45
De enigen die niet verbaasd waren, waren mijn vrienden.
Tamlins groene ogen spuwden vuur en er flakkerde een goudkleurig licht om hem heen terwijl hij zich met zijn magie probeerde los te worstelen uit Rhys’ greep. En terwijl hij steeds opnieuw probeerde iets te zeggen.
‘Als jullie bewijs willen hebben dat wij niet samenspannen met Hybern,’ zei Rhys botweg tegen de anderen, ‘bedenk dan maar eens dat het veel minder tijdrovend zou zijn om in jullie geest door te dringen en jullie mijn wil op te leggen.’
Beron was de enige die zo onverstandig was om spottend te snuiven. Eris verschoof alleen een stukje op zijn stoel om zijn moeder af te schermen.
‘En toch ben ik hier,’ ging Rhys verder zonder Beron zelfs maar een blik waardig te keuren. ‘Toch zijn we allemaal hier.’
Er viel een diepe stilte.
Toen schraapte Tarquin, die tot dan toe zwijgend had toegekeken, zijn keel.
Ik was er al op voorbereid – op de klap die ons ongetwijfeld zou verdoemen. We waren dieven die hem hadden bedrogen, we waren zogenaamd met vreedzame bedoelingen naar zijn huis gekomen en hadden hem bestolen, en we waren in hun geest binnen gedrongen om succes te garanderen.
Tarquin zei echter tegen Rhysand en mij: ‘Ondanks Varians ongeoorloofde waarschuwing…’ Een boze blik op zijn neef, die bepaald niet keek alsof hij er spijt van had. ‘…waren jullie de enigen die ons te hulp kwamen. De enigen. Toch hebben jullie er niets voor teruggevraagd. Waarom niet?’
Rhys vroeg met een stem die een tikje schor klonk: ‘Dat is toch wat vrienden voor elkaar doen?’
Een subtiel, onuitgesproken aanbod.
Tarquin bekeek hem aandachtig. Toen mij. En vervolgens de anderen. ‘Ik herroep de bloedrobijnen. Tussen ons bestaan er geen schulden meer die moeten worden vereffend.’
‘Als je maar niet denkt dat Amren die van haar teruggeeft,’ mompelde Cassian. ‘Ze is eraan gehecht geraakt.’
Ik had durven zweren dat er een lachje om Varians mond speelde.
Rhys keek echter naar Tamlin, die zijn mond dichtgeklemd hield. In zijn ogen brandde nog steeds een hels vuur. Mijn metgezel zei tegen hem: ‘Ik geloof jou. Ik geloof dat jij voor Prythian zult vechten.’
Kallias leek daar echter minder van overtuigd. Hetzelfde gold voor Helion.
Rhys liet zijn greep op Tamlins stem verslappen. Dat wist ik alleen maar doordat er een zacht gegrom uit hem kwam. Tamlin probeerde hem echter niet aan te vallen en evenmin om iets te zeggen.
‘Het is oorlog,’ kondigde Rhys aan. ‘Ik voel er niets voor om energie te verspillen aan onderling geruzie.’
De verstandigste man. Zijn zelfbeheersing, zijn woordkeus… Ze vormden samen een zorgvuldig beeld van redelijkheid en macht. Maar Rhysand… Ik wist dat hij echt meende wat hij zei. Ook al had Tamlin een aandeel gehad in de moord op zijn eigen familie en ook al had hij een aandeel gehad in de gebeurtenissen in Hybern… Voor ons thuis en voor Prythian zette Rhysand dat allemaal opzij. Een offer dat niemand zou schaden, alleen zijn eigen ziel.
Beron zei echter: ‘Jij mag hem dan wel geloven, Rhysand, maar als iemand met een territorium dat aan dat van hem grenst, laat ik me niet zo gemakkelijk overhalen.’ Een wrange blik. ‘Misschien kan mijn dolende zoon ons opheldering verschaffen. Waar is hij eigenlijk?’
Zelfs Tamlin keek nu naar ons – naar mij.
‘Hij helpt onze stad te bewaken,’ zei ik alleen maar. Dat was niet gelogen, in elk geval niet helemaal.
Eris snoof minachtend en nam Nesta van top tot teen op. Zij staarde met een onbewogen gezicht terug. ‘Jammer dat je die andere zus van je niet hebt meegebracht. Ik heb gehoord dat de metgezel van ons broertje een echte schoonheid is.’
Als ze wisten dat Elain Luciens metgezel was… Dan hadden ze weer een zwakke plek bij hem ontdekt, besefte ik vol afschuw. Dan hadden ze weer een stok om hun jongste broer mee te slaan, de broer jegens wie ze om onverklaarbare reden zo’n diepe haat koesterden. In Eris’ afspraak met ons was niets gezegd over de bescherming van Lucien. Mijn mond werd kurkdroog.
Mor antwoordde kalm: ‘Jij hoort jezelf blijkbaar nog steeds erg graag praten, Eris. Het is goed om te weten dat sommige dingen door de eeuwen heen hetzelfde blijven.’
Eris’ lippen krulden op in een lachje bij het horen van haar woorden, bij het zien van haar behoedzame poging om net te doen alsof ze elkaar in jaren niet hadden gezien. ‘Het is ook goed om te weten dat jij je na vijfhonderd jaar nog steeds als een slet kleedt.’
Het ene moment zat Azriel nog op zijn stoel.
Het volgende moment had hij met een straal blauw licht Eris’ schild doorboord en smeet hij hem, begeleid door het geluid van krakend hout, achterover.
‘Shit,’ riep Cassian. Hij stond in een oogwenk naast hen…
Maar liep tegen een blauwe muur op.
Azriel had hen tweeën ingesloten en klemde zijn verminkte handen al om Eris’ keel, maar Rhys zei: ‘Zo is het wel genoeg.’
Azriel kneep nog even en Eris spartelde wild onder hem. Niet fysiek knokken – daar was een verbod voor ingesteld, maar de kracht die de schaduwen Azriel gaven…
‘Zo is het wel genoeg, Azriel,’ zei Rhys bevelend. Misschien beschutten de schaduwen die nu om de schaduwzanger heen gleden hem wel tegen de toorn van bindende magie. De anderen maakten geen aanstalten om in te grijpen, alsof zij zich hetzelfde afvroegen.
Azriel dreef zijn knie met zijn volle gewicht in Eris’ buik en perste zonder ook maar een geluid te maken de lucht uit Eris’ lichaam. Berons vlammen beukten telkens opnieuw tegen het blauwe schild, maar het vuur ketste erop af en doofde sissend in het water. Als er al eentje ontsnapte, dan werd deze door de schaduwen aan stukken gereten.
‘Roep die uit de kluiten gewassen vleermuis van je tot de orde,’ droeg Beron Rhys op.
Rhys genoot ondanks onze afspraak met Eris met volle teugen van het schouwspel, hij had hier een aantal seconden geleden al een eind aan kunnen maken. Hij wierp me een blik toe alsof hij me dat duidelijk wilde maken. En om me uit te nodigen.
Ik stond op verbazingwekkend vaste benen op.
Ik voelde dat iedereen om me heen verstarde, voelde Tamlins vurige blik op me gericht toen ik naar de schaduwzanger toe liep in mijn glinsterende jurk die ruisend achter me aan over de vloer sleepte. Ik legde een getatoeëerde hand op de keiharde, vrijwel onzichtbare ronding van het schild en zei: ‘Kom, Azriel.’
Azriel hield op.
Eris hapte hijgend naar adem toen de verminkte handen loslieten. Azriel draaide zich naar me om…
Ik bleef als aan de grond genageld staan bij het zien van de ijzige woede op zijn gezicht.
Daarachter zag ik echter de beelden die hem voortdurend achtervolgden: de hand die Mor had weggerukt; haar huilende, ontzette gezicht toen ze tegen Rhys aan het krijsen was.
Nu zat Mor bevend op haar stoel achter ons. Bleek en bevend.
Ik stak een hand uit naar Azriel. ‘Kom naast me zitten.’
Nesta had haar stoel al verschoven en er was een extra stoel naast de mijne klaargezet.
Ik zorgde ervoor dat mijn uitgestoken hand niet trilde. En wachtte.
Azriels ogen gleden naar Eris, de zoon van de Edelheer, die happend naar lucht bij zijn voeten lag. De schaduwzanger bukte zich om iets in zijn oor te fluisteren en Eris kroop nog verder in elkaar.
Het schild was echter verdwenen. De schaduwen verdwenen in het zonlicht.
Beron sloeg toe, maar zijn vuur werd teruggedreven door een ondoordringbare barrière van mezelf. Ik hief mijn gezicht naar de Edelheer van Herfst. ‘Dit is nu al de tweede keer dat we jullie hebben verslagen. Ik zou toch denken dat jullie die vernedering nu wel zat waren.’
Helion lachte. Ik concentreerde me echter weer op Azriel, die mijn uitgestoken hand vastgreep en opstond. Zijn littekens voelden ruw aan tegen mijn huid, maar zijn huid was als van ijs. Niets dan ijs.
Mor deed haar mond open om iets tegen Azriel te zeggen, maar Cassian legde een hand op haar blote knie en schudde zijn hoofd. Ik nam de schaduwzanger mee naar de lege stoel naast die van mij en liep toen zelf naar de tafel om een glas wijn voor hem in te schenken.
Niemand zei iets toen ik hem het glas aanbood en zelf ook weer ging zitten.
‘Dit is mijn familie,’ zei ik bij het zien van de opgetrokken wenkbrauwen die me ten deel vielen omdat ik hem had bediend. Tamlin schudde vol afkeer zijn hoofd en trok eindelijk de klauw terug in zijn hand. Maar toen ik Eris’ woedende blik ontmoette, zei ik met een stem die net zo ijzig kil was als de uitdrukking op Azriels gezicht: ‘Het kan me niet schelen of we tijdens deze oorlog bondgenoten zijn. Als je mijn vriend nogmaals beledigt, zal ik hem niet opnieuw tegenhouden.’
Eris was de enige die wist hoever dat bondgenootschap ging; informatie die deze vergadering kon verpesten als een van beide partijen haar onthulde. Informatie die ervoor kon zorgen dat zijn vader hem van de aardbodem liet verdwijnen.
Mor staarde onophoudelijk naar Azriel. Die weigerde echter haar aan te kijken, weigerde ook maar iets te doen behalve Eris een dodelijke blik toewerpen.
Eris wendde wijselijk zijn gezicht af en zei: ‘Mijn verontschuldigingen, Morrigan.’
Zijn vader staarde hem met open mond aan bij het horen van die woorden. Op het gezicht van de Vrouwe van het Herfsthof verscheen echter een goedkeurende blik toen haar oudste zoon weer rustig ging zitten.
Thesan wreef over zijn slapen. ‘Dit voorspelt weinig goeds.’
Helion grijnsde vol leedvermaak naar zijn gevolg, legde zijn enkel op zijn knie en toonde die sterke, slanke bovenbenen van hem. ‘Volgens mij ben je me tien goudstukken schuldig.’
Kennelijk waren wij niet de enigen die een weddenschap hadden afgesloten. Ook al beantwoordde niemand uit Helions gezelschap zijn spottende grijns.
Helion zwaaide met een hand en de stapel papieren die Tamlin bij elkaar had verzameld, zweefde op een fantoomwind naar hem toe. Toen hij vervolgens met zijn vingers knipte, die vol littekens zaten van zwaardgevechten, verscheen er eveneens een stapel voor elke stoel in de kamer. Ook die van mij. ‘Kopieën,’ zei hij zonder op te kijken van de documenten waar hij nu doorheen bladerde.
Een handig trucje, zeker voor een man wiens rijkdom niet in goud werd uitgedrukt, maar in kennis.
Niemand maakte aanstalten om de papieren voor zich aan te raken.
Helion klakte met zijn tong. ‘Als dit allemaal inderdaad waar is,’ kondigde hij aan op een hooghartige toon die Tamlin beantwoordde met nijdig gegrom, ‘dan stel ik twee dingen voor: ten eerste dat we de voorraden faegif van Hybern verwoesten. Als ze daar zo veel verschillende wapens mee hebben gevormd, houden we het nooit lang vol. Het is het risico meer dan waard om een poging te wagen ze te verwoesten.’
Kallias trok een wenkbrauw op. ‘En hoe zie je dat dan precies voor je?’
‘Daar zorgen wij wel voor,’ bood Tarquin aan. Varian knikte instemmend. ‘Ze hebben nog wat van ons tegoed voor Adriata.’
Thesan zei: ‘Dat is echt niet nodig.’
We staarden hem allemaal met knipperende ogen aan. Zelfs Tamlin. De Edelheer van het Ochtendhof legde zijn handen gevouwen in zijn schoot. ‘Een van mijn meester-techniekers staat al een paar uur te wachten. Ik zou haar nu graag uitnodigen om hier te komen.’
Voordat iemand iets kon zeggen, dook er aan de rand van de kring een vrouwelijke Hoge Fae op. Ze boog zo snel dat ik amper meer dan een glimp opving van haar lichtbruine huid en lange, zijdezachte zwarte haar. Ze droeg kleding die vergelijkbaar was met die van Thesan, maar haar mouwen waren tot aan de elleboog opgerold en de tuniek toonde haar decolleté. En haar hand…
Ik had al een vermoeden wie ze was voordat ze weer rechtop ging staan. Haar rechterhand was van puur goud en mechanisch. Net als het oog van Lucien. Hij tikte en zoemde zacht, en trok de aandacht van elke sterveling in de kamer, maar zij keek haar Edelheer aan. Thesan glimlachte hartelijk.
Maar haar gezicht… Ik vroeg me af of Amren haar eigen gelaatstrekken had gemodelleerd op een vergelijkbare bloedlijn toen ze zich in haar Fae-lichaam opsloot: de spitse kin, de ronde wangen en de adembenemende schuine ogen. Maar in tegenstelling tot de ogen van Amren, die zilverkleurig waren, waren die van haar zwart als onyx. Ze was zich er heel duidelijk van bewust dat we verbijsterd waren over haar hand en haar komst, maar zei kalm tegen Thesan: ‘Gegroet, Edelheer.’
Thesan gebaarde naar de vrouw die met kaarsrechte rug voor de groep stond. ‘Nuan is een van mijn beste vaklieden.’
Rhys had de naam herkend en leunde nu met opgetrokken wenkbrauwen achterover in zijn stoel. Hij gebaarde met zijn kin naar Beron en Eris. ‘Jullie kennen haar wellicht als degene die jullie… dolende zoon en broer, zoals jullie hem noemen, een bruikbaar linkeroog heeft geschonken nadat Amarantha dat van hem had verwijderd.’
Nuan knikte bevestigend en bekeek Luciens familie met stijf op elkaar geperste lippen. Ze keek niet eens in Tamlins richting en hij schonk eveneens geen aandacht aan haar, ondanks het feit dat ze via hun gedeelde verleden en gemeenschappelijke vriend met elkaar verbonden waren.
‘Wat heeft dit allemaal met het faegif te maken?’ vroeg Helion ongeduldig. Thesans geliefde knarsetandde kwaad om de toon die de Edelheer van het Daghof bezigde, maar na een korte blik van Thesan ontspande de man zich.
Nuans zwarte haar gleed over een van haar schouders toen ze zich omdraaide om Helion op te nemen. Ze leek niet echt onder de indruk. ‘Daar heb ik een oplossing voor gevonden.’
Thesan wuifde met een hand. ‘We hadden geruchten opgevangen dat er in deze oorlog faegif werd gebruikt tijdens de aanval op jouw stad, Rhysand. Het leek ons verstandig om ons in de materie te verdiepen voordat het voor ons allemaal een dodelijke zwakte werd.’ Hij knikte naar Nuan. ‘Naast haar ongeëvenaarde techniekkunst is ze ook een ervaren alchemist.’
Nuan sloeg haar armen over elkaar en de zon weerkaatste op haar metalen hand. ‘Dankzij de monsters die we na de aanval op Velaris in handen hebben gekregen, is het me gelukt om een soort… tegengif te creëren.’
‘Hoe zijn jullie aan die monsters gekomen?’ wilde Cassian weten.
Er kroop een blos over Nuans wangen. ‘Ik… ik had geruchten opgevangen en ging ervan uit dat Lucien Vanserra daar wel zou verblijven na… na wat er was gebeurd.’ Ze keek nog steeds niet naar Tamlin, die somber zwijgend voor zich uit staarde. ‘Een paar dagen geleden is het me gelukt met hem in contact te komen en ik heb hem gevraagd om me een paar monsters te sturen. Dat heeft hij gedaan. Hij heeft het u niet verteld,’ zei ze haastig tegen Rhysand, ‘omdat hij u geen valse hoop wilde geven. Hij wilde het pas vertellen wanneer ik een oplossing had gevonden.’
Geen wonder dat hij zo graag in zijn eentje naar Velaris was gegaan op de dag dat hij ons hielp met ons onderzoek. Ik wierp een blik op Rhys. Blijkbaar is Lucien nog steeds een sluwe vos.
Rhys keek me niet aan, maar zijn lippen trilden even toen hij antwoordde: Blijkbaar wel, ja.
Nuan ging verder: ‘De Moeder heeft ons op deze aarde van alles voorzien wat we nodig hebben. Ik moest er dus achter zien te komen wat ze ons hier in Prythian heeft gegeven om het middel van Hybern te bestrijden dat onze krachten teniet kan doen.’
Helion verschoof ongeduldig een stukje op zijn stoel en de glinsterende, witte stof gleed over zijn gespierde borstkas.
Thesan had zijn ongeduld eveneens in de gaten en zei: ‘Nuan heeft in korte tijd een poeder ontwikkeld dat we kunnen innemen met een drankje of iets te eten. Het maakt je immuun voor het faegif. In drie van mijn steden zijn mensen al hard bezig om er zoveel mogelijk van te produceren zodat we dat kunnen verdelen over onze verenigde legers.’
Zelfs Rhys leek onder de indruk van het geheim, de onthulling. Ik kijk ervan op dat jij zelf geen grote onthulling had voor vandaag, grapte ik via de band.
Wat ben je toch een wrede, mooie Edelvrouwe, antwoordde hij liefjes met een vrolijk lichtje in zijn ogen.
Tarquin vroeg: ‘Maar hoe zit het dan met voorwerpen die van faegif zijn gemaakt? Tijdens het gevecht hadden ze kaphandschoenen die dwars door de schilden heen beukten.’ Hij gebaarde met een rukje van zijn kin naar Rhys. ‘Die hadden ze tijdens de aanval op jouw eigen stad ook.’
‘Daartegen kan alleen jullie eigen vernuft jullie beschermen,’ zei Nuan. Ze sloeg haar ogen niet neer voor Tarquins starende blik en hij schoot recht overeind, alsof hij daar verbaasd over was. ‘Het mengsel dat ik heb gemaakt, voorkomt alleen maar dat jullie en jullie krachten worden uitgeschakeld. Wel is het mogelijk dat het middel in jullie lichaam de werking ongedaan maakt als jullie met een in faegif gedoopt wapen worden verwond.’
Er viel een stilte.
Toen zei Beron: ‘En wij moeten dat… dat spul van jullie…’ een blik op Thesan en vervolgens op Nuan, ‘dus maar gewoon op goed vertrouwen innemen.’
‘Neem je het soms liever zonder krachten op tegen Hybern?’ vroeg Thesan kwaad. ‘Mijn meester-alchemisten en -techniekers zijn niet dom.’
‘Nee,’ zei Beron met een diepe rimpel in zijn voorhoofd, ‘maar waar komt zij vandaan? Wie ben jij?’ De laatste vraag was aan Nuan gericht.
‘Ik ben de dochter van twee Hoge Fae uit Xian die hiernaartoe zijn gekomen om hun kinderen een beter leven te kunnen geven, als u het per se wilt weten,’ antwoordde Nuan stijfjes.
Helion vroeg aan Beron: ‘Wat heeft dat er nu weer mee te maken?’
Beron haalde zijn schouders op. ‘Als haar familie uit Xian komt – een regio die aan de kant van de Loyalisten heeft meegevochten, mocht je dat soms zijn vergeten – wiens belangen dient zij dan eigenlijk?’
Helion staarde hem met zijn amberkleurige ogen fel aan.
Thesan kwam tussenbeide. ‘Mag ik je er even aan herinneren dat mijn eigen moeder uit Xian komt, Beron? Evenals een groot deel van mijn hof. Let dus op je woorden.’
Voordat Beron sissend iets terug kon snauwen, zei Nuan met opgeheven kin tegen de Edelheer van Herfst: ‘Ik ben een kind van Prythian. Ik ben hier op dit land geboren, net als uw zonen.’
Berons gezicht stond op onweer. ‘Matig jij die toon van jou eens, meid.’
‘Ze hoeft helemaal niets te matigen,’ beet ik hem toe. ‘Zeker niet zolang jij haar respectloos behandelt.’ Ik keek de alchemist aan. ‘Ik zal jouw tegengif graag gebruiken.’
Beron draaide met zijn ogen.
Eris zei echter: ‘Vader.’
Beron trok een wenkbrauw op. ‘Had jij soms ook wat te zeggen?’
Eris vertrok geen spier, maar koos zijn woorden uiterst voorzichtig. ‘Ik heb gezien wat faegif doet.’ Hij knikte naar mij. ‘Het maakt het ons echt onmogelijk om onze kracht te gebruiken. Als het tegen ons wordt ingezet tijdens de oorlog of daarna…’
‘Dat zien we dan wel weer. Ik weiger mijn volk of mijn familie in gevaar te brengen om een theorie te testen.’
‘Het is geen theorie,’ zei Nuan, die haar mechanische hand nu tikkend en zoemend tot een vuist balde. ‘Als de werking van het tegengif niet was bewezen, zou ik hier niet staan.’
Een trotse, hardwerkende vrouw.
Eris zei: ‘Ik ben bereid het in te nemen.’
Zo… schappelijk had ik hem nog niet eerder meegemaakt. Zelfs Mor reageerde verbaasd.
Beron staarde zijn zoon zo onderzoekend aan dat ik me heel even afvroeg of Eris een goed karakter had kunnen ontwikkelen als hij een andere vader had gehad. En of dat goede karakter nog steeds diep binnen in hem zat, onder de eeuwenoude lagen vergif.
Eris… Hoe was het voor hem Onder de Berg geweest? Welke spelletjes had hij daar gespeeld, wat had hij daar moeten doorstaan? Hij had negenenveertig jaar lang gevangengezeten. Ik vermoedde dat hij niet het risico zou nemen dat dit nog een keer gebeurde. Ook al stond hij daardoor lijnrecht tegenover zijn vader – of misschien juist wel daarom.
Beron zei slechts: ‘Nee, daar komt niets van in. Ook al weet ik zeker dat jouw broers dat heel jammer zullen vinden.’
De anderen leken inderdaad een beetje teleurgesteld dat de eerste barrière op hun weg naar de troon zijn leven niet mocht riskeren door Nuans tegengif te testen.
Rhys zei alleen maar: ‘Dan nemen jullie het maar niet. Mijn hele hof zal het middel wel slikken, evenals mijn legers.’ Hij schonk Nuan een dankbaar knikje.
Thesan knikte eveneens naar Nuan om haar te bedanken en haar weg te sturen, dus maakte de meester-technieker opnieuw een buiging, waarna ze vertrok.
‘Jij hebt tenminste legers om het middel aan te geven,’ merkte Tamlin nu kalm op, waarmee hij zijn broeierige stilte verbrak. Hij glimlachte naar mij. ‘Maar misschien was dat al die tijd al het plan. Om mijn legermacht onschadelijk te maken toen die van jou binnendrong. Of wilde je mijn volk alleen maar zien lijden?’
Bij mijn rechterslaap diende zich een kloppende hoofdpijn aan.
Zijn klauwen kwamen weer tevoorschijn uit zijn knokkels. ‘Je wist ongetwijfeld dat mijn volk hulpeloos zou zijn overgeleverd aan Hybern toen je mijn leger tegen me opzette.’
Ik zei niets, maar verdreef de beelden uit mijn gedachten.
‘Je hebt er alles aan gedaan om mijn hof te laten vallen,’ zei Tamlin onheilspellend zacht. ‘En dat is ook gebeurd. En de dorpen die je zo graag wilde helpen herbouwen? Die zijn volledig in de as gelegd.’
Ook dat beeld sloot ik buiten. Hij had gezegd dat ze onaangeroerd zouden blijven, dat Hybern dat had belóófd…
‘Terwijl jullie een antigif brouwden en jezelf als redders in nood opwierpen, ben ik bezig geweest om mijn legertroepen weer op te bouwen, om hun vertrouwen terug te winnen en ze op de oude sterkte te krijgen. En om mijn mensen in het oosten te verzamelen, waar Hybern nog niet heeft toegeslagen.’
Nesta zei droog: ‘Jij wilt het antigif dus niet hebben.’
Tamlin schonk geen aandacht aan haar, maar zijn klauwen boorden zich diep in de armleuning van zijn stoel. Ik geloofde hem echter. Ik geloofde wel dat hij zoveel mogelijk van zijn mensen naar het oosten van zijn territorium had verplaatst. Hij had lang voordat ik naar huis terugkeerde al tegen me gezegd dat hij dat zou doen.
Thesan schraapte zijn keel en zei tegen Helion: ‘Je zei dat je op basis van de informatie die je hebt geanalyseerd twéé suggesties had.’
Helion haalde zijn schouders op en het zonlicht viel op de gouden borduursels op zijn tuniek. ‘Dat klopt, hoewel Tamlin me eigenlijk al voor is geweest. Het Lentehof moet worden geëvacueerd.’ Zijn amberkleurige ogen gleden heen en weer tussen Tarquin en Beron. ‘Ik weet zeker dat Tamlins noordelijke buren hen met alle liefde zullen ontvangen.’
Rond Berons lippen speelde een verachtelijk glimlachje. ‘Daar hebben wij de middelen helemaal niet voor.’
‘Nee,’ zei Viviane, ‘want iedereen heeft het natuurlijk veel te druk met het poetsen van alle edelstenen in die schatkamer van jou.’
Beron wierp haar zo’n woedende blik toe dat Kallias verstrakte. ‘De echtgenotes zijn puur uit beleefdheid uitgenodigd, niet als adviseur.’
Uit Vivianes saffierblauwe ogen schoten vonken, alsof ze door de bliksem was getroffen. ‘Als deze oorlog slecht afloopt, krijgen wij het net zo zwaar te verduren als jullie, dus volgens mij hebben we verdomme wel degelijk het recht om ons zegje te doen.’
‘Hybern zal veel ergere dingen met jullie doen dan jullie vermoorden,’ antwoordde Beron koeltjes. ‘Zeker met zo’n knap, jong ding als jij.’
Kallias’ gegrom, dat vergezeld ging van dat van Mor, veroorzaakte rimpelingen op het water van de vijver.
Beron glimlachte even. ‘Bij de vorige oorlog waren er maar drie van ons aanwezig.’ Een knikje naar Rhys en Helion, wiens gezicht betrok. ‘Niemand zal gemakkelijk vergeten wat Hybern en de Loyalisten de gevangengenomen vrouwen toen in hun oorlogskampen hebben aangedaan. Of wat ze deden met de vrouwelijke Hoge Fae die voor de mensen hadden gevochten of familieleden hadden die dit deden.’ Hij legde een zware hand op de veel te dunne arm van zijn vrouw. ‘Haar twee zussen hebben ervoor gezorgd dat zij de tijd had om te vluchten toen de troepen van Hybern hun land binnen vielen. De twee dames hebben dat oorlogskamp zelf nooit meer verlaten.’
Helion sloeg Beron met een verwijtende blik gade.
De Vrouwe van het Herfsthof tuurde naar de vijver. Alle kleur was uit haar gezicht wegetrokken. Dagdan en Brannagh doken in mijn gedachten op, evenals de lijken van de mensen. De herinnering aan wat zij hun voor en na hun dood hadden aangedaan.
‘Wij zullen jouw volk opnemen,’ zei Tarquin zacht tegen Tamlin. ‘Ondanks jouw samenwerking met Hybern… want jouw volk is onschuldig. Er is meer dan genoeg ruimte in mijn territorium. Als het moet, nemen we iedereen op.’
Tamlin knikte kort als enig teken van erkenning en dankbaarheid.
Beron zei: ‘De Seizoenshoven mogen dus dienen als knekelhuizen en hotels, terwijl de Zonnehoven hier in het noorden ongerept blijven?’
‘Hybern concentreert zijn aanvallen op de zuidelijke helft,’ zei Rhys. ‘Om dicht bij de muur te zijn en bij het land van de stervelingen.’
Nesta en ik wisselden een blik met elkaar.
Rhys ging verder: ‘Waarom zou je al die moeite doen om je door de noordelijke klimaten te worstelen en door de elfidengebieden op het continent te trekken als je ook het zuiden kunt opeisen en daarvandaan rechtstreeks naar het land van de stervelingen op het continent kunt gaan?’
Thesan vroeg: ‘Jij gelooft dus dat de menselijke legers zich aan Hybern zullen onderwerpen?’
‘Hun koninginnen hebben ons verraden,’ zei Nesta. Ze hief haar kin op, beheerst zoals het een gezant betaamde. ‘In ruil voor onsterfelijkheid zullen de mensenkoninginnen Hybern toelaten om al het verzet te breken. Misschien geven ze hem zelfs wel de leiding over hun legers.’ Nesta keek van mij naar Rhys. ‘Waar moeten de mensen op ons eiland naartoe? We kunnen hen niet evacueren naar het continent en zolang de muur intact is…. De meesten nemen waarschijnlijk sowieso liever het risico om te wachten dan dat ze over de muur klimmen.’
‘Het lot van de mensen ten zuiden van de muur is niet onze verantwoordelijkheid,’ merkte Beron nu op. ‘Zeker niet op een stukje land zonder koningin en zonder leger.’
‘Het is wel mijn verantwoordelijkheid,’ zei ik, en de stem die klonk, was niet die van Feyre de jager of Feyre Vloekverbreker, maar van Feyre de Edelvrouwe.
‘Dan zet je maar lekker het leven van je eigen soldaten op het spel om hen te verdedigen,’ zei Beron. ‘Ik weiger mijn troepen te sturen om die slaven te beschermen.’
Mijn bloed kookte en ik haalde diep adem om af te koelen, om de magie te verkoelen die bij de belediging opborrelde. Het haalde niets uit. Als het echt onmogelijk was om hen zover te krijgen dat ze een bondgenootschap vormden tegen Hybern…
‘Lafaard,’ beet ik de Edelheer van Herfst toe. Zelfs Rhys verstijfde.
Beron zei alleen maar: ‘Dat kan ik van jou ook zeggen.’
Mijn maag keerde zich om. ‘Ik hoef geen verantwoording aan jou af te leggen.’
‘Nee, maar misschien wel aan de familie van dat meisje. Of wacht, die zijn ook allemaal dood, hè? Afgeslacht en verbrand in hun eigen bed. Grappig dat jij nu de mensen wilt verdedigen die je maar wat graag hebt opgeofferd om jezelf te redden.’
Mijn handen werden warm, alsof er twee zonnen onder gloeiden en ronddraaiden. Rustig blijven, zei Rhys liefjes. Hij is nu eenmaal een chagrijnige ouwe hufter.
Ik kon zijn woorden echter nauwelijks verstaan door de wirwar van beelden: Clares verminkte lichaam dat aan de muur was gespijkerd; de asresten van het huis van de Beddors die als flarden schaduw op de sneeuw rustten; de glimlach van de Attor toen hij me tussen de stenen muren Onder de Berg door sleurde…
‘Zoals mijn vrouwe net al zei,’ merkte Rhys lijzig op, ‘hoeft ze geen verantwoording aan jou af te leggen.’
Beron leunde achterover in zijn stoel. ‘Dan hoef ik mijn beweegredenen dus ook niet uit te leggen.’
Rhys trok een wenkbrauw op. ‘Als we jouw overweldigende gulheid even achterwege laten, dan blijft de vraag: sluit jij je aan bij onze troepen?’
‘Daar heb ik nog geen besluit over genomen.’
Eris waagde het zijn vader een blik toe te werpen die bijna verwijtend was. Ik kon niet zeggen of dit voortvloeide uit oprechte bezorgdheid of uit angst voor wat de weigering zou kunnen betekenen voor ons eigen geheime bondgenootschap.
‘Het kost tijd om een leger bij elkaar te krijgen,’ zei Cassian. ‘Je kunt niet op je luie reet blijven zitten. Je moet je soldaten nú bij elkaar roepen.’
Beron reageerde spottend: ‘Ik neem geen bevelen aan van de bastaard van een lagere elfidenhoer.’
Mijn hart bonsde zo wild dat ik het overal in mijn lichaam voelde, in mijn armen, in mijn buik.
Dat was echter nog niets vergeleken bij de razernij die op Cassians gezicht stond, of de ijzige woede op dat van Azriel en Rhys. En bij de walging op dat van Mor.
‘Die bastaard zou anders best wel eens de enige kunnen zijn die straks tussen Hyberns legermacht en uw volk staat,’ zei Nesta koel, ook al spuwden haar ogen vuur.
Ze keek niet eens naar Cassian toen ze dit zei. Maar hij staarde naar haar alsof hij haar nog nooit eerder had gezien.
Deze discussie was zinloos. Het liet me volkomen koud wie ze waren of wie ik was, en ik zei tegen Beron: ‘Als je niet wilt helpen, ga dan weg.’
Eris was slim genoeg om nu daadwerkelijk bezorgd te kijken, maar Beron negeerde de indringende blik van zijn zoon nog steeds en siste tegen mij: ‘Besef jij wel dat een groot deel van ons volk opgesloten zat onder die berg, terwijl jouw metgezel Amarantha’s bed warm hield?’
Ik verwaardigde me niet eens om daar antwoord op te geven.
‘Besef jij wel dat de meesten van ons vochten om te voorkomen dat onze familie ’s avonds voor amusement moest zorgen, terwijl hij met zijn hoofd tussen haar benen lag?’
Ik deed mijn best om de beelden te verjagen. De blinde woede over wat hem was aangedaan, wat hij had gedaan om Amarantha af te leiden – de geheimen die hij nog steeds voor zich hield, of hij dat nu uit schaamte deed of uit onwil om ze te delen, iets wat ik nog steeds niet wist. Cassian zat bevend twee stoelen bij me vandaan en kon zich maar net in bedwang houden. Rhys zei niets.
Tarquin mompelde: ‘Zo is het wel genoeg, Beron.’
Tarquin, die had geraden wat Rhysand had opgeofferd, wat zijn beweegredenen waren.
Beron negeerde hem. ‘En nu wil Rhysand dus de held uithangen. Amarantha’s hoer wordt de Vernietiger van Hybern. Maar als het fout gaat…’ Een wrede, gevoelloze grijns. ‘Gaat hij dan voor Hybern op zijn knieën? Of spreidt hij simpelweg zijn…’
Ik hoorde zijn woorden niet meer. Ik hoorde helemaal niets meer, alleen mijn eigen hart, mijn eigen ademhaling.
Er schoot een vuurbal uit mijn lijf.
Een woeste, withete vuurbal die als een speer op Beron afvloog.