Beschouw hem als mijn geschenk voor jullie verbintenis.’ Boosaardig lachend voegde hij eraan toe: ‘Als je hem kunt meenemen.’

Niet echt een dreigement, maar… ‘Wat bedoel je?’

Keir stond op en grijnsde zelfgenoegzaam. ‘Om de Ouroboros mee te nemen, om hem op te eisen, moet je er eerst in kijken.’ Hij liep naar de deuren zonder te wachten op toestemming om te gaan. ‘En iedereen die dat geprobeerd heeft, is gek geworden of onherstelbaar beschadigd. Zelfs een Edelheer of twee, als je de legenden wilt geloven.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Dus hij is van jou – als je erin durft te kijken.’ Keir bleef op de drempel staan terwijl de deuren vanzelf opengingen. Hij zei tegen Rhys, en dat kwam misschien in de buurt van een vraag om toestemming om te vertrekken: ‘Heer Thanatos heeft weer… problemen met zijn dochter. Hij heeft mijn hulp nodig.’ Rhys maakte een handgebaar, alsof hij niet zojuist onze hele stad aan deze man had overgedragen. Keir keek met een ruk naar Eris. ‘Ik wil jou spreken – zo meteen.’

Als hij klaar was met zich verkneukelen over zijn overwinning van vanavond. Over wat we hem gegeven hadden.

En wat we verloren hadden.

Als we de Ouroboros niet konden meenemen, in elk geval niet zonder zulke verschrikkelijke risico’s… Ik onderdrukte de gedachte, borg haar op voor later, terwijl Keir wegliep. En ons met Eris achterliet.

De troonopvolger van het Herfsthof nam nog een slok van zijn wijn.

Ik had het verschrikkelijke gevoel dat Mor naar een plek heel ver weg was gegaan toen Eris zijn kelk neerzette en zei: ‘Je ziet er goed uit, Mor.’

‘Jij praat niet tegen haar,’ zei Azriel zacht.

Eris glimlachte bitter naar hem. ‘Ik zie dat je nog steeds een wrok tegen me koestert.’

‘Deze afspraak, Eris,’ zei Rhys, ‘is alleen gebaseerd op het feit dat jij je mond houdt.’

Eris lachte snuivend. ‘En heb ik dat niet fantastisch gedaan? Zelfs mijn vader vermoedde niets toen ik vanavond vertrok.’

Ik keek heen en weer van mijn metgezel naar Eris. ‘Hoe is dit tot stand gekomen?’

Eris nam me van top tot teen op. De kroon en de jurk. ‘Dacht je dat ik niet wist dat jullie schaduwzanger rond zou komen snuffelen om te zien of ik mijn vader over jouw… jouw krachten had verteld? Vooral nadat mijn broers op mysterieuze wijze het hele gebeuren waren vergéten. Ik wist dat het een kwestie van tijd was voordat een van jullie langs zou komen om ook mijn geheugen onder handen te nemen.’ Eris tikte met een lange vinger tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Helaas voor jou heb ik een paar dingen geleerd over daemati. Helaas voor mijn broers heb ik nooit de moeite gedaan om ze hun te leren.’

Ik kreeg een strak gevoel in mijn borst. Rhys.

Om me te beschermen tegen de woede van Beron, om te voorkomen dat zijn potentiële bondgenootschap met de Edelheren uiteen zou vallen voordat het ook maar begonnen was… Rhys.

Het kostte me moeite om te zorgen dat de tranen niet in mijn ogen sprongen.

Een zachte streling via de band was zijn enige antwoord.

‘Natuurlijk heb ik het niet aan mijn vader verteld,’ ging Eris verder terwijl hij weer een slok wijn nam. ‘Waarom zou ik dat soort informatie aan die klootzak verspillen? Hij zou hebben geantwoord dat we je moesten opsporen en vermoorden, zonder zich te realiseren hoe diep we in de sores zitten met Hybern en dat jij misschien het enige middel bent om het te laten ophouden.’

‘Dus hij is van plan om zich bij ons aan te sluiten,’ zei Rhys.

‘Niet als hij achter jouw geheimpje komt,’ zei Eris met een grijns.

Mor knipperde met haar ogen, alsof ze zich realiseerde dat Rhys’ contact met Eris, zijn uitnodiging om hier te komen… De blik die ze me toewierp, helder en vastberaden, sprak boekdelen. Er stonden nog steeds pijn en woede in haar ogen, maar ook begrip.

‘En wat wil je in ruil ervoor, Eris?’ vroeg Mor terwijl ze met haar blote armen op het donkere glas leunde. ‘Nog een bruidje dat je kunt martelen?’

Er fonkelde iets in Eris’ ogen. ‘Om te beginnen weet ik niet wie jou die leugens heeft verteld, Morrigan,’ zei hij met boosaardige kalmte. ‘Waarschijnlijk de klootzakken waarmee je je omringt.’ Een spottende blik op Azriel.

Mor gromde zo hard dat de glazen rinkelden. ‘Je hebt nooit bewezen dat jij er niet achter zat. Zeker niet toen je me in dat bos achterliet.’

‘Er waren krachten in werking gesteld waar jij geen idee van hebt,’ zei Eris kil. ‘En ik ga er geen energie aan verspillen om dat aan je uit te leggen. Geloof wat je wilt over mij.’

‘Je hebt mij opgejaagd als een wild beest,’ kwam ik tussenbeide. ‘Ik denk dat we ervoor kiezen het ergste te geloven.’

Eris’ bleke gezicht werd rood. ‘Ik had een bevel gekregen. En ik was erop uitgestuurd met twee van mijn… broers.’

‘En de broer die bij me was toen je me achternazat? Degene wiens minnares jij hebt vermoord waar hij bij stond?’

Eris legde zijn hand plat op tafel. ‘Jij weet níéts over wat er die dag is gebeurd. Helemaal niets.’

Stilte.

‘Laat maar horen,’ was het enige wat ik zei.

Eris keek me met een strakke blik aan. Ik staarde terug.

‘Hoe denk je dat Lucien bij de grens met het Lentehof is gekomen?’ zei hij zacht. ‘Ik was er niet bij… toen ze het deden. Vraag maar aan hem. Het was de eerste en enige keer dat ik mijn vader iets geweigerd heb. Hij heeft me ervoor gestraft. En tegen de tijd dat ik vrijkwam… Ze waren van plan hem ook te doden. Ik heb ervoor gezorgd dat ze dat niet deden. Ik zorgde ervoor dat Tamlin een anonieme boodschap kreeg dat hij als de bliksem naar de grens moest komen.’

Waar twee van Eris’ broers gedood waren. Door Lucien en Tamlin.

Eris pulkte aan een losse draad van zijn jasje. ‘We hebben niet allemaal zo veel geluk gehad als jij met onze vrienden en familie, Rhysand.’

Rhys’ gezicht was een verveeld masker. ‘Kennelijk.’

Dit was natuurlijk geen excuus voor wat hij gedaan had, maar… ‘Wat is je prijs?’ vroeg ik.

‘Dat heb ik aan Azriel verteld toen ik hem gisteren aantrof terwijl hij liep te spioneren in de bossen van mijn vader.’

Mors ogen stonden vol pijn toen ze die op de schaduwzanger richtte. Maar Azriel deed alsof hij haar niet zag en zei plechtig: ‘Als het zover is… ondersteunen wij Eris’ poging om de troon over te nemen.’

Terwijl hij sprak werden zijn lichtbruine ogen dof van verstilde woede. Eris was zo verstandig om te verbleken toen hij dat zag. Misschien was dat de reden waarom Eris zijn kennis van mijn krachten voor zich had gehouden. Niet alleen voor dit soort onderhandelingen, maar ook om de toorn van de schaduwzanger uit de weg te gaan. Het zwaard dat aan zijn zij hing.

‘Het verzoek geldt nog steeds, Rhysand,’ zei Eris terwijl hij zijn emoties weer onder controle probeerde te krijgen, ‘om mijn vader gewoon te vermoorden. Ik kan troepen leveren.’

Heilige Moeder. Hij probeerde het niet eens te verbergen, probeerde niet eens berouwvol te kijken. Ik moest moeite doen om mijn mond niet open te laten vallen bij het horen van zijn plan, de achteloosheid waarmee hij het uitsprak.

‘Het is verleidelijk, maar dat gaat uit de hand lopen,’ zei Rhys. ‘Beron heeft onze kant gekozen in de Oorlog. Hopelijk doet hij dat nu weer.’ Een veelbetekenende blik naar Eris.

‘Dat zal hij doen,’ beloofde Eris. Hij ging met een vinger over een van de klauwsporen in de tafel. ‘En hij zal in zalige onwetendheid verkeren over Feyres… gaven.’

Een troon, in ruil voor zijn zwijgen. Plus invloed.

‘Beloof Keir niets waar je echt om geeft,’ zei Rhys en hij maakte een gebaar om aan te geven dat Eris kon gaan.

Eris stond op. ‘We zullen zien.’ Hij keek fronsend naar Mor, dronk zijn kelk leeg en zette hem neer. ‘Het verbaast me dat je je nog steeds niet kunt beheersen in zijn aanwezigheid. Ik kon elke emotie aflezen van dat knappe gezichtje van je.’

‘Pas op,’ waarschuwde Azriel.

Eris keek van de een naar de ander en glimlachte vaag. Heimelijk. Alsof hij iets wist wat Azriel niet wist. ‘Ik zou je nooit hebben aangeraakt,’ zei hij tegen Mor, die weer bleek werd. ‘Maar toen je met die andere klootzak naar bed ging…’ Bij die woorden steeg er een gegrom op uit Rhys’ keel. En uit de mijne. ‘Ik wist waarom je het deed.’ Weer dat heimelijke lachje, waarop Mor ineenkromp. Inéénkromp. ‘Dus heb ik je je vrijheid gegeven en de verloving in duidelijke bewoordingen beëindigd.’

‘En wat daarop volgde…’ gromde Azriel.

Er trok een schaduw over Eris’ gezicht. ‘Er zijn weinig dingen waar ik spijt van heb. Dat is er een van. Maar… misschien zal ik je op een dag, nu we bondgenoten zijn, vertellen waarom. Wat ik ervoor heb opgegeven.’

‘Het kan me geen moer schelen,’ zei Mor zacht. Ze wees naar de deur. ‘Eruit.’

Eris maakte een spottende buiging naar haar. Naar ons allemaal. ‘Ik zie jullie over twaalf dagen bij de vergadering.’

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml