47
Ons bondgenootschap kende geen goede start.
Hoewel we na afloop nog ruim twee uur met elkaar bleven praten… gingen het gebekvecht en de verwijten over en weer gewoon door. In Tamlins aanwezigheid wilde niemand vertellen hoeveel manschappen ze hadden, over welke wapens ze beschikten, wat hun zwakke plekken waren.
Toen de middag overging in de avond, schoof Thesan zijn stoel naar achteren. ‘Jullie kunnen vannacht allemaal hier blijven slapen en dit gesprek morgenochtend voortzetten – tenzij jullie de nacht liever thuis doorbrengen, natuurlijk.’
Wij blijven, zei Rhysand. Ik wil sommigen van de anderen even alleen spreken.
Blijkbaar dachten de anderen er hetzelfde over, want iedereen besloot te blijven.
Zelfs Tamlin.
We werden naar de kamers gebracht die voor ons in gereedheid waren gebracht. De zonnesteen kleurde donkergoud in het licht van de namiddagzon. Tamlin werd als eerste meegenomen, door Thesan zelf en een bevende bediende. Hij had er wijselijk voor gekozen om Rhys of mij niet aan te vallen tijdens de discussie, maar zijn weigering om onze aanwezigheid zelfs maar te erkennen was niet onopgemerkt gebleven. Ook toen hij met kaarsrechte rug en nijdige voetstappen vertrok, zei hij geen woord. Mooi zo.
Na hem werd Tarquin mee de kamer uit genomen, gevolgd door Helion. Uiteindelijk bleven alleen Kallias’ gezelschap en dat van ons over.
Rhys stond op van zijn stoel en streek met een hand door zijn haar. ‘Nou, dat ging goed. Volgens mij heeft niemand van ons de weddenschap gewonnen over wie er zou beginnen met vechten.’
Azriel staarde met een strak gezicht naar de vloer. ‘Sorry.’ Het woord klonk emotieloos, afstandelijk.
Na zijn woeste aanval had hij niets meer gezegd en zich amper nog verroerd. Mor had nog een halfuur trillend op haar stoel gezeten.
‘Hij vroeg erom,’ zei Viviane. ‘Eris is een klootzak.’
Kallias draaide zich met opgetrokken wenkbrauwen om naar zijn metgezel.
‘Wat is er?’ Ze legde een hand op haar borst. ‘Het is toch zo?’
‘Dat kan wel zo zijn,’ zei Kallias met koele humor, ‘maar het is nog altijd niet duidelijk of Beron met ons zal meevechten.’
‘Als alle anderen zich aansluiten bij het bondgenootschap, zal Beron dat ook doen,’ zei Mor hees. Dat waren haar eerste woorden in lange tijd. ‘Hij is te slim om de kant van Hybern te kiezen en het risico te nemen dat hij verliest. En ik weet zeker dat hij onmiddellijk van kant zal wisselen als het slecht gaat.’
Rhys knikte, maar keek naar Kallias. ‘Hoeveel manschappen heb jij tot je beschikking?’
‘Niet genoeg. Amarantha heeft haar werk goed gedaan.’ Opnieuw golfde dat schuldgevoel langs de band naar me toe. ‘We hebben het leger dat Viv heeft aangevoerd en verborgen heeft gehouden, maar dat is het wel zo’n beetje. En jij?’
Rhys toonde nog geen glimp van de spanning die zich in me ophoopte alsof deze van mezelf was. ‘We hebben een redelijk grote legermacht. Voornamelijk Illyrische legioenen. Plus een paar duizend manschappen van het Duisternislegioen. Maar we hebben iedere soldaat nodig die kan lopen.’
Viviane liep naar Mor, die nog steeds een heel bleek gezicht had, en legde haar handen op de schouders van haar vriendin. ‘Ik heb altijd al geweten dat we op een dag zij aan zij zouden vechten.’
Mor hief moeizaam haar bruine ogen . Ze keek echter naar Kallias, die zo te zien zijn best deed om niet zorgelijk te kijken. Mor schonk de Edelheer een blik die zoveel leek te zeggen als: Ik pas wel op haar. Toen glimlachte ze naar Viviane. ‘Je zou bijna medelijden krijgen met Hybern.’
‘Bijna.’ Viviane grijnsde ondeugend. ‘Maar niet helemaal.’
We werden naar een suite gebracht die was gebouwd rond een luxe zitruimte en privé-eetkamer. Alles was uit zonnesteen gehouwen en gehuld in stoffen met de kleuren van verschillende edelstenen; op de dikke vloerkleden lagen groepjes grote kussens en boven dit alles hingen sierlijke goudkleurige kooien met vogels in allerlei vormen en maten. Toen we door Thesans huis liepen, had ik in de ontelbare binnenhofjes en tuinen pauwen zien paraderen of in de schaduw van potten met vijgenbomen zien luieren.
‘Hoe heeft Thesan kunnen voorkomen dat Amarantha dit alles verwoestte?’ vroeg ik aan Rhys terwijl we de zitruimte verkenden, die uitkeek op het heiige landschap diep onder ons.
‘Dit is zijn privéwoning.’ Rhys stopte zijn vleugels weg en vlijde zich op een stapel smaragdgroene kussens bij de open haard, die duidelijk niet in gebruik was. ‘Waarschijnlijk heeft hij deze plek net zo met schilden afgeschermd als Kallias en ik dat met die van ons hebben gedaan.’
Ik twijfelde er geen moment aan dat deze beslissing nog eeuwenlang zwaar op hen zou drukken.
Ik keek naar Azriel, die op dat moment tegen de muur naast het raam leunde. Dat reikte van vloer tot plafond, omringd door fladderende schaduwen. Zelfs de vogels in de kooien vlak bij hem zwegen.
Ik vroeg via de band: Gaat het wel goed met hem?
Rhys vouwde zijn handen achter zijn hoofd, maar zijn mond verstrakte. Waarschijnlijk niet, maar als we proberen er met hem over te praten, maken we het alleen maar erger.
Mor lag languit op een bank, met een bezorgd oog op Azriel gericht. Cassian zat naast haar, met haar voeten op zijn schoot. Hij was zo gaan zitten dat hij het dichtst bij Azriel was, pal tussen hen in. Alsof hij hen uit elkaar zou houden als dat nodig was.
Je hebt het keurig aangepakt, voegde Rhys eraan toe. Alles.
Ondanks mijn woede-uitbarsting?
Juist vanwége je woede-uitbarsting.
Ik keek hem aan, voelde de emoties die inwendig rondwervelden en nam plaats op een stoel in de buurt van de stapel kussens van mijn metgezel. Ik wist dat je machtig was. Wat ik me niet realiseerde was dat je een enorm voordeel had ten opzichte van de anderen.
Rhys’ oogleden trilden even, ook al wierp hij me een klein lachje toe. Ik weet niet eens of Beron het vóór vandaag al wist. Misschien vermoedde hij het wel, maar… Hij zal nu wel spijt hebben dat hij geen manier had bedacht om me in de wieg al te doden.
Er trok een koude rilling langs mijn ruggengraat. Hij weet dat Elain Luciens metgezel is. Als hij ook maar iets uithaalt om haar kwaad te doen of te doden, is hij er geweest.
Er gleed een onverzettelijke wilskracht over de sterren in zijn ogen. Als hij dat doet, maak ik hem zelf af. Of ik houd hem gevangen tot jij dat doet. Ik denk dat ik dat heel graag zou willen zien.
Dat zal ik onthouden voor jouw volgende verjaardag. Ik trommelde met mijn vingers op de glanzend geboende houten armleuning van de stoel, die zo glad was als glas. Geloof jij Tamlins bewering dat hij al die tijd voor onze kant heeft gevochten?
Ja. Een korte stilte op de band. En wellicht hebben we hem wel een slechte dienst bewezen door de mogelijkheid niet eens te overwegen. Misschien ben ik hem zelfs wel gaan zien als een of andere wrede krijger.
Ik was moe – moe tot op het bot, zelfs mijn ademhaling ging moeizaam. Verandert er daardoor iets?
In bepaalde opzichten wel. Maar in andere… Rhys keek me onderzoekend aan. Nee. Nee, niet echt.
Ik besefte dat ik me volledig had laten opslokken door de band en knipperde met mijn ogen, maar kwam tot de ontdekking dat Azriel nog steeds bij het raam stond en dat Cassian nu Mors voeten masseerde. Nesta was zonder iets te zeggen naar haar kamer gegaan en was daar gebleven. Ik vroeg me af of Berons beslissing om ondanks wat ze had gezegd toch te vertrekken haar… van haar stuk had gebracht.
Ik stond op en streek de plooien van mijn glinsterende jurk glad. Ik ga even bij Nesta kijken en met haar praten.
Rhys nestelde zich nog wat dieper in zijn bed van kussens en legde zijn hoofd op zijn handen. Ze heeft het er vandaag goed van afgebracht.
Ik liep door de kamer, trots vanwege zijn lovende woorden. Toen ik bij de boogpoort naar de hal aankwam, werd er opeens op de deur geklopt die uitkwam om de zonnige gang. Ik bleef abrupt staan en de dunne stroken van mijn jurk zwiepten vlammend als een lichtblauw vuur in het goudkleurige licht heen en weer.
‘Niet opendoen,’ zei Mor waarschuwend vanaf de bank. ‘Niet opendoen, ook al is er een schild opgetrokken.’
Rhys stond in een vloeiende beweging op. ‘Verstandig,’ zei hij, terwijl hij langs me naar de voordeur sloop, ‘maar onnodig.’ Hij deed de deur open en daar stond Helion – alleen.
Helion leunde met een hand tegen de deurpost en grijnsde. ‘Wat heb jij gedaan om Thesan zover te krijgen dat hij jou het mooiste uitzicht gaf?’
‘Ik denk dat hij mijn vrienden mooier vindt dan die van jou.’
‘Volgens mij heeft hij een vleugelfetisj.’
Rhys lachte en opende de deur iets verder om hem binnen te laten. ‘Je beheerst de rol van arrogante opschepper trouwens tot in de puntjes. Fantastisch gedaan.’
Helions gewaad zwaaide ruisend heen en weer bij elke sierlijke stap die hij zette, en gleed over zijn gespierde bovenbenen. Hij zag mij bij de ronde tafel midden in de hal staan en boog diep.
‘Mijn verontschuldigingen voor mijn hufterige gedrag,’ zei hij tegen me. ‘Een oude gewoonte.’
Toen zag ik het: de vrolijkheid en vreugde in zijn amberkleurige ogen. De lichte luchthartigheid die me deed gloeien wanneer ik me overgaf aan puur genot. Helion keek fronsend naar Rhys. ‘Jij was vandaag daarentegen juist onnatuurlijk vriendelijk. Ik had durven wedden dat Beron voor het eind van de dag morsdood zou zijn en was dus diep geschokt toen hij levend vertrok.’
‘Mijn metgezel merkte op dat het in ons voordeel zou werken als we ons vandaag toonden zoals we werkelijk zijn.’
‘O, nou kom ik natuurlijk over alsof ik net zo erg ben als Beron.’ Hij beende met een knipoog langs me heen de zitkamer in en grijnsde naar Azriel. ‘De aanblik van Eris die ongenadig van jou op zijn flikker kreeg, wordt trouwens mijn nieuwe nachtelijke fantasie.’
Azriel nam niet eens de moeite om over zijn schouder naar de Edelheer te kijken. Cassian snoof echter spottend. ‘Ik vroeg me al af wanneer het geflirt zou beginnen.’
Helion liet zich op de bank tegenover Cassian en Mor vallen. Hij had de stralende kroon ergens gedumpt, maar droeg de armband met de opgeheven slang erop nog wel. ‘Het is inmiddels minstens… vier eeuwen geleden en jullie drie hebben mijn aanbod nog steeds niet aangenomen.’
Mor hield haar hoofd scheef. ‘Helaas vind ik er niets aan om te moeten delen.’
‘Dat weet je pas als je het hebt geprobeerd,’ zei Helion poeslief.
Zij drieën in één bed… met hém? Ik zat waarschijnlijk verdwaasd met mijn ogen te knipperen, want Rhys zei tegen me: Helion valt zowel op mannen als vrouwen. Meestal samen in zijn bed. En hij zit al eeuwenlang achter dat drietal aan.
Ik dacht na over Helions knappe uiterlijk en dat van de anderen… Waarom hebben ze in vredesnaam geen ja gezegd?
Rhys lachte zo luid dat ze hem allemaal met opgetrokken wenkbrauwen aankeken.
Mijn metgezel kwam achter me staan, wikkelde zijn armen om mijn middel en drukte een kus tegen mijn hals. Zou jij het leuk vinden om er iemand bij te hebben in ons bed, mijn liefste Feyre?
Mijn huid trok strak over mijn botten bij het horen van zijn stem, zijn voorstel. Jij bent echt onverbeterlijk.
Volgens mij zou jij het best fijn vinden om door twee mannen tegelijk te worden aanbeden.
Mijn tenen kromden zich.
Mor schraapte haar keel. ‘Wat jullie ook van geest tot geest zeggen, deel het ook met ons of ga anders naar een andere kamer, zodat wij niet in jullie geur hoeven te zitten.’
Ik stak mijn tong uit. Rhys lachte weer, kuste me nogmaals in mijn hals en zei: ‘Het spijt me dat ik je heb beledigd, lieve teergevoelige nicht.’
Ik wrong me los uit zijn omhelzing, uit de aanraking die me nog steeds zo deed duizelen dat zelfs de eenvoudigste gedachten me moeite kostten, en nam plaats op een stoel naast de bank waarop Mor en Cassian zaten.
Cassian zei tegen Helion: ‘Staan jouw legertroepen paraat?’
Helions vrolijkheid ebde weg en maakte plaats voor dat kille, berekenende uiterlijk. ‘Ja. Ze zullen zich in de Myrmidons bij die van jullie voegen.’
De bergketen die we bij de grens deelden. Eerder had hij geweigerd dergelijke informatie prijs te geven.
‘Mooi,’ zei Cassian, terwijl hij over de bovenkant van Mors voet wreef. ‘Dan trekken we daarvandaan zuidwaarts.’
‘Waar zetten jullie dan jullie definitieve kamp op?’ vroeg Mor, die haar voet nu uit Cassians handen trok en allebei haar benen onder zich vouwde. Helion volgde met zijn ogen de welving van haar blote been en keek haar met enigszins glazige blik in zijn amberkleurige ogen aan.
Mor ontweek de hitsige blik niet. Het was alsof een scherp bewustzijn zich meester van haar maakte, alsof elke zenuw in haar lijf werd gewekt. Ik durfde niet naar Azriel te kijken.
Er waren ongetwijfeld talloze schilden rond de ruimte geplaatst, voor elke kier en opening waarachter zich spionerende ogen en oren zouden kunnen bevinden, want Cassian zei: ‘We sluiten ons aan bij Thesans legermacht en richten ons oorlogskamp in bij Kallias’ zuidwestgrens, vlak bij het Zomerhof.’
Helion maakte zijn blik net lang genoeg los van Mor om aan Rhys te vragen: ‘Die mooie Tarquin en jij hadden vandaag een bijzonder momentje. Geloof je echt dat hij erbij zal komen?’
‘Als je in bed bedoeld, luidt het antwoord absoluut niet,’ zei Rhys met een wrange glimlach vanaf de stapel kussens, waar hij zich weer op had uitgestrekt. ‘Maar als je deze oorlog bedoelt… Ja, ik denk echt dat hij van plan is om te vechten. Beron daarentegen…’
‘Hybern concentreert al zijn aandacht op het zuiden,’ zei Helion. ‘En ongeacht wat jij denkt dat Tamlin allemaal uitspookt, is het Lentehof nu grotendeels bezet. Beron beseft ongetwijfeld dat zijn hof een slagveld zal worden als hij zich niet bij ons aansluit om naar het zuiden te trekken, zeker als Zomer ook met ons meedoet.’
Dat hield in dat het Lentehof en het land van de stervelingen het wat gevechten betreft het zwaarst te verduren zouden krijgen.
‘Maar is Beron wel voor rede vatbaar?’ merkte Mor peinzend op.
Helion tikte met een vinger op de gebogen armleuning van zijn bank. ‘Tijdens de Oorlog heeft Beron spelletjes gespeeld en dat is hem duur komen te staan. Heel duur. Zijn volk zal zich die keuzes en verliezen nog goed herinneren. Zijn eigen vrouw herinnert het zich verdomme nog als de dag van gisteren.’
Helion had tijdens de vergadering herhaaldelijk naar de Vrouwe van het Herfsthof gekeken. Ik vroeg voorzichtig en achteloos: ‘Wat bedoel je daarmee?’
Mor schudde haar hoofd – niet om wat ik had gezegd, maar om wat er toen was gebeurd.
Helion richtte zijn aandacht nu volledig op mij. Ik moest me inspannen om niet in elkaar te krimpen onder het gewicht van die indringende blik, de broeierige intensiteit ervan. Het gespierde lichaam was slechts een masker dat de doortrapte geest daarachter verborg. Ik vroeg me af of Rhys dat bij hem had opgemerkt.
Helion legde de enkel van zijn ene been op de knie van het andere. ‘De twee zussen van de Vrouwe van het Herfsthof zijn tijdens de Oorlog inderdaad…’ Hij zocht naar de juiste omschrijving. ‘Als beesten afgeslacht. Gemarteld en vervolgens als beesten afgeslacht.’
Ik sloot me af voor Nesta’s gekrijs en Elains gesnik toen ze naar de Ketel werd gesleurd.
Luciens tantes. Gestorven voordat hij zelfs maar was geboren. Had zijn moeder hem dit verhaal ooit verteld?
Rhys legde uit: ‘Tegen die tijd hadden Hyberns legertroepen ons land al overspoeld.’
Helions kaak verstrakte. ‘De Vrouwe van het Herfsthof werd naar haar zussen gestuurd en haar jongste kinderen naar andere familieleden. Om de bloedlijn te verspreiden.’ Hij streek met een hand door zijn zwarte haar. ‘Hybern viel hun landgoed aan. Haar zussen zorgden ervoor dat zij tijd had om te vluchten. Niet omdat ze met Beron was getrouwd, maar omdat ze van elkaar hielden. Heel veel. Ze wilde blijven, maar zij haalden haar over om te vertrekken. Dus dat deed ze: ze sloeg op de vlucht. Maar de beesten van Hybern waren sneller. Sterker. Ze dreven haar bij een ravijn in het nauw en ze werd op een richel omcirkeld door de beesten die bij haar voeten naar haar hapten.’
Hij zweeg een hele tijd.
Te veel details. Hij wist te veel details.
Ik vroeg zacht: ‘Jij hebt haar gered. Jij hebt haar gevonden, hè?’
Het was alsof er een kroontje van licht boven dat dikke, zwarte haar van hem flakkerde. ‘Ja.’
Er lag zo veel nadruk op dat ene woord, er lag zo veel woede in en nog iets anders, dat ik de Edelheer van het Daghof aandachtig bekeek.
‘Wat is er precies gebeurd?’
Helion staarde me aan. ‘Ik heb de beesten met mijn blote handen aan stukken gescheurd.’
Er kroop een kille huivering langs mijn ruggengraat omlaag. ‘Waarom?’
Hij had op honderden manieren een eind aan de situatie kunnen maken. Eenvoudiger manieren. Schonere manieren.
Het beeld van Rhys’ bebloede handen na de aanval van de Raven schoot door mijn hoofd.
Helion verroerde geen spier. ‘Ze was nog heel jong, ook al was ze al twintig jaar met die fantastische man van haar getrouwd. Een gearrangeerd huwelijk toen ze twintig was, nog veel te jong om te trouwen.’
De woorden klonken kortaf. Twintig – zo jong al. Bijna net zo jong als Mor was geweest toen haar familie haar met Eris wilde laten trouwen.
‘Nou en?’ Een gevaarlijke, uitdagende vraag.
Zijn ogen begonnen woest te gloeien, fel als zonnen.
Mor was echter degene die koeltjes zei: ‘Ik heb ooit een gerucht opgevangen dat ze een tijdje heeft gewacht voordat ze met het huwelijk instemde, Helion. Dat ze wachtte op een zeker iemand die haar een jaar eerder bij toeval was tegengekomen op het bal tijdens een nachtevening.’
Ik moest me inhouden om niet met mijn ogen te knipperen, om mijn groeiende nieuwsgierigheid niet te laten merken.
Het vuur veranderde in gloeiende asresten en Helion wierp Mor een flauw lachje toe. ‘Interessant. Ik heb gehoord dat haar familie nauwe banden wilde hebben met een machtige partij en dat ze zonder inspraak aan Beron werd verkocht.’
Verkocht. Mor sperde verontwaardigd haar neusvleugels. Cassian streelde met een hand over haar haren. Azriel draaide zich niet eens om op zijn plek bij het raam, ook al had ik durven zweren dat hij zijn vleugels nog iets strakker opvouwde.
‘Jammer dat het allemaal maar geruchten zijn,’ merkte Rhys luchtig op, ‘en dat niemand ze kan bevestigen.’
Helion speelde met de gouden band om zijn gesierde bovenarm en draaide de slang naar het midden van zijn biceps. In mijn voorhoofd verscheen echter een diepe rimpel. ‘Weet Beron dat jij zijn vrouw in de Oorlog hebt gered?’ Hij had er tijdens de vergadering niets over gezegd.
Helion lachte duister. ‘Bij de Ketel, nee zeg.’ Er klonk zo veel wrange, veelzeggende humor in door dat ik rechtop ging zitten.
‘Heb je… een affaire met haar gehad nadat je haar had gered?’
Helions vrolijkheid nam toe en hij hield zogenaamd waarschuwend een vinger tegen zijn lippen. ‘Voorzichtig, Edelvrouwe. Zelfs de vogeltjes brengen hier verslag uit aan Thesan.’
Ik staarde fronsend naar de gekooide vogels in de kamer, die allemaal zwegen in Azriels beschaduwde aanwezigheid.
Ik heb schilden rond ze aangebracht, liet Rhys me via de band weten.
‘Hoe lang heeft die affaire geduurd?’ vroeg ik. Die gereserveerde vrouw… ik kon het me haast niet voorstellen.
Helion snoof. ‘Is dat nou een fatsoenlijke vraag voor een Edelvrouwe?’
Maar afgaand op de manier waarop hij dit zei, waarop hij lachte…
Ik zei niets en liet in plaats daarvan de stilte spreken om hem aan te sporen.
Helion haalde zijn schouders op. ‘Tientallen jaren, met de nodige onderbrekingen. Totdat Beron erachter kwam. Er wordt wel gezegd dat de Vrouwe tot op dat moment vrolijk en goedlachs was. Maar nadat Beron haar had aangepakt… Nou ja, je hebt haar zelf gezien.’
‘Wat heeft hij met haar gedaan?’
‘Hetzelfde wat hij nu nog steeds doet.’ Helion zwaaide met zijn hand door de lucht. ‘Hij kleineert haar en veroorzaakt kneuzingen op plekken die alleen hij te zien krijgt.’
Ik knarsetandde. ‘Als jij haar minnaar was, waarom heb je daar dan geen eind aan gemaakt?’
Dat had ik beter niet kunnen zeggen. Dat had ik echt beter niet kunnen zeggen, afgaand op de diepe woede die over Helions gezicht trok. ‘Beron is een Edelheer en zij is zijn vrouw, de moeder van zijn kinderschare. Het was haar eigen keus om te blijven. Haar eigen keus. Je zult er nog wel achter komen, Edelvrouwe, dat situaties zoals die van jouzelf vanwege de protocollen en regels meestal niet zo goed aflopen voor degenen die zich ermee bemoeien.’
Ik liet me niet intimideren, verontschuldigde me niet. ‘Je hebt vandaag amper naar haar gekeken.’
‘We hadden belangrijkere zaken aan ons hoofd.’
‘Heeft Beron jou er nooit op aangesproken?’
‘Als hij dat openlijk deed, zou hij daarmee toegeven dat zijn éígendom hem belachelijk heeft gemaakt. Daarom bekvechten we eeuwen later nog steeds.’
Ik betwijfelde eerlijk gezegd of Helion het onder zijn kwajongensachtige charme en eerbiedigheid echt als bekvechten zag. Maar als het echt eeuwen geleden al was afgekapt en ze hem nooit meer had gezien, als ze zich echt zo schandalig liet behandelen door Beron…
Ik weet niet wat je zojuist hebt ontdekt, maar kijk alsjeblieft niet zo geschokt, zei Rhys.
Ik glimlachte geforceerd. ‘De Edelheren houden blijkbaar wel van een beetje melodrama op zijn tijd.’
Helions glimlach reikte niet tot zijn ogen. Rhys vroeg echter: ‘Ben je in jouw bibliotheken ooit iets tegengekomen over het repareren van de muur?’
Helion beantwoordde de vraag met een paar wedervragen: waarom wilden we dat weten, wat was Hybern van plan met de Ketel… en Rhys beantwoordde ze vlot en nonchalant.
Tijdens het gesprek zei ik via onze band: Helion is Luciens vader.
Rhys zweeg even. Toen zei hij: Alle helse vuren bij elkaar.
Zijn schok schoot als een vallende ster tussen ons heen en weer.
Ik liet mijn blik door de kamer glijden en luisterde maar met een half oor naar Helions overpeinzingen over de muur en hoe deze kon worden hersteld, maar na een tijdje waagde ik een onderzoekende blik op de Edelheer. Kijk maar eens goed naar hem. De neus is hetzelfde en de glimlach ook. De stem. En Luciens huid is ook donkerder dan die van zijn broers. Goudbruin naast hun bleke huid.
Dat zou ook verklaren waarom zijn vader en broers hem zo verafschuwen, en waarom ze hem zijn hele leven hebben gekweld.
Mijn hart kromp in elkaar. En ook waarom Eris hem niet dood wilde hebben. Hij vormde geen bedreiging voor Eris’ macht of zijn troon. Ik slikte iets weg. Helion heeft totaal niets in de gaten, hè?
Zo te zien niet.
De lievelingszoon van de Vrouwe van het Herfsthof – en niet alleen vanwege zijn goedheid. Ook omdat hij het kind was dat ze dolgraag had willen hebben… met de man die ze zonder enige twijfel liefhad.
Toen Beron achter de affaire kwam, was ze natuurlijk zwanger van Lucien.
Waarschijnlijk had hij een sterk vermoeden, maar hij kon het niet bewijzen – niet als ze ook het bed met hem deelde. Rhys’ walging smaakte wrang in mijn mond. Ik weet zeker dat Beron heeft overwogen om haar te doden vanwege haar verraad en zelfs later nog. Toen Lucien voor zijn eigen zoon bleek te kunnen doorgaan – net voldoende om twijfel te zaaien over de vraag wie de biologische vader was van zijn zoon.
Ik probeerde alles te verwerken. Lucien was dus niet de zoon van Beron, maar van Helion. Maar zijn kracht is vuur. Ze overwogen zelfs dat Berons titel op hem zou kunnen overgaan.
De familie van zijn moeder is sterk; daarom wilde Beron een bruid uit hun bloedlijn. Die gave zou van haar afkomstig kunnen zijn.
Is deze mogelijkheid nooit eerder bij je opgekomen?
Nee, echt nooit. Ik schaam me diep dat ik er zelfs nooit bij heb stilgestaan.
Verandert er daardoor iets?
Niets. Uiteindelijk helemaal niets. Afgezien van het feit dat Luciens wel eens Helions enige erfgenaam zou kunnen zijn.
En dat… had totaal geen invloed op deze oorlog. Al helemaal niet nu Lucien op het continent op jacht was naar de vervloekte koningin. Een vogel van vlammen… en een heer van vuur. Ik was benieuwd of ze elkaar al hadden gevonden.
In de hal achter ons ging een deur open en weer dicht, en ik zette me schrap toen Nesta binnenkwam. Helion staakte zijn overpeinzingen over de muur om haar zorgvuldig op te nemen, zoals hij eerder ook had gedaan.
Spreuk-Splijter. Dat was zijn titel.
Zij bekeek hem met haar gebruikelijke minachting.
Helion boog echter net zo diep voor haar als hij voor mij had gedaan, ook al lag er zo’n sensueel lachje om zijn mond dat zelfs mijn hart er wat sneller van ging kloppen. Geen wonder dat de Vrouwe van het Herfsthof geen schijn van kans had gehad. ‘Volgens mij zijn wij nog niet officieel aan elkaar voorgesteld,’ merkte hij overdreven vriendelijk op tegen Nesta. ‘Ik ben…’
‘Dat kan me niet schelen,’ zei Nesta met een wegwerpgebaar van haar hand en ze beende pardoes langs hem heen tot ze naast mij stond. ‘Ik moet je spreken,’ zei ze. ‘Nu meteen.’
Cassian beet op zijn knokkel om niet keihard te lachen bij het zien van de verbijsterde, diep geschokte uitdrukking op Helions gezicht. Het kwam zeker niet vaak voor dat iemand, ongeacht zijn of haar sekse, hem zo onverbiddelijk afwees. Ik wierp de Edelheer een enigszins verontschuldigende blik toe en nam mijn zus mee de kamer uit.
‘Wat is er?’ vroeg ik toen Nesta en ik in haar slaapkamer stonden, die was ingericht met roze zijde en goud, met hier en daar een ivoorkleurig accent. Vergeleken met deze weelderige omgeving waren onze huizen maar armetierig bedeeld.
‘We moeten hier weg,’ zei Nesta. ‘Nu meteen.’
Al mijn zintuigen waren onmiddellijk alert. ‘Waarom?’
‘Er is iets niet goed. Er is iets wat heel fout aanvoelt.’
Ik keek haar nadenkend aan. Achter haar omlijstte de helderblauwe lucht de ramen. ‘Dan zouden Rhys en de anderen dat ook moeten voelen. Waarschijnlijk voel je alleen maar alle krachten die hier aanwezig zijn.’
‘Er zit iets niet goed,’ hield Nesta vol.
‘Ik twijfel er echt niet aan dat jij dat zo voelt, maar… Als niemand van de anderen het voelt…’
‘Ik ben anders dan de anderen.’ In haar hals trilde een spiertje. ‘We moeten onmiddellijk vertrekken.’
‘Ik kan jou wel terugsturen naar Velaris, maar wij moeten hier een aantal zaken bespreken…’
‘Dan kan me niet schelen, ik…’
De deur ging open en Cassian kwam met een ernstig gezicht naar binnen. De aanblik van zijn vleugels en zijn Illyriaanse wapenuitrusting in deze luxueuze, roze getinte kamer nestelde zich in mijn hoofd, waar het schilderij meteen vorm begon te krijgen. Hij vroeg: ‘Wat is er aan de hand?’
Hij nam haar van top tot teen op. Alsof er verder niets of niemand was, hier of op de rest van de wereld.
Ik zei: ‘Ze heeft het gevoel dat er iets niet goed zit en zegt dat we nu meteen moeten vertrekken.’
Ik verwachtte een afwijzende reactie, maar Cassian staarde haar met een schuin hoofd aan. ‘Wat voelt er dan precies niet goed?’
Nesta verstijfde en dacht met samengeperste lippen na over zijn vraag. ‘Ik voel een soort… verlammende angst. Het gevoel dat ik… dat ik iets ben vergeten en me niet meer kan herinneren wat het is.’
Cassian keek haar nog even aan. ‘Ik zal het tegen Rhys zeggen.’
En dat deed hij ook.
In een mum van tijd waren Rhys, Cassian en Azriel verdwenen, Mor en Helion in een waakzame stilte achterlatend. Ik bleef bij Nesta wachten. Vijf minuten. Tien minuten. Een kwartier.
Een halfuur later keerden ze hoofdschuddend terug. Ze hadden niets gevonden.
Niet in het paleis, niet op het gebied eromheen, niet in de lucht erboven of de grond eronder. Kilometers in de omtrek was er niets te vinden. Helemaal niets. Rhys had zelfs navraag gedaan bij Amren, maar ook in Velaris was niets aan de hand en Elain was gelukkig veilig en wel.
Niemand van hen was echter zo dom om te opperen dat Nesta het wellicht had verzonnen. Niet nu die bovenaardse kracht door haar aderen stroomde. Of dat die verlammende angst misschien een overblijfsel was van haar verblijf in Hybern. Net als de overweldigende paniek waarmee ik had geworsteld en die me ’s nachts soms nog steeds besloop.
We bleven dus. We aten in onze privé-eetkamer, waar Helion zich bij ons voegde. Tarquin en Thesan lieten zich niet zien, en Tamlin al helemaal niet.
Halverwege de maaltijd verschenen Kallias en Viviane, en Mor gooide Cassian van zijn stoel om plaats te maken voor haar vriendin. Ze kletsten en roddelden aan één stuk door, maar Mor wierp wel regelmatig een blik op Helion.
En de Edelheer van Dag keek ook telkens naar haar.
Azriel zei vrijwel niets en de schaduwen zaten nog steeds op zijn schouders. Mor keek nauwelijks zijn kant uit.
We bleven urenlang eten en drinken, tot diep in de nacht. En hoewel Rhys en Kallias gespannen en behoedzaam met elkaar omgingen, praatten ze aan het eind van de maaltijd in elk geval wel met elkaar.
Nesta was de eerste die van tafel opstond, nog steeds alert en onrustig. De anderen controleerden het terrein nog een laatste keer voordat we tussen de zijden lakens op onze donzige bedden kropen.
Geruime tijd nadat Viviane en Kallias naar hun suite waren teruggegaan, lieten Rhys en ik Mor en Helion alleen, die knie aan knie op de kussens in de woonkamer met elkaar zaten te praten. Ik had geen flauw idee waar Azriel naartoe was gegaan. Of Cassian.
Toen ik terugkwam uit de ivoor- en goudkleurige badkamer waar ik me had opgefrist, zweefden Helions bassende gemompel en Mors zwoele lach langs onze deur door de gang, en vervolgens ging haar slaapkamerdeur open en weer dicht…
Rhysand stond met strak opgevouwen vleugels door de ramen van onze slaapkamer naar de sterren te turen die hier op een of andere manier gedempter en kleiner leken.
‘Waarom?’
Hij wist wat ik bedoelde.
‘Mor is bang. Wat Azriel vandaag deed, heeft haar de stuipen op het lijf gejaagd.’
‘Zijn gewelddadige gedrag?’
‘Het gewelddadige gedrag als gevolg van wat hij voelt, zijn schuldgevoel over onze deal met Eris en datgene wat ze geen van beiden onder ogen willen zien.’
‘Vind je niet dat het nu wel lang genoeg heeft geduurd? En dat met Helion het bed in duiken waarschijnlijk het allerergste is wat ze kan doen?’
Ik twijfelde er echter geen seconde aan dat Helion net zo veel behoefte had aan afleiding als Mor. Om even niet te hoeven denken aan degenen die ze liefhadden, maar niet konden krijgen.
‘Mor en Azriel hebben door de eeuwen heen allebei liefdespartners gehad,’ zei hij met zacht ruisende vleugels. ‘Het enige verschil hier is dat ze zo dicht bij elkaar zijn.’
‘Dat klinkt alsof jij het allemaal wel prima vindt zo.’
Rhys wierp over zijn schouder een blik naar mij. Ik stond bij het voeteneinde van het enorme ivoorkleurige bed dat een houten hoofdeinde had waarin elkaar overlappende waterlelies waren gesneden. ‘Het is hun leven, hun relatie. Ze hebben allebei volop kansen gehad om te bekennen wat ze voor elkaar voelen. Toch hebben ze dat niet gedaan. Met name Mor. Ik neem aan dat zij daar zo haar redenen voor heeft. Het wordt er heus niet beter op als ik me ermee ga bemoeien.’
‘Maar hij houdt van haar. Hoe kan hij dan toekijken zonder iets te doen?’
‘Hij denkt dat ze zonder hem gelukkiger is.’ Zijn ogen glansden bij de herinnering aan zijn eigen keus om toe te kijken zonder iets te doen. ‘Hij gelooft dat hij haar niet waard is.’
‘Dat is dan zeker een typisch Illyrisch trekje.’
Rhys snoof laatdunkend en draaide zich om om weer naar de sterren te kijken. Ik ging naast hem staan en sloeg mijn armen rond zijn middel. Hij klemde een arm om mijn schouder en ik legde mijn hoofd tegen het zachte plekje waar zijn schouder overging in zijn borst. Even later vouwde zijn vleugel zich eveneens om me heen en werd ik gehuld in zijn beschaduwde warmte. ‘Er komt een dag dat Azriel moet beslissen of hij voor haar wil vechten of haar zal loslaten. Maar dat zal niet zijn omdat een andere man haar beledigt of met haar naar bed gaat.’
‘En Cassian? Hij is hierbij betrokken en maakt dit onzinnige gedrag mogelijk.’
Een wrang glimlachje. ‘Cassian zal zelf ook een aantal beslissingen moeten nemen. En al snel ook, vermoed ik.’
‘Zijn Nesta en hij…?’
‘Dat weet ik niet. Dat is soms moeilijk vast te stellen totdat het metgezelverbond op zijn plek valt.’ Rhys slikte even en tuurde naar de sterren. Ik wachtte rustig af. ‘Tamlin houdt nog steeds van je.’
‘Dat weet ik.’
‘Dat was een akelige ontmoeting.’
‘De hele bijeenkomst was akelig,’ zei ik. Wat Beron en Tamlin hadden gezegd over Amarantha, wat Rhys had moeten onthullen… ‘Hoe voel jij je nu?’ Ik herinnerde me nog heel goed hoe klam de hand was geweest die hij op die van mij had gelegd toen hij vertelde wat Amarantha had gedaan.
Hij streelde met een duim van mijn schouder naar mijn bovenarm. ‘Het was niet… gemakkelijk.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ik was bang dat ik de hele vloer onder zou spugen.’
Ik drukte hem nog iets steviger tegen me aan. ‘Ik vind het heel erg dat je al die dingen moest vertellen, dat je… Ik vind het allemaal heel erg, Rhys.’ Ik ademde zijn geur diep in. Ontsnapt. We waren ontsnapt. ‘En ik weet dat het waarschijnlijk niet belangrijk is, maar… ik ben trots op je. Omdat je zo moedig was om het hun te vertellen.’
‘Dat is wel degelijk belangrijk,’ zei hij zacht. ‘Dat je zo over me denkt, over vandaag.’ Hij kuste mijn slaap en er trok een warm gevoel langs de band. ‘Voor mij betekent dat…’ Zijn vleugel kroop nog wat strakker om me heen. ‘Woorden schieten tekort om te beschrijven wat het voor mij betekent.’ Maar door de liefde, de vreugde en het licht die langs de band gleden… begreep ik hem.
Hij keek me aan. ‘En jij… hoe voel jij je?’
Ik drukte mijn hoofd tegen zijn borst. ‘Ik voel me vooral… moe. Bedroefd. Verdrietig omdat het zo vreselijk was. Maar ook… ook woedend om alles wat mijn zussen en mij is aangedaan. Ik…’ Ik ademde langzaam uit. ‘Toen ik terug was in het Lentehof…’ Ik slikte iets weg. ‘…heb ik naar hun vleugels gezocht.’
Rhys bleef doodstil staan. Ik pakte zijn hand en kneep er heel hard in, en hij vroeg met een stem die amper meer was dan een ademtocht: ‘Heb je ze gevonden?’
Ik schudde mijn hoofd, maar voordat de trieste uitdrukking op zijn gezicht zich kon verdiepen, zei ik snel: ‘Ik ben te weten gekomen dat hij ze lang geleden al heeft verbrand.’
Rhys zweeg een tijdlang en staarde weer naar de sterren. ‘Dank je wel dat je eraan hebt gedacht, dat je het risico hebt genomen om ze te gaan zoeken.’ De enige aanwijzing, de enige overblijfselen, van zijn moeder en zus. ‘Ik wist niet… Ik ben blij dat hij ze heeft verbrand,’ bekende Rhys. ‘Ik heb heel veel redenen om hem te vermoorden en toch…’ Hij wreef over zijn borst. ‘Ik ben blij dat hij ze in elk geval die rust heeft gegund.’
Ik knikte. ‘Dat begrijp ik.’ Ik streelde met een duim over de rug van zijn hand. En in die rauwe, schurende stilte biechtte ik eerlijk op: ‘Het voelt raar aan om een kamer en een bed met jou te delen in hetzelfde huis waar hij ook is.’
‘Dat kan ik me best voorstellen.’
Want ergens in dat paleis lag Tamlin in een bed, zich er terdege van bewust dat ik op het punt stond om samen met Rhysand in dit bed te stappen. Het verleden gromde sputterend en ik fluisterde: ‘Ik denk niet dat ik… dat ik hier seks met jou kan hebben. Niet nu hij zo dichtbij is.’ Rhys zei niets. ‘Het spijt me als dat…’
‘Je hoeft je daar niet voor te verontschuldigen. Nooit.’
Ik keek op en zag dat hij naar me keek, niet boos of gefrustreerd, maar… treurig. Begripvol. ‘Maar ik wil wel samen met jou in dit bed liggen,’ ging ik zacht verder. ‘Ik wil dat je me vasthoudt.’
In zijn ogen kwamen sterren tot leven. ‘Dat wil ik altijd,’ beloofde hij me. Hij kuste me op mijn voorhoofd en zijn vleugels vouwden zich helemaal om me heen. ‘Altijd.’